N\ 5646. A0. 1878. Zaterdag 13 Juli. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven- PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden.1.10. Franco per posta 1.40. Afzonderlykc Nommers0.G5. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 18 regel»1.05. Iedere regel meer0.17$. Grootere letters naar plaatsruimte. LEIDEN, 13 Juli. Voor liet nationaal huldeblijk, prins Hen drik aan te bieden bij gelegenheid van zijn aan staand huwelijk met prinses Maria van Pruisen, is bij de commissie hier ter stede ingekomen een som van 546.87'/j. Gedurende de maanden April, Mei en Juni zijn aan het postkantoor alhier bezorgd de volgende brieven, bestemd voor het buitenland, die wegens onbekendheid der geadresseerden niet besteld konden worden Noord-AmerikaJ. Verschuiling, PatersonN. P. Gilman, Boston. België: Mej. G. Schieke, Brussel. Dnitschland: A. Siemroth, Bohlen; mej. K. Gripekouen, Keulen; P. Jjinnenbank, Ossen- feldVan den Boogart, Brisi, Pensburg. Enge land: H. A. Purdie, Cambridge; L. Bell, L. Jak- sonis, Londen. Over EngelandW. T. Duchattel, Serpon Estdale (Honduras). Frankrijk: Ch. Burtin, Herbaux Tibeauts, Parijs; Hortence Deville, Pau Italië: M. Van den Broek, Turin. Zwitserland: J. J. Van Vollenhoven, Glarus. De commissie van financiën, in wier handen werd gesteld ten fine van bericht en raad de rekening van de stedelijke gasfabriek over 1877, heeft daarop geeue bemerking en stelt voor die goed te keuren als: 1° van de exploitatie-rekening in ontvangst tot eene som van 217,572.11>/2, in uitgaaf tot eene som van 202,058.49'/2, en alzoo sluitende met een voordeelig saldo van 15,513.62; 2° van het uitbreidings-en vernieu wingsfonds in ontvangst ten bedrage van 23,948.95, in uitgaaf ten bedrage van ƒ22,143.80, sluitende met een voordeelig saldo van/1805.15. Wat betreft het over dat jaar verkregen overschot of batig saldo ten bedrage van ƒ52,056.23l/1 zal die som geheel moeten worden gestort in de ge meentekas en daarvan geen gelden voor aankoop van iuschrijving worden bestemd, vermits bij de behandeling der gemeentebegrooting voor 1877 besloten is, de uit de overwinst der gasfabriek aangewezen gelden niet voor kapitaalbelegging aan te wenden, maar die belegging voor het jaar 1877 te schorsen. Burg. en Weths. zijn door de Gedeputeerde Staten uitgenoodigd het gevoelen van den gemeen teraad in te winnen aangaande de vaststelling van de jaarwedde van den commissaris van politie alhier op 2600. In de begeleidende missive wordt medegedeeld dat de minister van justitie, de voorzitter vau de Gedeputeerde Staten en die van het dag. bestuur van oordeel zijn dat eene bezoldiging van 2200 voor den commissaris van politie alhier te gering is, maar dat eene jaarwedde van 2600 in overeenstemming is met de aan dien titularis opgedragen werkzaamheden. De opmerking dat deze zienswijze ook door den voorzitter van ons collegge, zeggen B. en Ws., zou worden gedeeld, is niet geheel juist. Immers zoowel uit de behandeling in den Raad van het voorstel tot reorganisatie, als uit den in de lees kamer ter inzage van de leden neergelegden brief van onzen voorzitter aan den commissaris des Konings van 19 Juni jl. blijkt duidelijk dat thans eene jaarwedde van 2200 door hem voldoende wordt geacht, doch dat het wenschelijk wordt geoor deeld dat die jaarwedde later tot 2600 wordt ver- hoogd. Met het in dien zin door onzen voorzitter als hoofd der politie in ons college aanhangig ge- maakt voorstel hebben wij ons geheel kunnen vereenigen en ook na kennisneming van het schrij- 1 ven van de Gedeputeerde Staten kunnen wij geen termen vinden om van ons oorspronkelijk voorstel aan uwe vergadering ingediend en overgenomen, af te wijken. Wij achten het niet wenschelijk dat op dit oogenblik aan den tegenwoordigen tweeden commissaris eene meerdere traktements-verhooging dan van f 600 worde toegekend, ons voorbehou dende eene verhooging tot een bedrag van ƒ2600 binnen eenigen tijd bevorderlijk te zijn. Men verlieze hierbij niet uit het oog dat aan de gemeente door de toezegging van een wachtgeld van 1200 aan den eersten commissaris van politie eene niet on aanzienlijke jaarlijksche uitgave wordt opgelegd, een toestand die zooverre ons bekend is in geene andere gemeente wordt aangetroffen. Burg. en Ws. stellen daarom voor aan de Gedeputeerde Staten te kennen te geven dat op dit oogenblik eene jaarwedde van 2200 voor den commissaris van politie alhier voldoende wordt geacht. De Staatscourant bevat het verslag over het rijks-ethnographisch museum over het afgeloopen dienstjaar 1877, uitgebracht door den waarnemenden directeur den heer C. Leemans, directeur van het rijks-museum van oudheden alhier. Het volgende is er aan ontleendDoor aankoop van een westelijk aan het gebouw belendend pand, is eenigermate voorzien in de steeds meer en meer knellende behoefte aan meerdere ruimte; de nieuwe woning is zonder veel moeite in hare drie verdiepingen met het hoofdgebouw in onmiddellijke gemeenschap gebracht, grootendeels van kasten voorzien, en zal in het loopende jaar de nog noodige kasten en lessenaars erlangen. De verlichting is in een tweetal zalen van het hoofdgebouw zeer gebrekkig of liever geheel onvoldoende. Een middel tot verbetering in dit opzicht is nog niet gevonden. Er werd be sloten de beide groote afdeelingen van het hoofd gebouw elk van een calorifère naar een nieuw stelsel te voorzien, welker pijpen door de beide bovenverdiepingen doorloopen. In het nieuwe pand zijn overal, waar het uoodig is, schoorsteenen aanwezig en kan dus op de gewone wijze voor verwarming en droge lucht worden gezorgd. Het is gebleken dat de voorgevel zich niet door stevigen bouw kenmerkt. Ook in dit opzicht be schouwd is het te wenschen dat de „tijdelijke" bestemming niet lang voortdure, maar door een opzettelijk voor het doel ontworpen en ingericht gebouw een voldoende toestand in het leven worde geroepen. De toestand van de verzameling en het archief is, wat den ongerepten staat der voorwer pen betreft, voldoende. Tot herstelling van de be schadigingen, die de voorwerpen, vóórdat zij in het museum aankwamen, ondergaan hadden, kon nog slechts zeer weinig geschiedenlater hebben zich geene ongunstige verschijnselen vertoond. De voortgang van bederf door schadelijke insecten teweeggebracht, is gestuit. Met het vervaardi gen van eene nieuwe beschrijvende lijst van de afdeeling „Japau en onderhoorigheden" is door den conservator een aanvang gemaakt. Een stel selmatig ingerichte en omschrijvende naamlijst van de overige afdeelingen van het museum is bewerkt en, tot op de aanwinsten van de laatste twee jaren na, zooveel mogelijk in- en aangevuld; maar de indeeling is slechts op papier geschied. Zoodra echter de kasten in het nieuwe lokaal geheel voltooid zijn en in gebruik genomen kunnen worden, zal de bedoelde lijst of beredeneerde beschrijving geregeld onderhanden genomen en voortgezet worden. Het archief is geregeld bijgehouden, in goede orde en voldoenden toestandhet bevindt zich, voor zoover de aanwezigheid der stukken niet in het ethno- graphiscb museum zelf tijdelijk gevorderd wordt, in het gebouw van het rijks-museum van oudhe den, onder bewaring van den directeur. Door de aanstelling van een conservator, mr. L. Serrurier, is aan eene lang bestaande en erkende behoefte, vooral bij de afdeeling Japan en onderhoorigheden, op een verblijdende wijze voldaan. Het overige personeel, custos en op zichter, geeft geene aanleiding tot klachten. Aankoopen zijn o. a. geschied vanzes en zes tig voorwerpen uit Japan, China en den Neder- landsch Indischen Archipel, overgenomen van den custos A. Hakbijl, aan wiens tot dusverre eenigs- zins oogluikend toegelaten eigen handel in zooge naamde zeldzaamheden, oud porselein enz. voor goed en onvoorwaardelijk een einde kwamdrie Chineesche voorwerpen, overgenomen van den heer J. W. Timmermans te Leiden. Yan den scheeps- gezagvoerder den heer H. J. Yan Nouhuis werd een grafsteen met opschrift uit Atjeh ontvangen. Als geschenk moet vooral vermeld worden eene rijke en belangrijke verzameling van 113 voor werpen uit Nieuw-Guinea, uit verschillende ge deelten van dat groote eiland en eenige der kleinere aanhoorigheden bijeengebracht door den heer P. Swaan, kapitein-luitenant ter zee. Die verzame ling, door den heer Swaan aan de regeering voor het rijks-ethnographisch museum ten geschenke afgestaan, had eene te hoogere waarde, daar zij vergezeld ging van eene nauwkeurige omschrij vende lijst, en dewijl een zeer aanzienlijk aantal voorwerpen uit streken afkomstig zijn, van waar tot. nog toe geene bijdragen in de overigens reeds zeer rijke afdeeling van Nieuw-Guinea in het museum aanwezig waren; vele of geheel en al ontbraken, óf gelijksoortig en overeenkomende met de vroeger reerls verkregene, toch een eenigszins gewijzigd karakter dragen. In vergelijking met de laatst voorafgaande jaren, mag de oogst rijk ge noemd worden, en geven de aanwinsten overvloedige redenen van tevredenheid en dankbare erkenning van welwillende en belanglooze medewerking. Verliezen zijn gelukkig niet te vermelden. Ten slotte stelt de heer Leemans o. a. als maat regelen in het belang van het museum wenschelijk geacht voor: Het stichten van een opzettelijk voor zijne bestemming ontworpen en ingericht, ruim, veilig gebouw, afgescheiden door een behoorlijken afstand van andere gebouwen, en dus gewaarborgd tegen de gevaren van brand, die van belendingen het gevolg kunnen zijn; verder: zoolang op het verkrijgen van zulk een gebouw geen uitzicht be staat, aankoop van belendende woningen en hunne vereeniging met het museum tot het erlangen van de noodige ruimte ook tot plaatsing van de ethno- logische voorwerpen, thans in eene andere rijks verzameling nog bewaard, maar die ontegenzeg lijk in één rijks-ethnographisch museum vereenigd moeten worden, wil men een goed degelijk geheel hebben. Thans zouden de in Leiden beschikbare lokalen van het museum voor dat doel nog volstrekt geene gelegenheid kunnen aanbieden. Evenmin kan dit het geval zijn met betrekking tot een behoorlijk lokaal voor het geven van openbare lessen in de land- en volkenkunde van onze Neder- landsche bezittingen. Yoor zulke lessen is de on middellijke nabijheid en het daardoor mogelijk ge maakt gebruik der voorwerpen tot toelichting, een eerste vereischte. De uitslag van den derden dag der examens van leerling-apotheker is als volgt: geëxamineerd 6 dames; toegelaten allen, te weten: mej. P. Yan der Hulst, C. L. Rompelman, J. II. C. Aukes en A. C. Van der Pluym, geb. te AmsterdamJ. C. Keyser, geb. te Tessel, en H. De Holl, geb. te Hoogeveen. De heeren J. L. Van Wermeskerken en L. P. Karol de Fouw, beiden van Amsterdam, hebben

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1878 | | pagina 1