N°. 5540. A°. 1878. Donderdag 7 fêaart. Dese Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon-, en Feestdagen, uitgegeven. ftf 1.05. nr,0.17*. Na deu oorlog. AGBLAD. PEIJS DEZER COUEANT: Foor Leiden per 3 maanden1.10. 11 Franco per post1.40. Afzonderlijke A'ommers0.02. PRIJS DEB ADYERTE ATIEN Van 16 regels Iedere regel meer Grootere letters naar plaatsruimte. Eindelijk de vrede is gesloten, een mare, te Petersburg met feestelijk gejuich, te Koustan- tiuopel met somberen ernst vernomen, door geheel Europa met welgevallen begroet. Immers, bij de gunstige ontvangst die aan de gewichtige tijding zoowel te Londen als te Weeuen ten deel viel, mag men vertrouwen, dat zelfs ondanks een mo gelijke conferentie het gevaar voor uitbreiding van den oorlog thans voorgoed is geweken, dat de arsenalen weer gesloten, de belangen van handel en nijverheid weer ongestoord ter baud genomen kunnen worden, al ontveinst men zich niet, dat in den eersten tijd zich nog wel dat malaise zal doen gevoelen dat na het eindigen vau een oorlog steeds onvermijdelijk schijnt te zijn. Alles zal, behoudens de wijzigingen, in het gebied van sommige staten teweeggebracht, dus weder tot den vorigen toestand terugkeeren, en wij Nederlanders en in het algemeen alle volken, die niet rechtstreeks bij den oorlog betrokken waren, zijn precies dezelfden gebleven van vroeger. Niet volkomen, en in ons eigen belang zou heb niet te weuschen zijn, dat wij ons dit diets trachtten te maken. Thans, na het eindigen van den kamp in het Oosten, is het tijd, dat wij ons op grond van hetgeen wij daar zagen gebeuren, rekenschap geven van betgeen daaruit voor ons te ieeren valt. En die les is samen te vatten in deze weinige woorden: laat ons niet langer geloof slaan aan den invloed der vredebonden. Zoo ooit, dan is er bij den oorlog in het Oosten voor de vredebonders tijd en gelegenheid in over vloed geweest om hunne stem te doen hooren. Wel hebben zij dat dan ook niet geheel verzuimd, maai de pogingen, in enkele landen, met name Erankrijk, aangewend om, zoo mogelijk, den bloedigen strijd te voorkomen, werkten zoo weinig uit, neen misten zoo volslagen haar doel, dat zij spoedig werden opgegeven en nauwelijks de aandacht trokken. Eu dat zij nagenoeg geheel onopgemerkt bleven, valt toch te bejammeren; immers, in bet tegen overgestelde geval zou hare machteloosheid des te duidelijker aau het licht zijn gekomen en zouden wij des te langer verschoond blijven van bet ge roep van vredevredeals.de oorlog voorbij is. Zie, van dien mosterd na den maaltijd zouden wij liefst niet meer gediend zijn, omdat het toe dienen daarvan wel ietwat beeft van spotten met do ellende van zoovelen als geleden hebben onder den geesel des krijgs. Niet dat wij het streven der vredebonders afkeurenverre vandaardoch het wordt meer dan tijd dat die heeren zeiven erkennen, dat langs den tot dusver ingeslagen weg hun doel nimmer zal worden bereikt. Vooral hier treedt de bittere ironie met zoo schrille kleuren aan het licht, waar oorlog werd gevoerd onder de zoo valsche leuze van bestrij ding van het barbarisme, en dat ofschoon schier elke bladzijde van het gedenkboek des oorlogs getuigt van gruwelen, zooals gelukkig geen strijd in westelijk Europa ze meer zou kunnen opleve ren; bittere ironie wij herhalen bet waar Groot-Britannië, het land van het vredebond bij uitnemendheid, zelf dagen, ja weken lang weifelde of het al dan niet zijn zwaard in de schaal zou werpen, een weifeling, waarbij waarlijk geen vrede- bonds-consideratiën haar overwicht deden gelden, maar eenig en alleen de overweging, dat dit zwaard wel wat heel kort kou blijken te zijn, indien daar naast niet nog andere zwaarden werden ontbloot; bittere ironie nogmaals, waar het eeu strijd gold, waarin niet slechts aan de stem der vredebonders geen gehoor werd gegeven, maar waarin zelfs de bepalingen der eenmaal gesloten Genèver over eenkomst lang niet altijd even stipt werden na gekomen. Om de juiste middelen te vinden tot voorko ming van den oorlog dient men te beginnen met in te zien, dat de tot dusver gebezigde de ware niet zijn. Dat zal althans een schrede voorwaarts wezen op den weg, die ons kan behoeden voor de zelfverblinding, waaraan wij tot dusver leden door te gelooveu aan de houdbaarheid vau de theorie van het vredebond. LEIKEX, O Maart. Door Z. Exc. deu minister van oorlog zijn onlangs aau het Hoofd vau het gemeentebestuur alhier ter uitreiking toegezonden eenige eereteeke- nen, ingesteld bij Zr. Ms. besluit van 8 September jl., n°. 30 (Staatsblad n<>. 179), voor personen die zich in den tiendaagschen veldtocht wegens hun dapper gedrag eene eervolle vermelding ver worven hadden. In de afgeloopen week zijn die eereteekenen, bestemd voor de volgende oud-mili tairen, alsA. Roovers, gepensiouneerd wachtmees ter der rijdende artillerie, thans beambte aan de stedelijke gasfabriek; K. Janssen, gepensiouneerd sergeant der mariniers, thans verpleegde in bet invalidenhuisL H. Meiss, gepensiouneerd majoor van bet Nederlandsch-Indische leger; D. A.Hen driks, gepensiouneerd 1ste luitenant der artillerie, en Jhr. W. J. C. Rammelman Elsevier, eervol ontslagen 1ste luitenant der infanterie, thans archi varis dezer stad, aan wien twee eervolle vermeldin gen te beurt vielen, ten raadhuize door den bur gemeester aan de belanghebbenden uitgereikt. Door wijlen den heer Daniel Hooydonk is, naar wij vernemen, aan de Nederduitscb Hervormde diaconie-armen-alhier de som van f 500, vrij van successierechten, gelegateerd. Maandag 18 dezer zal in de Kweekschool voor Zeevaart alhier eene keuring plaats hebben van knapen, die eene verbintenis in 's rijks zee dienst wenschen aan te gaan. Bij de d.d. schutterij te Katwijk aau Zee is benoemd tot 3den luitenant de heer J. Varkevisser. Naar men verneemt heeft de heer C. H. Van Ankum, apotheker te Groningen, bedankt voor liet bem aangeboden professoraat in de phar- macie aan de universiteit aldaar. Dadelijk na de benoeming van prof. Hilger, te Erlangen, tot hoogleeraar aan de Amsterdamsche universiteit, zijn zoowel door de Beiersche regee ring als door het bestuur der Beiersche hoogeschool pogingen aangewend om hem voor deze te behouden. Naar men verneemt, zijn deze pogingen geslaagd en heeft prof. Hilger voor zijne benoeming te Am sterdam bedankt. In het jongste nommer van de „Saturday Review" komt een artikel voor over Vosmaer's „Londinias". Na Hooft en Vondel, Breerö en Starter zoo wordt in dit opstel gezegd ging Nederlands poëzie aan 't kwijnen ouder Cats' invloed; gedurende de achttiende eeuw stelde Holland zich tevreden met poëzie van den koudeu grond en Bilderdijk bracht baar opnieuw in slavernij. Thans evenwel is een nieuwe geest vaardig geworden over Holland en begint het voor den tweeden keer een eigen poëzie te bezitten. Potgieter was de leider dier beweging en onder diens opvolgers wor den in dc eerste plaats genoemd Douwes Dekker en mr. C. Vosmaer. De laatste wordt vergeleken met Mathew, wat betreft zijn beoefening der oud heidkunde, zijn poëtischen vorm en zijn theolo gische richting. Zijne „Londinias" worden zeer geprezenvan het geheele gedicht wordt de gang vermeld en enkele gedeelten zelfs vertaald. De humor daalt nimmer tot boert en groote kunst wordt getoond door de behendige inlassching van gedeelten, die zuiver fraai zijn, in een geheel, dat eene vermakelijke of satirische strekking heeft. Natuurlijk wordt de versificatie niet vergeten. Het doet den Engelschman kennelijk goed, dat Vosmaer den in zijn land zoo geliefden hexameter zóó ge lukkig behandelt. Aan de Tweede Kamer zijn ingediend wets ontwerpen, als1°. Om den termijn voor de her ziening van den aanslag der beetwortelsuikerfabri- kanten opnieuw te verlengen met één jaar. 3°. Houdende nadere bepalingen omtrent den accijns op den wijn. Daarbij worden in wetsvorm in hoofd zaak bestendigd de bestaande verordeningen, waar van de doelmatigheid is gebleken. Door den minister van koloniën is ingediend een wetsontwerp tot verhooging der begrooting van Ned. Indië voor 1878. Voldoende aan de toezegging, bij de Indische begrooting gegeven, tot opneming in een afzonderlijk ontwerp van voorstellen tot den aanleg van nieuwe spoorwegen enz.heeft de minister van koloniën het voorstel echter be perkt tot die onderwerpen, welke dringend voor ziening vereischen. Thans worden alleen geldeu aangevraagd: 1°. voor den aanleg en de voorbereiding der exploitatie van de twee ontworpen spoorwegen BuitenzorgBandoDgTjitjalengka en Madioen BlitarSidhoardjo; 2°. voor de uitgave-n, benoodigd voor de voorbereiding van de invoeriug met 1879 van eene personeele belasting en patentrecht; 3°. voor herziening van de raming van den post „Kosten voor de bezetting van Atjeh" (thans verhoogd met f 2,369,000). Tot dekking der ge zamenlijke verhoogingen, ad f 5,122,000, stelt de minister voor, hem te machtigen, de geraamde bijdrage over het vorige jaar niet aan de rijks middelen uit te keeren, en het vermoedelijke saldo, dat dientengevolge door den dienst van 1877 zal worden opgeleverd, voor zooveel noodig toe te voegen aau de middelen van den Indischen dienst voor het loopende jaar. Het stoomschip „Prins van Oranje", van Nieuwediep naar Batavia, is gistermorgen van Port-Said vertrokken; de „Pera", met de Indische mail met berichten uit Batavia tot 31 Januari, is Maandag van Alexandrië naar Brindisi vertrokken en wordt aldaar morgen verwacht; de „Prins Hendrik", van Batavia naar Nieuwediep, arri veerde te Napels den 5den Maart 's morgens en vertrok van daar des middags. De koning van Italië heeft den gepension- neerden kolonel ter zee W. E. L. De Vriese benoemd tot commandeur van de Kroonorde van Italië, en den luitenant ter zee 1ste kl. C. J. De Jong Hz. begiftigd met eene groote zilveren me daille, als erkenning hunner bewezen diensten en welgeslaagde poging tot redding van het bran dende en in gevaar verkeerende Italiaansche schip „Dominico Galliano", in 1875 ter reede van Batavia. Bij de directe belastingen enz. zijn thans deurwaarders-betrekkingen vacant te Zierikzee, Hellevoetsluis, Oostburg en Epe. Door den Raad van State, afdeeling voor de geschillen van bestuur, werd beden behandeld bet beroep van den gemeenteraad van Aarlander- veen, Alphen en Hazerswoude, tegen een besluit van Gedep. Staten van Zuid-Holland, houdende regeling der jaarwedde van den cipier van het huis van bewaring te Leiden. Rapporteur was de staats raad Meeussen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1878 | | pagina 1