N°. 9913.
A". 1878.
Maandag
4 Februari.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad
LEID8CH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.02.
PRIJS DER ADYERTENTIEN:
Van 16 regelsf 1.05.
Iedere regel meerQ 17$.
Grootere letters naar plaatsruimte.
Gemengd Nieuws.
Behalve te 's-Hage en te Rotterdam
heeft zich ook hier te stede een Ocarina-gezelschap
gevormd, dat voornemens moet zijn eerstdaags
een uitvoering te geven.
De pikeur der manége te Zwolle,
J. G. E. Blennow, is Donderdag-morgen met
zijne vrouw en twee kinderen onverwacht en zon
der dat men weet waarheen vertrokken, na den
vorigen dag zijne paarden aan een paardenkoopman,
den heer W. uit Arnhem, en zijn inboedel aan
een paar leveranciers te Zwolle verkocht te hebben.
Eene vereffening ook van de debetzijde is echter
tot dusver achterwege gebleven.
Men meldt uit Zandvoort: Het Duit-
sche schoenerschip ,,Paul Ernst", den 23sten No
vember jl. onder deze gemeente gestrand, stond
zoo, dat assuradeuren meenden het te kunnen doen
afbrengen. Dit werk werd aangenomen door den
heer C. Yan Duivenboden c. s. alhier. Na allerlei
tegenspoed, voornamelijk ten gevolge van hoog
water en de vele zware stormen der laatste maan
den, waardoor soms het werk van dagen in een
oogeDblik vernietigd werd, is het vaartuig ein
delijk Donderdag-middag te twee uren te water ge
komen en door eene sleepboot van IJmuiden af
gehaald tegen halfvier zag men van hier het schip
het Kanaal van IJmuiden binnensleepen.
In den nacht van Donderdag op Vrij
dag zijn, met verbreking der buiten- en binnen
deuren, uit het pakhuis „de Koffieboom" op de
Heerengracht te Amsterdam tien balen koffie ge
stolen. Er is geen spoor van de daders ontdekt.
Dinsdag jl. had in Gar ij p nabij B e r -
gum een treurig ongeluk plaats. Terwijl eenige
jongelieden zich vermaakten met schaatsenrijden,
zakten een vijftal meisjes door het ijs. Twee jon
gelingen van ruim 20 jaren, die hulp wilden ver-
leenen, geraakten mede onder het ijs en werden
levenloos opgehaaldeen derde werd met veel
moeite gered. De meisjes werden allen gered, maar
één van haar verkeert nog in bedenkelijken toe
stand.
Te Bergen-op-Zoom zijn twee miliciens
plaatsvervangers van het 1ste bat. 6de reg. infan
terie, aldaar in garnizoen, wegens aanhoudende
dronkenschap, uit den dienst weggezonden.
Men meldt uit 's-Hertogenbosch van
1 EebruariHet water is in de laatste drie dagen
weder 14 centimeter gevallen; de stand bedraagt
thans 4.48 meter boven A. P. De provinciale weg
van hier op Vlijmen is heden geheel droog, zoodat
ook de gemeenschap voor voetgangers is hersteld.
Gisternacht zagen eenige personen
in de Warmoesstraat te Amsterdam door een venster
van een gedeeltelijk onbewoond huis in een kamer
een man tegen den wand hangen. De politie werd
geroepenzij verschafte zich toegang tot het huis,
trad de kamer binnen, wilde den man afsnijden
en vond een jas, die aan een kapstok hing.
Op den grooten toren te Vianen zal
een nieuw uurwerk geplaatst worden, met minuut
wijzer, dat door den heer Batstra te Leiden zal
worden geleverd.
Te Rostock heeft zich een geheel ge
zin, uit man, vrouw en een zoon bestaande, van
het leven beroofd. De man was rentenier, maar
daar de tijden ook voor renteniers slecht zijn, ver
meerderde hij zijn inkomsten door tegen provisie
borg te blijven voor allerlei personen. Voor eenigen
moest hij zijn aangegane verplichtingen nakomen,
hetgeen hem totaal ruïneerde; uit wanhoop beslo
ten hij en zijne vrouw, een einde aan hun leven
te maken; daar zij hun kind niet onverzorgd
wilden achterlaten, bonde* zij het met touwen
tusschen hen in en sprongen met hem in de rivier.
Toen men de lijken vond, waren zij nog aan elkaar
bevestigd.
Een schoenmakersvrouw te Abbach
in Beieren was ziek en zwak van hoofd geworden
haar verwanten ontdekten, dat zij door den duivel
was bezeten, en men hoopte daarvoor in Mettenbuch
hulp te vinden. In het laatst van het vorig jaar trok
men daarheende ongelukkige vrouw, die geweigerd
had naar Mettenbuch te gaan, werd door haar man,
een vrouw uit Abbach en den daglooner Gersil
met geweld en onder zware mishandelingen daar
heen gesleept en naar een houten kapel gevoerd.
Daar zou de duivel worden uitgedreven en moest
een harer vingers, die door langdurige krampachtige
aandoeningen geheel krom was getrokken, recht
worden gebogen. Onder de zwaarste pijnen werd
de vinger door Gersil rechtgetrokken, of liever
gebroken. Nog was de duivel naar het oordeel
der lieden niet voldoende uitgedrevenonder nieuwe
mishandelingen werd de vrouw naar de bronnen ge
sleept; zij weigerde het water te drinken, waarop Ger
sil een stuk hout nam, haar den mond opende en haar
de modder in de keel goot. Toen begonnen de
mishandelingen opnieuw, tot eindelijk een reddende
engel verscheen in de gedaante van een politie-agent.
De zaak zal thans voor de rechtbank dienende
gemartelde vrouw wordt in een ziekenhuis verpleegd.
In Amerika werd aan een ouderpaar
voor ongeveer 30 jaren een meisje ontroofd. Wat
ook werd beproefd, het kind kwam niet terug. De
moeder stierf van hartzeer en de vader volgde
zijne echtgenoot weldra in 't graf. Een zoon bleef
als wees achter. Ook deze rustte niet om zijn
zuster te vinden, maar geen spoor werd er van
ontdekt. Geholpen door 't fortuin, ging het hem
wel, en hij trad met een zeer beschaafd meisje,
zonder middelen, in den echt. Twee kinderen waren
de vrucht van hun gelukkig huwelijk. Eensklaps
evenwel verschijnt er een wolk aan den huwelijks-
hemel. Voor zaken op reis, komt de man te Ohio
en verneemt van een stervenden landlooper, dat
hij voor ettelijke jaren een meisje heeft beroofd
van hare kostbare kleederen en haar toen verkocht
heeft aan een kermistroep. Meer inlichtingen kon
de stervende niet verschaffen. De broeder onder
zoekt nu nog meer dan vroeger. Hij ontdekt wel
dra, dat eene rijke dame het geroofde kind heeft
tot zich genomen en heeft laten opvoeden. Zich
bij deze aanmeldende om inlichtingen, verneemt
hij, dat de aangenomene, zekere Mabel, sedert eenige
jaren gouvernante geworden is bij eene familie te
Nienw-York. Hij spoort ook deze op en verneemt
weldra, dat zijne eigene vrouw niemand anders is
dan zijne zoolang betreurde zuster I Het gelukkig
huwelijk werd met beider goedkeuring ontbonden
de kinderen werden bij de familie geplaatst. De
ongelukkige moeder trok zich geheel van het
maatschappelijk leven terugde vader verviel tot
den drank, door 't ongeluk hem getroffen. Beiden
behooren thans tot de ongelukkigste stervelingen.
Zekere B., te K., had te Heerenveen
voor een paar dagen f 50 aan rijksdaalders ont
vangen, en keerde daarmede huiswaarts. Hij wilde
echter ('t was tegen den avond) „niet doorgaan",
maar „eens aansteken" en stapte een herberg in.
Er was gezelschap en B. raakt „aan 't plakken",
en, zegt men, liet al spoedig blijken, hoe „rüch
op 'e bftse" (riek in de buutse) hij was. 't Gevolg
was dat hij werd aangepord om te trakteeren,
en dat er twee rijksdaalders „op de kop getikt"
(Bargoensch, voor gestolen) werden. B. werd ten
laatste dermate „door den stokershond gebeten",
(den Cerberus der Nederlandsche schatkist) dat
hij niet meer wist wat er voorviel. Hij werd ten
laatste naar huis geleid, en een oogenblik, nadat
hij binnengelaten was, ontdekten de huisgenooten,
dat hij al het ontvangene geld uit den zak miste.
Men zond om de politie, die op verkenning uit
ging, waarvan 't gevolg was, dat twee personen,
met wie B. in gezelschap was geweest, werden
„ingepakt", van welke de een, die onschuldig
werd bevonden, den volgenden morgen weder werd
vrijgelaten. Van den anderen, zekeren R. R., die
bij zijn arrestatie f 40 aan rijksdaalders in den zak
had en evenwel nog kort te voren eene herberg
moet hebben verlaten, zonder te betalen, wordt
gezegd, „dat men hem gelukkig eindelijk had",
daar verscheiden misdrijven van dergelijken en
anderen aard, in den laatsten tijd in de omstreken
gepleegd, op zijne rekening worden gesteld.
Prof. Kohier, de secretaris van het
Duitsche archaeologisch instituut te Athene, heeft
onlangs eene voordracht over de vondsten te My-
kenae gehouden, waarin hij betoogde dat aan de
gevonden schatten de Grieksche schoonheid van
vorm ontbrak. Het verrassende en bevreemdende
bij deze oudheden is haar uitsluitend Oostersch
karakter. De voorstellingen, op de ornamenten en
reliefs zijn meerendeels aan het zeeleven ontleend,
in den trant als bij de eerste kunstvoorwerpen der
bewoners van de eilanden der Egeïsche Zee, die oor
spronkelijk door een uit Azië overgekomen stam,
de Kariërs, bevolkt werden en wel omstreeks de
12de eeuw v. C. Ook aan de kusten van Hellas
stichtte deze volksstam talrijke koloniën. Het sym
bool van de Karische godheid, de dubbele bijl,
vindt men ook op de Mykenische sieraden afge
beeld. Voorts stemmen de talrijke wapens in de
graven van Mykenae in den regel overeen met de
opgaven van Thucydides, die bericht dat de Kariërs
hunne dooden met de wapenen ter aarde bestel
den. De te Mykenae en Sparta ontdekte graven
zouden op Karischen oorsprong wijzen en wat
hun ouderdom betreft tusschen de 12de en 10de
eeuw v. C. gesteld moeten worden.
In de onlangs geopende nieuwe galerij
te Kassei is de uit 850 schilderijen bestaande ver
zameling in vier zalen met bovenlicht en twintig
kleine en groote ruimten met zijlicht derwijze ver
deeld, dat de het rijkst vertegenwoordigde Neder
landsche school drie zalen met bovenlicht en een
groote rij kabinetten belast, de Italiaansche ééne zaal
en de daarom gegroepeerde kabinetten, terwijl
de oude en nieuwe Duitsche school het overige
aanvullen. Van groote meesters zijn schilderijen
van Rembrandt, Rubens, Van Dijck, Frans Hals
en Jordaens in groot aantal voorhanden, evenals
die der schilders van fijne kabinetstukken.
Don Marcos Ximenes de la Espada
laat tegenwoordig te Madrid het door hem weder-
gevonden reisverhaal van een onbekenden zendeling
uit de 14de eeuw drukken, dat voor de geschie
denis der aardrijkskunde van veel beteekenis moet
zijn. De onbekende schrijver heeft nl. tusschen
1320 en 1330 groote reizen in Afrika gedaan,
niet alleen langs de kusten van Marokko tot aan
de Sierra Leona en van daar naar Dahomé, maar
ook van den mond van den Senegal door het
binnenland van Afrika. Hij bezocht de stalen van
Soedan, kwam te Dongola en van daar den Nijl
af naar Damiate.