Donderdag A0. 1878. 10 Januari. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering v van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. ♦••C/lofi; STADS-BERICHTEN. N°. 5492. i.Klnsi ii DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden1.10. franco per post. 1.40. Afzonderlijke NommersC.OS. PRIJS DEB ADYERTENTIEN Van 16 regels Iedere regel meer.. Grootere letters naar plaatsruimte. »»vmi i •yirn BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Herzien de openbare kennisgeving omtrent de verplich ting tot het doen van aangifte voor de Nationale Militie, in de maand Januari 1878, voor hen die op den lsten Januari van dit jaar hun 19de jaar zijn ingetreden, en lzoo de personen, geboren in het jaar 1859, alsmede voor ten die eerst na het intreden van hun 19de jaar, doch (óór het volbrengen van hun 20ste, ingezetenen zijn ge worden, geplaatst in de Leidsche Courant van den 17, 24 en 31 December 1877; Doen te weten: at tot deze inschrijving zitting wordt gehouden op het aadhuis, van des voormiddags 10 tot des namiddags 3 uren, Op Maandag den 14den Januari, voor de bewoners van de wijken I, II en III, op Dinsdag den lBden Januari, voor de bewoners van de wijken IV en V, op Woensdag den 16den Januari, voor de bewoners van Wijk VI, f op Donderdag den 17den Januari, voor de bewoners van .wijk VII, op Vrijdag den 18den Januari, voor de bewoners van de wijken VIII en IX of de buitenwijk, cn dat de geboorte-akten, die de belanghebbenden bij de inschrijving, onder opgave der woonplaats van den inge schrevene, behooren over te leggen, dagelijks, de Zondag uitgezonderd, zijn te verkrijgen ter Secretarie dezer ge meente (afdeeling Burgerlijke Stand), van des voormid dags 9 tot des namiddags 3 uren, wanneer tevens voor hen, die hier niet zijn geboren, aanvrage ter verkrijging dier akten kan worden gedaan. En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Courant en bij aanplakking afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgem. E. KIST, Secr. Leiden, 5 Januari 1878. LEIDEN, 9 Jananri. Ook naar de meening der Commissie van financiën behoort de behandeling van het voorstel betrekkelijk de regeling der jaarwedden van het hulppersoneel van de lagere scholen te worden aangehouden, in afwachting van eene gewijzigde wetgeving op het lager onderwijs, terwijl, aangezien de begrooting voor dit jaar is vastgesteld en goed gekeurd, in geen geval aan de ontworpen regeling reeds voor het jaar 1878 uitvoering zoude kunnen worden gegeven. Tegen de voorgestelde verhooging van de toe lagen ten behoeve van de kweekelingen heeft de Commissie overigens geene bedenkingenzulks is, ook haars inziens, noodig ten einde tegemoet te komen aan het gebrek aan kweekelingen, die, naar het oordeel van het schooltoezicht, uitnemende diensten op de scholen bewijzen, en door eene 'verhooging van de toelage zullen allicht meerdere jongelieden uitgelokt worden, om zich op het onderwijs toe te leggen, waardoor ook het aantal sollicitanten voor onderwijzersbetrekkingen alhier na eenigen tijd vermoedelijk eenigermate zal toe nemen. Uit den aard der zaak kan thans nog niet worden opgegeven met welk bedrag ten gevolge van de voorgestelde verhooging (van 70 tot ƒ100 voor de scholen voor on- en minvermogenden en van 80 tot ƒ120 voor de overige scholen), de uitgaven voor kweekelingen zullen moeten worden verhoogd. Het bij de verordening bepaald aantal plaatsen is nooit geheel bezet, en er blijft op dien grond dan ook van de ter zake op de begrooting uitgetrokken gelden een niet onbelangrijk bedrag in den regel beschikbaar. Bij verhooging van de toelage zal vermoedelijk het aantal kweekelingen 'toenemen en wellicht zullen de toegestane gelden blijken onvoldoende te wezen, in welk geval, zooals door Burg. en Weth. wordt opgemerkt, daarin door af- en overschrijving zal moeten worden ▼oorzien. Door de heeren Le Boole, Scheltema en Cock is een adres ingediend aan den gemeenteraad, waarin zij aangezien het gebleken is dat aan de plaatsing van een loods door den heer P. D. Steenhuizen buiten de Morschpoort vele en ge-# wichtige bezwaren verbonden zijn, en dat tegen zijn eerst verzoek tot daarstelling van eene zelfde inrichting aan den Yestwal bij de algemeene be graafplaats, geene andere bezwaren zijn ingekomen dan van de zijde der Commissie van fabricage met het oog op art. 14 reglement van orde, voor stellen genoemden heer de eerst door hem aange vraagde plaats, 't zij aan den kant van Amicitia, 't zij aan de zijde van de Broodfabriek op nader door den raad te bepalen voorwaarden, aan te bieden. Naar wij vernemen is de heer C. J. La Rivière den 22sten April 1844 aangesteld als commies bij de plaatselijke belastingen, en op den lOden Januari 1853 benoemd tot bode ter plaat selijke secretarie, zoodat die ambtenaar morgen het voorrecht geniet, zijn 25-jarige loopbaan in laatst- gemelde betrekking te gedenken. De collecte, in de gemeente Zoeterwoude gehouden voor de oprichting van een gedenkteeken voor wijlen H. M. de Koningin, heeft ruim 60 opgebracht. Ds. P. J. Heineman te Kethel heeft voor het beroep naar de Ned. herv. gemeente te Katwijk aan Zee bedankt. Naar het „Utr. Dagbl." van goederhand verneemt is reeds een aanzienlijk aantal echte Hollandsche metselsteenen naar Parijs gezonden voor 't typisch gebouw, dat op 't Champs de Mars door de zorgen der Nederlandsche hoofd commissie voor de wereldtentoonstelling te Parijs tot stand zal komen en ons land niet minder dan den architect-ontwerper, den heer H. J. Yan den Brink te 's-Hage, eer zal bezorgen. Binnen een paar dagen vertrekken uit 's-Hage eenige metse laars, gevolgd door den architect Van den Brink zelf. Het gebouw van hout waarin de Nederlandsche landbouw-inzendingen zullen opge steld worden, en dat in den Nederlandsclien tuin op 't tentoonstellingsterrein te Parijs verrijzen zal, is te 's-Hage aangenomen. Het is in goede handen geraakt, zoodat ook hier alle kans is, dat 't ont werp van denzelfden heer Yan den Brink over eenkomstig de bedoelingen des makers zal uitge voerd worden. Het wetsontwerp tot herziening der belast bare opbrengst van ongebouwde eigendommen heeft tot uitvoerige gedacbtenwisseling in de sectiën der Tweede Kamer aanleiding gegeven. Volgens velen was veel te licht heengegleden over de vraag of deze algemeene herziening is overeen te brengen met den aard der grondbelasting en of er afdoende noodzakelijkheid voor de herziening bestaat. Meer algemeen werd beweerd, dat de vermeerdering of vermindering van last, als gevolg van de herzie ning, eigenlijk niet ten lasle of bate komen zou van den eigenaar in algemeenen zin. Alleen de tegenwoordige eigenaar zou worden getroffen of bevoordeeld. Nog andere bedenkingen en beschouwingen wer den geleverd, maar vonden bij vele andere leden ernstige wederspraak. Is de grondbelasting te eeniger tijd als een fixum voor ieder perceel of als eene grondrente kunnen beschouwd worden, sedert lang reeds is zij in de rij der gewone belastingen teruggekeerd en moet zij zich regelen naar de tijdelijke waarde van 't getroffen voorwerp of naar de inkomsten, die de belastingschuldige daaruit trekt. Naar de meening van een aanmerkelijk aantal leden was er nog eene andere afdoende reden tot herziening. Zoolang de heffing der grondbelasting niet op een meer rationeelen, meer billijken voet plaats heeft, valS aan eene afdoende herziening van het belastingstelsel niet te denken. Maar, werd ook gevraagd, is enkel gelijkmatige verdeeling der grondbelasting het doel? Ligt achter den voor gestelden maatregel niet de geheime bedoeling verscholen om later de hoofdsom der belastingen te verhoogen Sommigen verdedigden ditanderen kwamen er met nadruk tegen op, omdat de grond eigendom, in vergelijking met ander bezit, oneven redig door belasting wordt gedrukt, vooral door de overgangs-en hypotheekrechten. Door verscheidene leden werd ook de voorge dragen maatregel ontijdig geacht, zoo korten tijd na de schatting der gebouwde eigendommen, die tot zoo luide klachten aanleiding had gegeven. Anderen geloofden, dat die schatting over het al gemeen goed was en dat de gerezen klachten over dreven waren. Evenwel werd de tijdigheid van het voorstel door zeer vele leden in twijfel getrokken of betwist, met het oog op den gebrekkigen toe stand van het kadaster. Over de wijze van uitvoe ring van den maatregel werden uitvoerige beschou wingen geleverd. Een groot aantal leden helde over tot het ge voelen, dat het wenschelijk zou zijn om tegelijk de huurprijzen, de koopprijzen en de innerlijke waarde van den grond als maatstaf aan te nemen. Bij het onderzoek in de afdeelingen der Tweede Kamer van het ontwerp tot wijziging van art. 25 der wet van 1856 op de tucht aan boord van koopvaardijschepen werd in meer dan ééne afdeeling gewezen op 't nauw verband met bet ontwerp nopens het onderzoek naar de oorzaken van zeerampen, en achtte men samenvoeging met dit ontwerp zeer wel mogelijk en raadzaam. Vele leden waren overigens van de urgentie eener wij ziging van de wet op de tucht niet overtuigd, ten gevolge van de intrekking van het ontwerp tot wijziging van art. 345 van het wetboek van koophandel. Wel was wijziging noodig door toe passelijk-verklaring van de wet van 1856 op visschersvaartuigen, vooral in het belang der hariug- visscherij. Blijkens het uitvoerig afdeelingsverslag der Tweede Kamer over het ontwerp tot bekrachtiging van eenige artikelen van de vier overeenkomsten met de Nederl.-Ind. Spoorwegmaatschappij was men in vier afdeelingen algemeen van gevoelen, dat het, bij een voorstel tot uitbreiding van het spoorwegnet op Java, slechts de vraag kon zijn op welke wijze die behoefte zelve, zoowel als de aanspraken van Java om haar bevredigd te zien, (in aanmerking genomen, dat de Nederlandsche spoorwegen uit Indisch geld zijn bekostigd) boven allen twijfel verheven werden geacht. In slechts ééne afdeeling was deswege verschil van gevoelen. Dr. G. J. Dozy heeft zijn verzoek om eervol ontslag aan de inrichting voor middelbaar onderwijs te Deventer ingetrokken. De Haagsche gemeenteraad heeft den maat staf op den hoofdelijken omslag, aan te vangen met 1878, vastgesteld op twee ten honderd van het volgens de aangegeven grondslagen verkregen vereenigd bedrag. Er worden met Mei a. s. 58 opcenten op de hoofdsom der personeele belasting geheven. De raad heeft eene som van 38.200 toegestaan, waarmede de begrooting van 1877 in ontvang en uitgaaf zal worden verhoogd ter be strijding der nog over dat jaar te doene betalingen, die deels het gevolg zijn van meer gasverbrnik en deels van het leggen van nieuwe buizen in het zuiderkwartier.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1878 | | pagina 1