BUITENLAND. Franlirij k Zaterdag-namiddag zijn de trein die 2 u. 47 m. van Dordrecht naar Botterdam ver trekt en een welke met materieel van Barendrecht naar Dordrecht op weg was, aan een groot gevaar ontsnapt. Ten gevolge van een onbegrijpelijk mis verstand moet namelijk van het station Zwijn- drecht zoowel naar Dordrecht als Barendrecht zijn getelegrafeerd dat de lijn veilig was, zoodat beide treinen hunne stations verlieten. Dientengevolge liepen zij nabij de spoorbrug te Dordrecht bijna op elkander, en is het alleen aan de groote waak zaamheid van de machinisten der beide treinen te danken, dat zij hunne machines intijds konden stoppen, waardoor eene botsing voorkomen werd. In den nacht van Zaterdag op Zondag te ongeveer 1 uur passeerden eenige heeren te Dordrecht het huis, bewoond door den winkelier in manufacturen M. Polak, in de Voorstraat, en trok het hunne aandacht, dat er veel licht in dien winkel was, zoodat zij dit nader hebben onderzocht, waarbij hun toen bleek, dat er in een der uitstal- lingskasten brand was ontstaan. Nadat door hen gescheld was en de bewoner geopend had, bleek de winkel reeds geheel met rook gevuld en tevens dat de brand zich van uit de kast aan een der andere winkelkasten had medegedeeld. Het is hun met vereende krachten gelukt, zoo door uitdooving als door middel van water, den brand te blusschen de toegebrachte schade is betrekkelijk gering te achten. In het afgeloopen jaar rukte de Am- sterdamsche brandweer 653 malen uit voor brand- geruchten. Zij bluschte 334 schoorsteenbranden, 300 kleine binnenbranden, 10 groote binnenbran den, 3 kleine uitslaande en 2 groote uitslaande branden, 4 scheepsbranden en 8 branden van bui tengewonen aard. Over de telegraaflijn der brand weer werden 58,223 telegrammen ten haren be hoeve en 20,983 telegrammen ten behoeve der politie verzonden. Er zijn dat jaar aldaar aangekomen 1482 sche pen, tegen 970 in 1876. Men meldt uit Maren (N.-Brabant): Zondag-ochtend werd hier, tegen de glooiing van den Maasdijk, in de sneeuw, het lijk gevonden van II. Steenbekker, oud-bakenmeester, bij alle schippers, die de Maas bevaren, welbekend. De man ging zich dikwijls aan sterken drank te buiten; hij liep dan de omliggende dorpen af en was door zijn woest voorkomen de schrik der jeugd. Men vermoedt, dat hij, beschonken, in den slaap door de koude bevangen is en zoo den dood gevonden heeft. Uit Vigo wordt bericht, in dato 26 DecenT^er» ^at ^en Ssten een stoomschip gezien werd op l? Carrubedo-klippen, dat weldra geheel verdween. Een»,<?e vissckers zijn van meening, dat wat toen van het s«kip gb.'-ien werd, bet. derde deel van eene stoomboot was. In de Haagscke correspvj>.n^ie.n*'^e van de „Qron. Ct." leest men met oetreVi^ Jot minister van oorlog het vo' deNög een staaltje van 's ministers bill-"' heid De commandant N. van een regiment v(md het U00[lig een soldaat te straffen en ^ond pem naar provoost met deze woorden: ga uaar de pr0voost, hoor, en naar de komedie 1" De sarrende toon, waarop net laatste gezegd werd, deed den soldaat woedend worden en gaf hem den onchristelijken weusch in den mond: „ga jij voor mijn part naar de hel!" ,Nu 8 dagen provoost!" beval de commandant en ging naar de komedie. De soldaat in quaestie vroeg eenige dagen later om in Oost- indischen dienst over te gaan. Dit werd hem door den commandant geweigerd op grond van zijn strafboekje. Toen wist de soldaat zijne zaak voor den minister van oorlog te doen brengen en deze gelastte de jongste straf van het boekje uit te wisschen, op grond dat die onbehoorlijke uit drukking aan den mindere ontlokt was door het onbetamelijk gezegde van den meerdere. De man werd overigens op zijn verzoek naar Indië over geplaatst. Te Arnhem schijnt een pakjesdrager van het spoor Maandag-nacht eensklaps krankzinnig te zijn geworden. Van vier personen die toege schoten waren, wijl hij in de Walstraat zulk een leven maakte, is een, met name een agent van politie, nagenoeg een der vingers afgebeten. Het stoomschip „Win. Coalman", van Goole, is Maandag, bij Maassluis den water weg inkomende, op den kop van het Noorderhoofd geloopen, werd daarover geslagen, wierp den lickt- opstand omver en kwam gelukkig in vlot water en binnen. Eeuige der equipage schijnen zich aan den omgeslagen vuurtoren te hebben vastgeklemd. De moordenaar van den gendarme Jacobs heeft zich te Nijvel (België) in handen van het gerecht gesteld. Het is een jongeling van 25 jaren oud en behoorende tot een van de rijkste familiën der stad Waver. De misdaad is gepleegd in staat van dronkenschap van den moordenaar en terwijl deze ten prooi was aan een aanval van woedende gramschap. In de academische kringen te Kopen hagen heerschte onlangs eene niet geringe agita tie. De aldaar studeerende dames hadden vroeger aanvraag gedaan om als leden in het studenten corps te worden opgenomen. Met het oog op de statuten was dit geweigerd, en daar de dames er toen niet verder op aandrongen, beschouwde men de zaak als afgedaan. Spoedig echter bleek dit het geval niet te zijn. Onder de studenten waren er velen, die aan de dames het recht van lidmaat schap wilden zien toegekend en het zoover brach ten, dat er eene algemeene vergadering werd bij eengeroepen om de zaak tot eene beslissing te brengen. Deze vergadering heeft nu plaats gehad, met het resultaat dat na een zeer levendig en langdurig debat een voorstel ter toelating van da mes met 280 tegen 220 stemmen werd verworpen. It echtzaken. Op a. s. Dinsdag en volgende dagen zal voor het gerechtshof te Amsterdam worden behandeld een diefstal in een bewoond huis met behulp van een valschen sleutel en van binuenbraak, waarin zes personen betrokken zijn. Er zullen zestig ge tuigen worden gehoord. De deels wegens den diefstal zelf, deels wegens medeplichtigheid daar aan beschuldigden hebben op ééne uitzondering na meer veroordeelingen ter zake van diefstal, waaronder voor drie en vijfjaren, ondergaan. Hunne namen zijn: Johann Adam Bayer, oud 37 jaren, Ilendricus Johannes Anthonius Bos, oud 34 jaren, Dirk Bernardus Collet, oud 28 jaren, Theodorus Nicolaas Tresoor, oud 34 jaren, Christiaan Monck, oud 32 jaren, Johanna Jacoba Wilhelmina Belt- zer, huisvrouw van T, N. Tresoor. De diefstal heeft plaats gehad Zondag 22 October 1S76, na zonsondergang, in de woning van den winkelier H. W. Weddelooper in de Huidenstraat aldaar. Na de deur met een valschen sleutel te heb ben geopend, hebben de daders uit de toonbank lade in den winkel onderscheidene muntspeciën, ten bedrage van 7.50, ontvreemd en voorts uit een gesloten koffertje in de achter den winkel gelegen opkamer ongeveer ƒ120 aan goudgeld, ongeveer f 20 aan zilvergeld en pasmunt, een gou den ri.pg, een gouden cilinder-horloge en eenige effecten ontvreemd. Aan vier der beschuldigden, en wel n°. 1, 2, 4 en 5 wordt ook te laste gelegd dat zij in overleg met elkander en bekend met de misdadige herkomst, in den aanvang van 1877 tot zich hebben genomen, geheel en onderling verdeeld, 13 stuks obligation ten laste van den Pauselijken Staat, en wel 11 stuks elk groot 100 fr. nominaal, een stuk groot 500 fr. en een groot 1000 fr. De stukken zijn op Zondag, 7 Januari 1877, met een gouden kruis, bezet met diaman ten, en andere voorwerpen van waarde ontvreemd ten nadeele van den heer J. Gies, op den Singel, door niet bekende daders, met behulp van een valschen sleutel. De zaak heeft een langdurig on derzoek vereischt alvorens men tot eenige zekerheid omtrent de vermoedelijke daders is kunnen komen. De meeste hunner ontkennen hunne schuld. De arrondissements-rechtbank te Maastricht heeft naar den procureur-generaal te 's-Bosch ver wezen A. Nijst, candidaat-notaris, laatstelijk ge woond hebbende te Wittem, thans te Maastricht gedetineerd, ter zake van valschheden in geschrif ten en het desbewust gebruik maken daarvan. De minister van binnenlandsche zaken, gisteren de ambtenaren bij de afdeeling drukpersaangele genheden ten gehoore ontvangende, zeide hun dat het republikeinsche ministerie de openbare meening geen geweld wil aangedaan hebben. Integendeel, het wil zijn voordeel doen met de uitdrukking der openbare meening. De minister beval nader den ambtenaren eene zeer milde toepassing aan van de wetten op de drukpers, de colportage en den boekhandel. De rechtbank van koophandel heeft de as surantie-maatschappijen „Union des Ports" en „Neufchateloise" veroordeeld tot betaling aan het bankiershuis L. Cayard te Parijs van de som van 682,000 franken met bijbetaling van 5 pCt. rente van den dag af waarop de diefstal is gepleegd, als vergoeding voor de in Juni 11. op den Chemin de fer du Nord ontvreemde effecten. De president der republiek ontving gisteren te Versailles de voorzitters, benevens de leden der bureaux van Senaat en Kamer, en beantwoordde dit bezoek met groote plechtstatigheid. De ge wisselde gelukwenschen ademden een zeer vriend- schappelijken toon. De generaal Pourcet, senator, aan wien don Carlos zijn degen overreikte, toen hij in over haaste vlucht Spanje verlaten had, is door de Spaansche regeering verheven tot markies van Arnegui. Het brevet, dat hem toegezonden is, is een meesterstuk van calligraphic. Het vermeldt tevens de voornaamste wapenfeiten uit het leven van den generaalonder anderen eenige episoden van zijn veldtocht in Mexico en zijn aanval op den Eaubourg van Blois in den Eransch-Duitschen oorlog. Pourcet vervulde de functiën van rappor teur in het proces van Bazaine. Het „Journal officiel" maakt eene circulaire bekend van den minister van justitie aan de pro cureurs-generaal, waarin hij hun aanbeveelt het onderzoek van de parlementaire commissie van enquête naar de ambtsmisbruiken bij de verkie zingen in de hand te werken. De minister zegt voorts, dat de noodige behoedzaamheid in 't be lang van de openbare eer der familiën betracht moet worden. Onlangs heeft koningin Isabella bij don Carlos een bezoek gebracht en bij hem en zijne gemalin, in gezelschap van twee Carlistische gene raals, het middagmaal gebruikt; welke opzienba rende toenadering, naar men zeide, eene demon stratie beteekende tegen het aanstaande huwelijk van koning Alphonsus. Omtrent een en ander heeft thans Isabella een brief aan de „Eigaro" geschreven, waarin men o. a. het volgende leest „Mijne goede, hartelijke betrekkingen met mij nen neef don Carlos en mijne nicht Margareta van Bourbon zijn voor niemand een geheim. Nooit heb ik hunne achting verbeurd, evenmin als zij de mijne verbeurd hebben; voor het overige wil ik ook niet de banden des bloeds miskennen, welke ons vereenigen en door den tegenspoed nauwer zijn aangehaald. Dona Margareta van Bourbon is de peet van mijne dochter Eulalia; er is niets verwonderlijks in, dat de leden eener zelfde familie, alle staatszaken ter zijde latende, zeer natuurlijke betrekkingen onderhouden. Msgr. de graaf Van Chambord dacht eveneens, toen hij de prinsen van Orleans ontving. Welke reden is er om van dit grootmoedig en gastvrij land een banneling te verwijderen, wiens tegenwoordige positie niets vijandigs heeft, en dien men beweert te vervolgen om mijnentwil? Kan men iets anders dan laster zien in deze laatste onderstelling: dat ik zou samenzweren tegen mijn welbeminden zoon, wien ik alles heb ten offer gebracht? Is het niet stuitend, te denken, dat wegens een on gegrond vermoeden deze Fransche gastvrijheid, aan welke ik de rust van mijn staatsleven gevraagd heb, op eenmaal breekt met de traditie? Op uwe goede trouw beroep ik mij, mijnheer de redacteur, om de waarheid te doen kennen der goede betrekkingen, welke tusschen mijn neef en mij bestaan, be trekkingen, welke met staatszaken niets gemeens hebben. Indien het anders ware, zou ik den moed hebben om het te zeggen, en met leedwezen Frankrijk verlaten, waarvoor ik even oprechte heilwenschen koester als voor mijn eigen vaderland." De „Réveil", de „Républicain" en „le Peuple" hebben eene inschrijving geopend, om den ont slagen majoor Labordère een eeredegen aan te bieden, 't Is echter de vraag, of Labordère hier mede vrede heeft; want een zeker aantal inwoners te Limoges hadden reeds hetzelfde plan opgevat, doch alvorens er uitvoering aan te geven, hebben zij gemeend Labordère te moeten raadplegen. Deze

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1878 | | pagina 2