r. 3469
Dinsdag
A0. 1877.
II December.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
STADS-BERICHTEN.
Het derde jaarverslag der Maat
schappij tot opvoeding van weezen
in het huisgezin.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandepf 1.10.
Franco per post.1.40.
Afzonderlijke N'ommers0.02.
PRIJS DER ADYERTENTIEN:
Van 16 regelsf 1.05.
Iedere regel meerO-"*.
Grootere letters naar plaatsruimte.
Vergadering ran den Gemeenteraad van Leiden,
op Donderdag 13 December, dea namiddags te half vier.
Punten ter behandeling .-
1°. Benoeming van eene hnlponderwijieres aan de school n". 1
voor onvermogenden. (270)
2*. Idem van een regent van de R.-K. armen en het Wees-
en Ondeliedenhni8. (265)
3°. Idem van een bestnnrder van het Werkhuis. (271)
4°. Onderzoek der geloofsbrieven van de nieuw benoemde leden
van den Gemeenteraad.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN doen
te weten, dat door hen, naar aanleiding van art. I in verband
met art. 66 der verordening op het Brandwezen van den 15
Jnni/24 Angnstns 1871 (Gemeenteblad N°. 14) op voordracht van
den Wethouder Voorzitter der Commissie van fabricage, zijn
benoemd:
1*. tot opperlrandmeester aan Spuit N°. 5 P. MARKS, ter
vervanging van den eervol ontslagen opperbrandmeester G. H.
BERTRAND.
2°. tot opperbrandmeester aan Spoit N°. 3 H. FILIPPO,
ter vervanging van den nienw benoemden opperbrandmeester aan
Spuit N°. 5.
3°. tot brandmeester aan Spuit N'. 5 J. THEYSSE, ter ver
vanging van H. FILIPPO en JOHs. VERHOOG in de plaats
van P. v. d. KAMP, overleden, beiden thans adjunct brandmeester.
4°. tot adjunct-brandmeesters aan Spait N°. 5 in plaats van
de nieuw benoemde brandmeesters J. FONTEIN en J. MOOTEN,
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. n. BRANDELER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 10 December 1877.
De vraagwat verdient de voorkeur, opvoe
ding van weezen in gestichten, het tot dusver ge
volgde stelsel, of wel in het huisgezin? is juist
geen vraag van den allerlaatsten tijd. Niet alleen
dat zij reeds jaren lang de aandacht van belang
stellenden bezighield, maar zij gaf den voorstan
ders van het laatste systeem ook aanleiding tot
het oprichten eener Maatschappij, in het leven ge
roepen om hun geliefkoosd denkbeeld te verwezen
lijken, en dat wel onder de leiding of, beter nog,
op het initiatief van den heer M. W. Scheltema Ez.
te Dokkum, een man van overtuiging op dit gebied.
Van die „Maatschappij tot opvoeding van wee
zen in het huisgezin", den 19den Mei 1874 op
gericht, als rechtspersoon erkend bij Koninklijk
besluit van 22 Januari 1875, ligt thans het derde
jaarverslag voor ons, een kort verslag, omdat de
opstellers, gelijk zij reeds terstond op de eerste
bladzijde mededeelen, zich om redenen van finan-
cieelen aard verplicht zagen, daaruit veel weg te
laten, wat daar anders niet in misplaatst zou zijn.
Die beknoptheid echter mag in dit geval een
aanbeveling worden genoemdof wie zou niet in
stemmen met de daarvoor opgegeven reden, dat
men liever met een mager verslag voor den dag
kwam, om de daardoor uitgespaarde penningen den
weezen ten goede te doen strekken?
Ziedaar reeds bewijs genoeg, aan hoe zorgvolle
handen de ouderloozen aldaar zijn toevertrouwd,
zoo daarvoor nog bewijs noodig ware. Doch wie
geeft er waarborg voor, zal men licht vragen, dat
ook de verpleging en opvoeding der weezen in het
gezin waarin zij vanwege de Maatschappij worden
geplaatst, altijd even voldoende zal zijn?
Het verslag geeft daarop ten antwoord: Wij
mogen inderdaad tot hiertoe roemen, dat de pleeg
ouders hun plicht gedaan te hebben. Dat „tot
hiertoe" heeft een ietwat dieperen zin; immers
daarin ligt wel eenigszins opgesloten deze betee-
kenisaan het gevaar van teleurstelling blijven
wij altijd blootgesteld. Inderdaad, zoo is het. Een
der grootste moeilijkheden zal naar onze meening
wel altijd bestaan in het vinden van geschikte pleeg
ouders, geschikt vooral met het oog op de uiteen-
loopende physieke en moreele behoeften der ver
schillende pupillen; want ook die laatste mogen
niet uit het oog worden verloren.
Trouwens ook de bestuurderen der Maatschappij
gevoelden die bezwaren, in niet geringe mate ver
meerderd door de onmogelijkheid om op het eerste
gezicht zich bekend te maken met het karakter
van eiken nieuwen pupil en met zoo talloos vele
andere bijzonderheden en eigenaardigheden, waar
van men niet maar zoo terstond op de hoogte ge
raakt en wier kennis toch een onmisbaar element
is voor een geschikte plaatsing.
Met het oog op dat alles werd krachtens wij
ziging van art, 3 der statuten tijdelijk te Dokkum
geopend „een gesticht, waarin weezen worden op
genomen, van waar zij in gezinnen worden geplaatst
en waar zij in terugkeeren, zoo dikwijls dit aan
regenten goeddunkt".
Dat gesticht, waarin sedert zijn opneming 17
kinderen langer of korter tijd vertoefden, leverde
reeds geldige uitkomsten op. Minder smakelijke
vruchten verschafte echter in een ander opzicht
die wijziging der statuten, want reeds spoedig
na de jaarvergadering van 1876 werd door het
comité Utrecht bericht, dat bij de aanwezige leden
en begunstigers de besluiten tot wijziging der
statuten volstrekt geen sympathie hadden gevonden
en dat men dientengevolge besloten had zich af
te scheiden van de Maatschappij. Doch dat verlies
werd gelukkig opgewogen door de aanwinst van
een drietal nieuwe comités, nl. Dokkum, Wolvega
en Kollum, zoodat het geheele aantal comités tot
11 steeg en het totaal der leden van de Maat
schappij tot 502, dat der begunstigers tot 394.
Maar wij willen ons niet onledig houden met
een dorre opsomming van cijfers. Belangrijker zou
een onderzoek zijn van de vraag, of de ontwij
felbaar goede uitkomsten, thans reeds gedurende
haar driejarig bestaan door de Maatschappij ver
kregen, wel het bewijs kunnen leveren, dat in
het algemeen de opvoeding van weezen in
het huisgezin is toe te passen. Op die vraag
zouden wij nog zoo voetstoots geen bevestigend
antwoord willen geven.
Toch is die Maatschappij een zeer lofwaardige
instelling en haar werkkring een hoogst nuttige
en daarom willen wij eindigen met den wensch,
dat waarheid moge worden wat de bestuurders
aan het einde van hun verslag zeggen„Ook ons
zal niet onthouden worden wat in het belang van
ouderloozen noodig is, en met onwrikbaar ver
trouwen willen wij arbeiden aan het doel, dat wij
ons gesteld hebben."
Mogen velen, ook hier ter stede, door milde
bijdragen hun daarin behulpzaam zijn!
LEIDEN!, ÏO December.
De vereeniging „Bouwkunst en Vriendschap"
hield Zaterdag-avond in een der lokalen van het
logement Den Borg eene vergadering, waarin de
heer Marinus van Rotterdam als spreker optrad.
Nadat hij zijn talrijk gehoor de inrichting van
den telephoon, of verrespreker, had trachten duidelijk
te maken, werden er ook proeven genomen, eerst
met een draad van 78 decimeter en later van 150
meter, die vrij goed bleken te voldoen. Daar de
belangstelling evenwel grooter was dan waarop
gerekend was, kon niet ieder in de gelegenheid
gesteld worden zich van de werking te overtuigen.
Dat voorrecht viel nn slechts te beurt aan enkelen,
die verklaarden duidelijk het gesprokene te kunnen
verstaan; ook konden zij de stem van hem die
sprak herkennen en zelfs hetgeen aan de eene
zijde van den draad gezongen werd kwam goed
over. Later werd op denzelfden afstand het eene
toestel tegen een speeldoos aangehouden en
verrassend was ook hiermede de uitkomst. De
heer Marinus noemde het echter een bepaalde
onwaarheid, als zou bij de proefnemingen der vorige
week tusschen Utrecht en Zutfen in een der lo
kalen door eenige personen verstaan zijn geworden
wat er gesproken werd. De telephoon toch is slechts
alléén voor twee personen te gelijk dienstig, voor
dengene n. 1. die spreekt, die alzoo het eene ge
deelte voor (niet tegen) den mond heeft, en voor
dengene tot wien gesproken wordt en die het an
dere gedeelte aan het oor houdt. Voor andere per
sonen is het gesprokene niet verstaanbaar, dan
alleen dddr waar gesproken wordt. Tevens is het
noodig dat daar waar van den telephoon gebruik ge
maakt wordt, op dat oogenblik de grootste stilte
heersche. Het minste gedruisch kan het gesprokene
onverslaanbaar doen worden. In hoeverre de te
lephoon den telegraaf zal kunnen vervangen, daar
omtrent meende de heer Marinus geen bevestigend
antwoord te kunnen geven, maar het Amerikaan-
sche bericht als humbug te moeten beschouwen
als zou men hebhen uitgevonden om bet gespro
kene door middel der trillingen van het plaatje
op papier over te brengen. Met de tegenwoordige
inrichting van den telephoon behoort dit tot de
onmogelijkheden. Men weet evenwel heden niet wat
de dag van morgen zal opleveren. Ware die uit
vinding nochtans gedaan, dan zou ze een nekslag
voor de telegraphie zijn, daar dan zelfs een jongen
die noch lezen noch schrijven, maar slechts praten
kan, gebruikt kon worden. Wat. den telephoon bij
zonder aanbeveelt is de geringe prijs waarvoor hij
verkrijgbaar is. De heer Marinus meende evenwel
hun, die voornemens waren zich er een aan te
schaften, den raad te moeten geven zich niet door
al te lage prijzen te laten verleiden, daar er wor
den aangeboden tegen een prijs waarvoor ze on
mogelijk kunnen geleverd worden en die dan ook
bleken na één dag voor verder gebruik ongeschikt
te zijn. Wanneer spr. van de regeering vergunning
kan krijgen, zullen er deze week door hem proeven
tusschen Rotterdam en Keulen worden genomen.
Op het adres der candidaten in de rechten
aan de Leidsche hoogeschool, ter zake van de
vrijstelling van examen in enkele gevallen, heeft
de tegenwoordige minister van binnenlandsche za
ken afwijzend beschikt, op grond dat „geen an
dere vrijstelling kan worden verleend dan van ex
amens, die de candidaten reeds hadden afgelegd,
niet van vakken behoorende tot examens die zij
nog moesten afleggenen hun in geen geval mocht
worden toegestaan om hunne universitaire studiën
overeenkomstig de bepalingen van het-organiek be
sluit (van 2 Ang. 1815) voort te zetten en te
voleindigen."
De „Staatscourant" verbetert eene drukfout,
welke is ingeslopen in het Zaterdag vermelde ver
slag der jury tot beoordeeling der ingekomen plan
nen voor een nieuw universiteitsgebouw alhier.
Onder de vijf plannen namelijk, aan welke de jury
een vijfde van het bedrag der uitgeloofde prijzen
wenscht toe te kennen, is genoemd n°. 17 met de
zinspreuk „vaderlandsche bouwkunde"dit moet
zijn n°. 27, met de zinspreuk „qui hasarde gagne.
Wer wagt gewinnt".
Tot predikant bij de Chr. Ger. gemeente
alhier (Hooigracht) is beroepen de heer W. H.
Gispen, van Zwolle.
De levering van het drukwerk ten dienste
der gemeente Leiden voor den tijd van 2 jaren