Ijs TAD S-B E RICHTEN. Het zal den Uitgever aangenaam zijn •wanneer de voor het 's avonds verschijnende nummer bestemde ADVERTENTIËN steeds 's middags uiterlijk vóór vier uren worden ingezonden. De plaatsing van na dat uur ontvangen Advertentiën moet zoowel van de plaatsruimte als andere omstandig heden afhankelijk gesteld worden en is dus niet altijd zeker. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1-10- Franco per postd-^0- Afzonderlijke Nommersn 0-02- Vergadering van den Gemeenteraad op Maandag 22i October a. s. Voortzetting van de behandeling van de voor dracht tot wijziging der plaatselijke directe belasting. Op Donderdag 25 October a. s. Behandeling van de Gcmeentebegrooting over 1878. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN herinneren bij deze de ingezetenen der gemeente aan de bepaling van art. 181 der Algeraeene Politieverordening van den 16den October 1873 (Gemeenteblad N°. 4), houdende, dat „ten minste tweemaal in het jaar, en wel eens in het voor- en eens in het najaar, op kennisgeving van Burgemeester en Wethouders, Schoor- steenen en Stookplaatsen gereinigd moeten worden." En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Courant afge kondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 19 October 1877. LEIDEN, 1» October. Heden is aan de hoogeschool alhier bevorderd tot doctor in de rechten de heer J. C. M. F. H. Mascbeck, geb. te 's-Gravenhage, na verdediging van Stellingen. Blijkens hunne memorie van antwoord blijven B. en W. van oordeel dat eene verlaging van de brug over de Groenhazengracbt wenschelijk is voor de passage en in overeenstemming met de onlangs plaats gehad hebbende verlaging van de Noord- eindsbrug. Mochten de kosten aanleiding geven om het voorstel niet goed te keuren, dan zouden er op dienzelfden grond nog minder termen be staan om tot eene gedeeltelijke of gebeele demping van de Groenhazengracht over te gaan. Intusschen zal de commissie van fabricage bereid worden bevonden om deswege een onderzoek in te stellen en eene raming te maken van de daaraan ver bonden kosten. Een onderzoek zal worden ingesteld aangaande de wenschelijkheid van eene overwulving van de Binneuvestgracht bij de buitensociëteit. I Ook B. en Ws. zijn van oordeel dat op grond van de in de sectiën aangevoerde redenen één commissaris van politie voor deze gemeente vol doende zou wezen. Reeds vroeger hebben zij meer malen als linnue zienswijze te kennen gegeven, dat in het algemeen eene organisatie der politie U 01ÖF *^e'n commissaris is te verkiezen boven de I rJ bestaande, doch tevens dat die organisatie niet gein el afhangt van het gemeentebestuur. Tegen eene verhooging van de jaarwedden der agenten van politie 3de kl. zouden zij, voor dit mtbans, bezwaar hebben, vermits hunne positie •ta» vorigen jare reeds eenigermate is verbeterd; Mj.achten het daarom wenschelijk dat eene her- MWnmg der bezoldiging tot een volgend jaar worde uitgesteld. BB. en W. zouden zeer gaarne overgaan tot de ■■Dschaffing van eene tweede stoombrandspuit, ■ifogezien de ondervinding, vooral in den laatsten jt'jd, heeft doen zien welke voortreffelijke diensten door eene zoodanige spuit kunnen worden bewezen en ongetwijfeld zou alsdan het aantal gewone spuiten kunnen worden verminderd. Inmiddels hebben zij, lettende op de vele uitgaven die thans aan de gemeente worden opgelegd, gemeend met de indiening van een daartoe strekkend voorstel voorloopig nog eenigen tijd te moeten wachten. Men schrijft onsDe staking der werk zaamheden aan den spoorweg LeidenWoerden schijnt men al te spoedig met een faillissement der aannemers in verband te hebben gebracht. Van ver schillende zijden wordt ze echter aan geheel andere omstandigheden toegeschreven, waarbij de nog niet onteigende perceelen de hoofdrol spelen. Het geval toch moet zich reeds te dikwijls hebben voorge daan, dat wanneer een gedeelte van de aardebaan was in orde gebracht, men op een of meer perceelen stuitte, die nog niet waren onteigend, zoodat men ze stil moest laten liggen. Nadat men met een omweg de materialen dan weer naar een ander perceel had overgebracht, zoodat de werkzaamheden in dien tijd stilstonden, kon men deze daar weder hervatten. Wanneer dit nu wat dikwijls gebeurt, begrijpt men er de gevolgen van. Zoowel voor de vordering van het werk als financieel is 't nadeelig. De aannemers moeten daarom in hun belang ver zocht hebben in de gelegenheid gesteld te worden de werkzaamheden geregeld te kunnen voortzetten, daar zij ze anders zouden moeten staken, hetgeen dan ook is geschied. Door personen, die aan andere spoorwegmaatschappijen soortgelijken arbeid verrichten, was reeds vroeger verklaard dat zij er voor zouden bedanken op zulk een wijze te werken. Vanwege de directie zijn nu evenwel de werkzaamheden weder hervat, nadat een gedeelte van het vorig personeel door haar was ontslagen. Het bericht als zou de bankier te 's-Hage ge weigerd hebben toen de aannemers bij hem nog meer gelden vroegen dan zij reeds hadden opgeno men, wordt ook ten stelligste tegengesproken. In zijne memorie van beantwoording over de begrooting van Ned.-Indië zegt de minister dat hij met genoegen heeft opgemerkt., dat men genegen is op uiterst vrijgevige wijze in de be hoeften van Indië te voorzien. Hij meent, dat het door hem gedaan voorstel nopens het sluiten van eene geldleening enz. alle aanbeveling ver dient. Hij heeft lang geaarzeld voordat hij daar toe overging, maar blijft na rijpe overweging deze wijze van voorziening de beste achten. Naar zijn oordeel verdiende het in het belang der zuinigheid aanbeveling om de regeeringsplannen betreflende den aanleg van nieuwe staatsspoorwegen op Java bij de begrooting te behandelen. De minister zou het ongeraden achten over de nieuwe belastingen eene beslissing te nemen, wan neer niet tevens beslist kon worden, dat in de dringende behoeften van Indië zal worden voor zien. Het voornemen was om de belastingen in hoofdzaak volgens de blootgelegde beginselen in toepassing te brengen. Over eenige byzondere be palingen is onlangs met den gouverneur-gene raal in nader overleg getreden. Bij de afdeeling onderwijs enz. wordt gezegd, dat reeds herhaaldelijk door opvolgende ministers van koloniën is aangetoond hoe de regeering verplicht is zich in Ned.-Indië van ondersteuning te ont houden ten opzichte van scholen waar het onder wijs dienstbaar wordt gemaakt aan het propageeren van een bepaalden godsdienst. Hoewel ontegen zeglijk aan eene uitsluitend heidensche bevolking niet in die mate aanstoot kan worden gegeven door christelijk onderwijs als zulks het geval is bij Mohammedanen, zoo zouden wellicht betreurens- PRIJS DER ADVERTENTIEN Van 16 regels Iedere regel meer0.17J. Grootcre letters naar plaatsruimte. waardige botsingen ontstaan, wanneer de regeering, het verlangen van enkele leden des Kamer conse quent inwilligende, subsidiën toekende aan scholen van uiteenloopende godsdienstige richting. Op de meest stellige wijze wordt verzekerd, dat de gouverneur-generaal geen burgerlijke amb tenaren heeft benoemd tot betrekkingen waarvoor zij het vereischt radicaal misten. Wat oorlog aangaat: evenals voor 1877 het geval was, wordt ook voor 1878 gerekend op de uitzending van 2500 man suppletietroepen. De regeering meent, dat het tijdstip van inkrimping der gestadig uitgezette uitgaven is aangebroken. Met den meesten klem is bij de Indische regeering op die inkrimping aangedrongen, en er zal niet mogen worden gerust voordat alle buitengewone maatregelen, alle uitbreidingen van formatie enz. die niet meer volstrekt noodig zijn, worden opge heven. Niet zonder groote moeite zal men van den abnormalen toestand, die zoo lang geduurd heeft, tot een meer normalen staat van zaken terugkeeren. Met een vasten wil zullen echter de moeielijkheden kunnen overwonnen worden, maar dan moet de begrooting toch vooral niet den in druk geven, dat de bestendiging van den abnormalen toestand als waarschijnlijk wordt aangemerkt. Uit eene overgelegde opgave blijkt, dat de bezet ting in Atjeh steeds is uitgebreid, en dat zij den lsten Maart 1877 beliep: 351 officieren en 9235 minderen. Ten gevolge der veranderingen in de oorspron kelijke wetsvoordracht, worden de eindcijfers dezer begrooting aldus geraamd: Middelen in Nederland 66,868,846, in Indië ƒ88,073,088, te zamen ƒ154,941,934); uitgaven in Nederland ƒ32,499,997, in Indië ƒ113,579,342, te zamen 146,079,339; geraamde bijdrage 8,862,595. Naar men verneemt zal de vice-admiraal Van Rees, directeur en kommandant der marine te Willemsoord, worden benoemd tot directeur en kommandant der marine in Oost-Indië. Het gisteren medegedeelde omtrent het Linnaeus-fonds is niet volkomen juist. De bé- noemde commissie heeft tot mandaat: een stich tingsbrief te maken en statuten voor het fonds te ontwerpen, met bepaling dat tot het beheer 5 personen zullen worden benoemd, en dat de senaten der Ned. universiteiten en het bestuur van „Natura Artis Magistra" zullen worden uitgenoodigd elk voor het eerst en voor het vervolg één lid in dat beheer aan te wijzen. De senaten moeten dat eerst nog aannemen en zij worden niet gevraagd vóór dat de statuten gereed zijn, zoodat het op dit oogenblik nog geheel onbekend is wie het bestuur van dit fonds zullen voeren. Gisteren werd de tentoonstelling van kunst nijverheid te Amsterdam in alle stilte gesloten. Met de verzending en aflevering rekent men zoo snel gereed te zijn, dat directeuren van het Paleis daar nog deze maand opera-voorstellingen denken te doen geven. Het aantal bezoekers gedurende den loop der tentoonstelling bedraagt 340,000. Ruim 42,000 loten zijn door de verlotingscom missie gedebiteerd. De verloting zal in de volgende maand geschieden. Er zal nog eene afzonderlijke tentoonstelling plaats hebben van voor de verlo ting aangekochte voorwerpen. Naar men verneemt heeft prof. Baehr, hoog leeraar aan de polytechnische school te Delft, voor de op hem uitgebrachte benoeming als hoogleeraar aan de hoogeschool te Utrecht bedankt. Voor de handwerken deden gisteren in Den. Haag 15 candidaten examen, welke allen werden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1877 | | pagina 1