Hedei ocrlng ultgetproken door de> Inlfter tob FliuelCi by de Indiening der •toattbcfrooting roor 1878. ■mijne HEEREN I Bij de aanbieding der Staatsbegrooting *oor den lost 1878, die ik de eer heb, op 's Konings last bij orer te brengen, eerwacht gij als gewoonlijk eenige igen nopens den toestand onzer geldmid- len De dieosten, omtrent wier uitkomsten nog eenige schikking te nemen valt, vangen aan met den enst 1874. Een jaar geleden deelde ik U mede, dat de alge- eene rekening van den dienst 1874 was opgemaakt et een batig saldo van 5 947 281. Dit saldo is j de sedert gevolgde sluiting der rekening door de Igemeene Rekenkamer onveranderd vastgesteld. Van den dienst 1875 verwachtte ik ten vorigen .re een toen nog zeer onzeker batig saldo van ruim 280 000. liet is mij aangenaam te kunnen mededeelen, dat e uitkomst de verwachting heeft overtroffen. De al- emeene rekening wegens den dienst 1875 is opge haakt met een goed slot van 926 325. Zij is nog ij de Algemeene Rekenkamer in onderzoek, maar het i niet waarschijnlijk, dat het daarbij aangewezen ildo, ten gevolge van dat onderzoek, eenige bedui- ende wijziging zal ondergaan. De uitkomst van den dienst 1876, voor zooverre ie nu reeds bekend i6, zou verrassend gunstig zijn eweest, indien niet eene bijzondere omstandigheid en der ontvangsten verre beneden de raming had oen blijven. De ontvangsten van den dienst 1876, ie geraamd werden op 106 410 675.50, kunnen aar de. tot dusver bekende uitkomsten gesteld wor- enop i,116 530 708.03» terwijl de uitgaven van den ;enst, die, met inbegrip van latere u-hoogingen, geraamd werden op 115 728 585, voorloopig berekend orden op413 396 805.72 zoodat voor den dienst 1876 een oorloopig batig slot zou hebben imnen worden gesteld van 3 133 902.311 En hare uitgaven aldus: Algemeene dienst Rentebetaling en verplichte amor tisatie Aanleg van Staatsspoorwegen en subsidie voor spoorwegen Uitgaven tot bestrijding van vee ziekten u Wegens uitbreiding der bij bestek vastgestelde werken van de Am- sterdamsche Kanaalmaatschappij, aan de havenhoofden te Wijk aan Zee Buitengewone uitgaven voor het Departement van Oorlog 71 552 460.09 26 281 669.76* 6 833 333.33* 394 785.89 1 008 437.85 7 326118.79 te zamen 113 396 805.72 Deze gunstige uitkomst zou dan grootendeels hier- 1 an te danken zijn, dat de gewone middelen niet linder dan 10119 366 boven de raming hebben pgebracht, hetgeen des te opmerRelijker is, omdat olgens niet weinigen, de raming dier middelen vrij oog was opgevoerd. Reeds in den loop van dit jaar echter Reeft e Regeering er op gewezen, dat de uitgaven in adië over 1876, onder andere die ten behoeVe an het plantloon, ten gevolge van den buitenge- toon grooten koffieoogst, ettelijke millioenen meer auden torderen, dan waarop bij de Indische begrooting oor dat jaar was gerekend en dat daarom de gewone itkeering uit de Indische middelen van eene som ad 10 850 455 alsnog moest worden uitgesteld. Nadat u eehter de uitkomsten van den Indischen dienst van 876 eenigszins meer zijn bekend geworden, blijkt het, at althans vóór 1*. Januari eerstkomende en dus vóór e afsluiting van den dienst, behalve de bijdrage en behoeve der uitvoering van de vestingwet ad 2 700 000, in de plaats van 10:850 455, slechts 4 000 000 uit de Indische kassen kan worden uit- ;ek©erd. De oorzaken van dit deficit in den zoogenaamde ndischerf. sluitpost, door lioogere opbrengsten der pro- lucten niet te dekken, liggen voor de hand, en zijn iok reeds meer uitvoerig aangegeven in de Memorie fan Toelichting bij de Indische begrooting voor 1878. Naast de hoogere uitgaven voor de koffie zijn het rooral de oorlogskosten op Sumatra geweest die de ïitkeering der gewone bijdrage voor een groot deel inmogelijk maakten, en ware het niet, dat de op- irengst der koflieoogsten en vooral de bedongen prijzen 'oor de koffie boven de raming in 1876 en 1877, n het laatste jaar kan men nu reeds op een sprplus an ruim elf milliocn uit de opbrengst der koffievei- ngcn in Nederland rekenen, eene aanzienlijke te- emoetkoming in de ontzaglijke uitgaven voor dien r,j& T«Ü*ehaften, de uitkomst zou stellig nog veel •ugu^itigei zijn. De dienst van 1876 wijst dus, uitsluitend door deze orzaak, in de plaats van het te verwachten batig lot ad f 3133 902, een voorloopig tekort aan van 3 716^52. De ontvangsten van dezen dienst verdeelen zich I» volgt Gewone middelen Gewone bijdrage uit de geldmid- 'len van Nederlandsch-Indië n Rydragf uit als voren voor den ^^Bouw Bijdrage uit de koopprijzen van Uir 'lot van den dienst 1873 Toen ik ten vorigen jare eene gelijke ontleding maakte van de voorloopige uitkomsten van den dienst 1875, voegde ik er de opmerking bij, dat, hoewel de verhouding tusschen gewone ontvangsten en uitgaven voor dien dienst minder gunstig scheen dan voor de beide daaraan voorafgegane diensten, dit verschil in zoover slechts schijnbaar was, dat de hoogere uitga ven ten behoeve der marine, tot geleidelijke uitvoe ring van het daaromtrent in 4874 beraamde plan, met 4875 aangevangen en onder de gewone uitgaven begrepen zijn. Ik kon toen in dit opzicht voor den dienst 1875 slechts een gunstig verschil van ongeveer 2 580 000 aanwijzen. Het is mij aangenaam thans te kunnen constateeren, dat de dienst 1876, ook wat dit punt betreft, eenigen vooruitgang aantoont, daar het gelijke verschil voor dezen dienst ruim f 2 720 000 bedraagt. De uitkomst van den dienst van het loopende jaar 1877 is uit den aard der zaak nog zeer onzeker, en meer dan vroeger eischen de tijdsomstandigheden, dat men omtrent de raming van de opbrengst der mid delen in de overblijvende vier maanden des jaars geen te groote verwachtingen opwekke. De hoofdstukken der begrooting van uitgaven wer den, met inbegrip van latere verhoogingen, vastgesteld tot een gezamenlijk bedrag van j 120 214182.00 Aanhangig zijn voorstellen tot verhooging van het Departement van Binnenl. Zaken, ad 188 500.00 en Financiën, ad 79 800.00 268 300.00 1 500 000.00 waardoor zij kunnen stijgen tot f 120 482 482.00 Als gewoonlijk aannemende.dat daarvan, met inbegrip van de ren ten der waarborgkapitalen vaa do muntbiljetten! ónbeschikt zal blij ven zou meu de uitgaven dus kun nen stellen op De raming der middelen werd vastgesteld op Ik meen echter eene opbrengst boven de raming te mogen ver wachten van. waardoor de ontvangsten zouden klimmen tot Nu echter door de boven aangegeven omstandig heid de dienst 1876 met een tekort sluit, zal het na dekking van dat tekort nog overblijvende saldo der diensten 1874 en 1875, niet voldoende zijn om het tekort van 1877 te dekken, en vooral oiet, indien, zooals maar al te zeer te verwachten is, de bijdrage uit Nederlandsch-lndië over 1877, die op die begroo ting der middelen voor een bedrag van ƒ9 974 872 is uitgetrokken, ons grootendeels ontvalt. Het zij mij vergund hieromtrent, voordat ik ver der ga, de volgende opmerking te maken. De oorlog op Sumatra kostte in 1875 ruim 21 000 000, en ik had tot vóór korten tijd geen reden om te vermoeden, dat dit bedrag in 1876 be langrijk zou overschreden worden. Uit de slechts zeer onlangs uit Indië meer volledig ontvangen berichten en rekeningstaten blijkt het ech ter dat die oorlog in 1876 ongeveer 26 500 000 heeft gekost. Dat dit cijfer over 1877 zeer veel min der zijn zal, is voorshands nog niet te verwachten. Het is duidelijk, dat indien deze oorlogskosten in 1876 niet tot een hooger bedrag dan in 1875 wa ren te voldoen geweest en die uitgaven in 1877 tot het cijfer, dat zij in 1874 bereiken, namelijk /15 000 000 daalden, alle diensten tot en met 1877 zonder eenig deficit hadden kunnen worden afgesloten en zelfs voor den dienst 1878 onder de ontvangsten had kunnen worden gerekend op het geheele bedrag van het batig saldo der diensten 1875 en 1876. Te meer vind ik aanleiding tot deze opmerking, omdat de regeering thans meent met vertrouwen de verwachting te mogen uitspieken, dat zeer spoedig een toestand op Sumatra ontstaan zal, die tot zeer belangrijke vermindering der bezetting- cn blokkade- kosten leidt, en al zullen nog gedurende ettelijke jaren groote buitengewone uitgaven aldaar gevorderd wor den, zij zullen voortaan, zoo ik meen, niet meer ver hinderen, dat wederom de uitkeering aan de Neder- landsche schatkist van hetgeen als bijdrage uit In dische geldmiddelen bij de jaarlijksche begrooting zal worden uitgetrokken, geregeld ontvangen worde. In deze veronderstelling is dan ook de begrooting over den dienst 1878 opgemaakt, waaromtrent ik thans de eer zal hebben eenige bijzonderheden mede te deelen. In de eerste plaats tot eene vergelijking van de daarbij voorgedragen uitgaven met die, welke voor den dienst 1877 zijn toegestaan, overgaande, trek ik, in navolging van hetgeen sedert ettelijke jaren is ge schied, van de beide begrootingen af, wat er in be grepen is ter zake van f 118 982 482.00 f 106 392 323.00 6 150 000.00 1877. 1878. f 112 542 323.00 De meening, dat de opbrengst der middelen over het geheele jaar 1877 de raming minstens met 6 150 000 zal overschrijden, rust op deze gegevens De gewone middelen leverden in 1876 op 95 806 440de opbrengst dier middelen in de eerste acht maanden van 1877, die der directe belastingen daarbij niet gerekend, bleef f 176 433 beneden die der acht eerste maanden van het vorige jaar. Naar gelijke verhouding zal du6 over 12 maanden op f 264 000 minder zijn te rekenen, indien althans de directe belastingen, wat echter niet uan te nemen is, niets meer over 1877 dan over 1876 opbrachten. De geheele opbrengst der midde len zou dan bedragen95 542 000.00 terwijl de raming was 89 389 038.00 vergoeding aan de Am- sterdamsche Kanaalmaat schappij wegens uitbrei ding der bij bestek vastge stelde werken aanleg van Staats spoorwegen en subsidiën voor spoorwegen het geheele hoofdstuk Nationale schuld de buitengewone uit gaven voor bet Departe ment van Oorlog met inbegrip van die voor de voltooiing van het vea- tingstelsel f 581 170 100 000 10 633 333 9 800 000 26 737 655 26 778 017 5 739 370 6 680 790 100 556 586.91 4 000 000.00 2 700 000.00 950 000.00 1 473 666.12* Dus meer te ontvangenf 6 153 962.00 Voor de overige middelen, die in den regel de ra ming mede overschrijden, reken ik slechts, dat zij in opbrengst daarmede zullen overeenkomen. Men zou dus voor den dienst 1877, in ronde cijfers, het vermoedelijk bedrag der uitgaven kunnen stel len op119000000 dat der ontvangsten op 112550000 te zamen 109 680 253.03* en dat van het tekort op6 450 000 Men zal zich herinneren, dat reeds bij de behan deling der begrooting voor 1877, in de Tweede Ka mer, door mij werd gezegd, dat zeer zeker van het batig slot van 1874 gebruik zou moeten worden ge maakt tot dekking van het eventueel tekort van den dienst 1877. Zeer waarschijnlijk zou dan ook dat goed slot vol doende zijn geweest, om den dieost 1877 geheel af te sluiten. Te zamen 43 691 528 43 358 807 Voor 1878 worden de uitgaven voorgedragen tot een gezamenlijk bedrag van. 121 102 341.00 of na aftrek der bovenvermelde som van43 358 807.00 Voor 1877 werd toegestaan, 120 214 182.00 zijnde na af trek der boven vermelde som van 43 691 528.00 77 743 534.00 76 522 654.00 zoodat, afgescheiden van de hier boven afzonderlijk genoemde onder werpen, voor 1878 meer wordt aan gevraagd 4 220 880.00 De voornaamste oorzaken van dit verschil zijn de volgende: Voor het Huis des Konings wordt meer aangevraagd, wegens de voltooiing van den bouw der Koninklijke stallen f 75 000.00; voor het Departe ment van Buitenlandsche Zaken, hoofdzakelijk we gens traktementen der gezantschappen en consulaten 14 600.00; voor het Departement van Justitie ten gevolge van de nieuwe rechterlijke organisatie, boven hetgeen reeds in 1877 daarvoor is toegestaan, alsnog 274 000.00; wegens gerechtskosten in strafzaken' f 45 000.00 en wegens gebouwen voor rcchtshuizen en gevangenissen 85 000.00. Voor het Departement van Binnenlandsche Zaken wegens kosten van bestuur der provinciën, meer f 9 200,00uitgaven in het belang der statistiek, meer 15 000.00uitgaven in het belang van het toe zicht op en de veiligheid van het spoorwegverkeer, meer f 9 350.00; voor do verschillende takken van onder wijs, meer f 286 150.00; kunsten en wetenschappen, meer f 34 200 00. Voor het Departement van Financiënwegens kos ten van vernieuwing der muntbiljetten f 32 000.00; uitkeering aan de gemeenten van vier vijfden der Rijksbelasting op het personeel, meer f 362 000.00 verschillende uitgaven verband houdende met de ver meerdering van de opbrengst der middelen en met de nieuwe regeling van den dienst van het kadaster en de politie op de Zeeuwsche stroomen, in het belang der j visschcrijen, meer f 208 100.00; voor het postwezen, meer /229 300.00; de telegraphie, uieer 48 100.00 pensioenen, meer f 28.000,00 voor het Departement van Oorlog meer f 36 000.00; en voor het Departe ment van Koloniën, wegens uitgaven ten behoeve der West-Indische koloniën, meer f 217 000.00te zamen f 2 008 000.00. Daarentegen wordt minder aangevraagd: Voor het Departement van Justitie: wegens kosten van militaire detachementen als hulp-maréchaussées f 100 000.00; voor het gevangeniswezen f 8 900.00wegens bijdrage in de kosten der gestichten Ommersclians en Veen- huizen f 25 000.00voor het Departement van Bin nenlandsche Zaken, onderdeel Waterstaat en Openbare werken, hoofdzakelijk omdat in 1877 groote buiten gewone uitgaven noodig waren tot herstel van winter en stormschade 158 400.00 en voor het Departement van Marine, wegens mindere uitgaven voor werken ten dienste der kust- en oeververlichting en voor het materieel der zeemacht f 510 000.00; te zamen 802 300.00. Dit bedrag van dat der genoemde verhoogingen aftrekkende, verknjgt men aan hoogere uitgaven 1 205 700.00. Het verschil tusschen dit en het bovengenoemde bedrag van 1 220 880 verdeelt zich over verschillende kleinere posten. Het zal Uwe aandacht niet ontgaan dat de voor naamste posten dezer verhoogingen öf wel een gevolg zijn van nieuwe wettelijke organisatiën, zooals die der rechterlijke inrichting van het hooger onderwijs, van den dienst van het kadaster, öf wel een gevolg van de ruimere opbrengst der middelen, zooals de uit keering der */s van de personeele belasting aan de gemeenten, die alleen reeds ruim 29 pCt. van het geheele cijfer der verhooging inneemt en de verhoogde betaling aan alle ontvangers der middelen, die, naar mate hunner ontvangsten, percentsgewijze bezoldigd worden. Bedenkt men daarbij dat de behoeften van den Staatsdienst zich jaarlijks uitbreiden, en dat steeds hoogere eischen aan de schatkist gesteld worden, dan is het een bemoedigend verschijnsel dat de op brengst onzer gewone middelen in de laatste jaren belangrijk is vooruitgegaan, al moet die voor het oogenblik eenigermate den invloed van den algo- meenen druk der tijdsomstandigheden in Europa ondervinden. Die opbrengst was voor de middelen in 4876 ruim 4 600 000 hooger dan in het jaar 1875. Ik heb dan ook weder vrijheid gevonden, om bij de raming der middelen voor den dienst 1878 met dien vqoruitgang, althans tot op zekere hoogte, rekening te houden. De raming van de belastingen, de inkomsten van domeinen, posterijen, telegrafen, Staatsloterij, jacht en visscherij en loodsgelden, kon dientengevolge, hoewel zij nog ruim f 1 400 000 beneden de werkelijke op brengst van 1876 blijft, gesteld worden op 94 388 828.00 het aandeel van den Staat in de opbrengst der exploitatie van de Staatsspoorwegen op een bedrag nagenoeg overeenkomende met hetgeen voor 1876 is verkregen, of f\ 622 000.00. De rubriek „Verschillende ontvangsten en toevallige baten" kon, omdat daarin 5 500 000 begrepen moest worden wegens teruggave van het met 1 Januari 1878 op- eischbare voorschot aan de Amsterdamsche Kanaal maatschappij, verleend volgens de bij de wet van 25 Juni 1873 (Staatsblad n° 102) bekrachtigde overeen komst, ditmaal f 5 313 872 hooger gesteld wor den dan voor 1877, dat is op 8 299 485.00. We gens de gewone bijdrage uit de geldmiddelen van Nederlandsch-Indië, voor het loopende jaar geraamd op f 9 974 872, wordt voor 1878, in overeenstem ming met de voor die bezittingen ontworpen bogroo- ting, 943 455.00 minder uitgetrokken, derhalve f 9 031 417.00; terwijl uit bet fonds der koopprijzen van domeinen, als bijdrage in de uitgaven voor den aanleg der Staatsspoorwegen, beschikbaar kan worden gesteld 450 000.00. De raming der middelen voor den dienst 1878 bedraagt derhalve 113 791 730.00, zijnde 7 310 611.00 minder dan het vroeger genoemde tegengegaan, beloop der voorgedragen uitgaven ad /"121 102 341.00; j De oogenblikkeli Verwijl bet tekort van ruiin 7 300 000 nog xou kunnen financiën mag, noi stijgen, indien de Aim mocht blijken niet tij aflossing te kunnen vo Of het mogelijk zij slotte zonder werkelij of tot welk cijfer dï thans, meer nog dan o zwaarlijk te gissen. Met het oog op c zonderheden dor dien R'geering ernstig ove de uitgaven van buiti 1878 aanmerkelijk 1 brieken dier uitgaven king komen, namelijk wegen krachtens de (Staatsblad n*. 206) e wei ken en voor de bow echter ongeraden voo arbeid te staken of te opzicht de kracht des zal het dan ten slotte delen aan te wenden te voorzien. Thans wordt nog g Eerst als ten min geoordeeld worden ov< den dienst 1877, zoc zal het noodig zijn ce gaan eener leening a werpen om in de ei tekorten van dien d zal men dan tevens welk bedrag het raad: maken ter voorziening voor het dienstjuar voorstellen, die met o aun Uwe Vergadering Inmiddels wordt vo tiging tot uitgifte var in navolging van hetg werpbegrootingen plac Indien do cijfers thi van den financicolen t< afwijken van hetgeen aan Uwe Vergadering aandacht niet ontgna enkele omstandigheid voorbijguandon aard, t Nederland heeft in grootere mate voor 1 het opnieuw inrichten millioenen op millioer zonder uitzondering u allereerst uit de gew> bestreden. Ook wanneer die I opleverde, ons niet g was het te voorzien, herinnerd, dat het ooj niet langer op dczclfi gaven zou kunnen wo nog durf ik volhoudt grooting voor 1878 betere toestanden vo< van Sumatra, do Nedi zorg behoeven te bare Hoogstens toch zal reeds in 1878 hetzij i de gezamenlijke uitgi der wet tot voltooiing Regeeruig bij haar e het geheel na 1878, genoot van Oorlog bi dedeeling, nog een e zullen zijn, voor een dekken. Doet men dit, dan latere juren in alle dienst naar bchooren gewone middelen. Reeds in 1874 ring «lor hier genoe: kassen kon en mocht voor het vervolg ni zal het crediet des aangesproken. En indien dan tev betamehjken spoed d voltooid en daaruit daardoor ook nieuwe schatkist geboren w< jaren steeds het ge lastingen jaar op ja der gewone uitgaven dere uitgaaf voor c nog beneden het ci dan meen ik gerei houden, dat met ge

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1877 | | pagina 3