N°. 5393. A", i877. Donderdag 13 September. LEIDEN, 12 September. Door wijlen jhr. mr. D. T. Gevers van Endegeest, in leven oud-president-curator der Leidsche Hoogeschool, is aan die Hoogeschool een legaat besproken tot het stichten van twee studie beurzen ten behoeve der rechtsgeleerde faculteit. Naar de „Prov. Gron. Ct." uit eene zeer goede bron meent te weten, wenscht prof. Telle- gen, benoemd tot hoogleeraar te Leiden, te Gro ningen te blijven. In de Maandag te Amsterdam gehouden vergadering van de letterkundige afdeeling der koninklijke academie van wetenschappen werd in de eerste plaats mededeeling gedaan van eene mis sive van den minister van koloniën, waarin hij op een wederzijds gedaan verzoek te kennen geeft, dat het volkomen overbodig is, verdere nasporin gen te doen naar het bestaan van wajangteksten op Java, dewijl uit de catalogus der boekerij van het Bataviaasch genootschap blijkt, dat deze instel ling een genoegzaam aantal wajangteksten bezit, waarvan op aanvrage afschriften worden beschik baar gesteld. Deze missive is gesteld in handen van de commissie, die indertijd over deze aange legenheid rapport heeft uitgebracht, de heeren Yeth en De Goeje, nadat de heer Kern had opgemerkt, dat, wellicht op een enkele uitzondering na, al de stukken, te Batavia voorhanden, uittrek sels van wajangteksten zijn, welke tot de be doelde tooneelstukken in geen nauwer verwant schap staan dan Charles Lamb en Shakespeare. De heer Van den Bergh betoogde de wensche- lijkheid van de uitgave van Nederlandsche jaar boeken, gelijk tot 1798 hier te lande sedert tijden geregeld plaats vond. Men mist thans de kroniek matige opgave der feiten van de laatste jaren; iets, waaraan de geschiedvorscher dikwijls behoefte heeft. Het uitgeven van dergelijke kroniek zou bij uitnemendheid de taak kunnen zijn der Leidsche Maatschappij van letterkunde. De heer R. Pruin nam op zich, den wensch van den heer Van den Bergh aan de directie kenbaar te maken. Naar aanleiding van onderzoekingen, in Engeland in het werk gesteld, heeft de heer Land nagegaan, welke Schotsche geleerden in Nederland onderwijs hebben gegeven in de peripatetische wijsbegeerte. Ethica en metaphysica behoorden in den aanvang te Leiden niet tot den cyclus van het gewoon hooger onderwijs; de ethica werd daartoe eerst gebracht in 1615, de metaphysica in 1644. Maar reeds in 1582 telde Leiden Schotsche studenten en in 1588 werd Ramsey als buitengewoon professor in de logica aan gesteld. In 1597 las een Schot, Macculo dus Mac Culloch over het Organon. In 1603 werd Mur- dirson gewoon hoogleeraar in de logica en in 1605 Gilbertns Jacheus Gilbert Jack zoo het schijnt op aanbeveling van Hugo De Groot. Van hem bestaan drie merkwaardige boekjes over de physica, de metaphysica en de medicijnen. Hij weid in 1619 om zijne kettersche gevoelens afge zet. Na hem vindt men in 1644 den Schot Stuart, wien zijn zoon David Stuart opvolgde, die van 1644 1669 eerst lector en later gewoon hoog leeraar was. Hij was de laatste buitenlander, die de wijsbegeerte te Leiden heeft onderwezen. Gro ningen heeft twee Schotten voor dit vak aange- •®d, den eersten in 1614, den laatsten van <37881796. Het kan evenwel zijn, dat er meer zijn geweest, wier leven en werkkring nog moet worden nagespoord. H Dit stuk gaf geene aanleiding tot discussie en de vergadering werd gesloten. Uit Amsterdam schrijft men aan de N. R. Ct.": De voordracht ter benoeming van professo- Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. ren voor de nieuwe universiteit maakt over het algemeen hier een ongunstigen indruk. Vooreerst toch i3 zij onvolledig, vooral voor de faculteiten der rechtsgeleerdheid en letteren. Er ontbreekt een professor voor het Romeinsche recht, een voor het handelsrecht, een voor het strafrecht en de strafvordering, een voor de staathuishoudkunde en de statistiek; de Latijnsche taal en oudheden, de Nederlandsche taal, de logica en de zielkunde, het Sanscriet enz. vinden op de voordracht nog geen vertegenwoordigers. Dat ontbreken is echter niet het grootste kwaad; een tweede serie van voorgedragenen kan de leemteu aanvullen. Veel grooter is het feit dat geen der beroemde profes soren van eenige rijksuniversiteit onder de voor gedragenen voorkomt. Daaruit moet worden opge maakt dat niemand hunner zich een benoeming heeft laten welgevallen, en dat is een geweldige slag voor de nieuwe inrichting, wier doel was in de toekomst althans twee der rijksuniversiteiten te verdringen. De vraag rijst of men genoeg geld heeft ge boden. Een som toch van 5 a 6000 gulden is van geen beteekenis voor professoren, b. v. der Leidsche juridische faculteit, die, met inbegrip der collegegelden, minstens het dubbele aan de rijksinrichtingen verdienen. En dan vergete men niet dat het leven hier veel duurder is dan in Leiden, Utrecht en Groningen, en meer in het bijzonder de uitgave voor huishuur. Als een ge meente rijkszaken als het hooger onderwijs voor hare rekening gaat nemen, dan behoort zij geen geld te ontzien om wel te slagen. De vraag rijst, of het dagelijksch bestuur een genoeg zame volmacht van den gemeenteraad heeft be komen om althans eenige beroemde professoren te koopen. Dat nu had moeten geschieden en scheen ook te kunnen worden verwacht, sedert het raadslid mr. J. C. De Vries, in den gemeen teraad, op zulk een nadrukkelijke wijze een der gelijk standpunt ontwikkeld en van Burg. en Weth. een geruststellend antwoord bekomen had. Onder de nieuw voorgedragenen bevinden zich ongetwijfeld verdienstelijke mannen, maar zij moe ten voor het meerendeel hunne sporen op het gebied der wetenschap nog verdienen en kunnen vooralsnog geen eigenaardig cachet geven aan de instellingmet andere woordenzij zullen geen studenten van elders, b. v. geen juristen van Lei den, herwaarts lokken. De beste keuzen zijn nog gedaan in niet-examenvakken. Dr. A. Pierson en dr. C. M. Kan bij voorbeeld zijn namen die goed klinken, zijn mannen die als een wezenlijke aan winst voor de nieuwe universiteit zijn te beschou wen. Ziedaar u getrouwelijk wedergegeven wat onder bevoegde personen in verschillende kringen dezen dagen schier zonder tegenspraak werd ge zegd. Men ging zelfs zoover van de wenschelijk- heid uit te spreken, dat de gemeenteraad het doen der benoemingen zou uitstellen, totdat ook de leemten op de voordracht zijn aangevuld en over het geheel een volledig oordeel kan worden geveld. Omtrent de opening der rijkslandbouwschool wordt uit Wageningen gemeld: Nadat Maandag middag te 2 uren de feesten aangevangen waren met het uitreiken van een vaandel aan de leer lingen, heeft gisteren, bij gelegenheid van de opening der nieuwe gebouwen en den aanvang van den hieuwen cursus, de plechtige opening der rijkslandbouwschool plaats gehad. Vele belangstel lenden hadden aan de uitnoodiging gevolg gegeven en zich tegen halftwaalf in het nevengebouw links, op de zaal, bestemd voor kabinet van natuurlijke historie, die voor deze gelegenheid smaakvol ver- sierd was, vereenigd, om van deze voor het vrien delijk stadje zoo belangrijke gebeurtenis getuigen te zijn. De heer Knel, burgemeester van Wage ningen, riep den aanwezigen, onder wie de minister van binnenlandsche zaken, de commissaris des konings in Gelderland, de heer Dullert, de heer Salverda, inspecteur van het middelbaar onderwijs, de secretaris-generaal en een der referendarissen van het departement van binnenlandsche zaken, het bestuur der Geldersche Maatschappij van land bouw en andere autoriteiten, een hartelijk welkom toe en uitte de beste wenschen voor den bloei der inrichting. Vervolgens hield de directeur der school, de heer Jongkindt Coninck, de feestrede. Spr. waar deerde in den minister Heemskerk den beschermer van den landbouw, onder wiens regeering het land bouwonderwijs tot stand kwam, en hij dankte hem voor zijne welwillende medewerking. Ook den heer Salverda bracht hij hulde voor de vele zorgen en moeite, door hem aan het onderwijs besteed. Hij betreurde het, dat het landbouwonderwijs in Nederland zoo laat tot zijn recht is gekomen, maar vertrouwde, dat het nog niet te laat was, en uitte de hoop, dat het thans voorgoed in Neder land gevestigd zou zijn. Hij betoogde, zijn betoog met statistische opgaven stavende, dat Nederland zeer ten achteren is in den landbouw, en hij kon het wetenschappelijk practisch landbouwonderwijs niet genoeg aanbevelen. Hij ging, lettende op den goeden geest van de leeraren, met moed de toe komst tegemoet. De minister van binnenlandsche zaken, daarop het woord nemende, hoopte van harte, dat het aanvankelijk succes op het gebied van landbouw kundig onderwijs van blijvenden aard zou worden. Hij wenschte Wageningen geluk met de school, die daar is opgericht, en verklaarde, dat de regee ring het zeer waardeert, dat door de gemeente zooveel ten behoeve der inrichting is afgestaan en bijgedragen. Dit erkennende, had de koning den burgemeester van Wageningen benoemd tot ridder der orde van den Nederlaudschen Leeuw. Hierop werd eene voor deze gelegenheid door den heer G. Klimmerboom, organist te Rhenen, vervaardigde en op muziek gezette feestcantate gezongen, en na den afloop daarvan namen de autoriteiten de lokalen der school in oogenschouw. De schoolgebouwen zijn zeer doelmatig ingericht en doen den aannemer, den heer A. G. Vink, te Utrecht, alle eer aan. Later bezichtigde de mi nister de goedgeslaagde landbouwtentoonstelling, waar hij met fanfares ontvangen en door den heer D. Vreede, den voorzitter van de afdeeling Ne der-Veluwe van de Geldersche Maatschappij van landbouw, toegesproken werd. De minister beant woordde die toespraak en bezichtigde daarop met veel belangstelling de tentoongestelde voorwerpen. Ten slotte had een collation plaats in de sociëteit „Harmonie", den genoodigden door de ingezete nen van Wageningen aangeboden. De harddraverij van de Haagsche afdeeling der Hollandsche Maatschappij van landbouw, die wegens den algemeenen rouw waarin ons land, doch inzonderheid de residentie, door het overlijden van H. M. Koningin gedompeld was, in Juni geen voortgang kon hebben, werd gisteren in Den Haag op den rijweg tusschen het Malieveld en het Boor- huis gehouden. De tegenwoordigheid van duizenden toeschouwers zoowel op het afgesloten als het vrije terrein leverde ongetwijfeld het bewijs dat derge lijk volksvermaak steeds met genoegen gezien wordt. Ditmaal waren zestien paarden op de baan geweest, zoodat eerst om 4 uren de kamp was geëindigd. LEIDSCH rfj DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANTS Voor Leiden per 3 maandenj-ljj- Franco per post Afzonderlijke U'U4' PRIJS DER ADYERTENTIEN: Van 16 regelsl-05- Iedere regel racer0.17$. Grootere letters naar plaatsruimte.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1877 | | pagina 1