N°. 5387.
A0. 1877.
Donderdag
6 September.
ADMINISTRATIEVE DÉTAILS.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
LEIDSCÏÏ
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenl-10-
Franco per post.....*
Afzonderlijke NommersUUJ-
Tot de kenmerken van het zomerseizoen be
hoort behalve de meer natuurlijke verschijnselen
van reizen en trekken naar badplaatsen of andere
om hun schoonheden bekende oorden in binnen-
of buitenland ook een schier eindelooze reeks van
algemeene vergaderingen van vereenigingen, ge
nootschappen, maatschappijen en wat dies meer
zij, met of zonder bijkomende festiviteiten, maal
tijden enz.
Onder die soort van bijeenkomsten werd dezer
dagen onze aandacht gewekt door de tweede jaarlijk-
sche vergadering van het Antidienstvervangingbond,
welke in de naburige residentie plaats had. Daar
aan willen wij eenige woorden wijden. Niet dat
wij voornemens zijn al het daar besprokene in
bijzonderheden na te gaaD. Onze lezers weten
trouwens, dat, mogen wij het beginsel, door het
Bond voorgestaan, toejuichen, wij onder de tegen
woordige nog zoo hoogst gebrekkige toestanden
ten opzichte van kazerneering enz. een algemeene
toepassing daarvan ondoenlijk achten.
Niettemin zou het Bond naar onze meening
reeds dadelijk veel nut kunnen stichten door te
trachten zooveel mogelijk verbeteringen aan te
brengen en alzoo de afschaffing der dienstvervan-
ging voor te bereiden door haar practisch moge
lijk te maken.
In dat opzicht nu werden in bedoelde verga
dering woorden gesproken, die juist een tegen
overgestelde strekking hadden. Door een der
afgevaardigden nl. werd de wensch geuit, dat het
Bond, dat toch ook de verbetering van het lot
der miliciens bedoelt, zich tot de regeering mocht
wenden om maatregelen te beramen, ten einde de
in den laatsten tijd veelvuldig voorkomende on
gelukken bij het schijfschieten te voorkomen.
Zeker bestond er alle grond tot het uitspreken
van dat verlangen. Immers kort nadat een kor
poraal-tamboer der Haagsche schutterij op die
wijze het leven had verloren, las men in de dag
bladen van een dergelijk ongeval nabij Breda. Het
luidt gewoonlijk heel eenvoudig zoo'n krantenbe
richt: „Op de Geldersche heide te Breda heeft
een karabijnkogel een brigadier, die bij 't schijf
schieten der huzaren te vroeg uit den observatie
post kwam, doodelijk in den buik getroffen." Men
leest het met een voorbijgaand gevoel van deel
neming, hoogstens gevolgd door een paar woordjes,
die van dat gevoel getuigen, en daarmee is de
zaak afgedaan.
Mag dat zoo blijven, waar het een zaak geldt,
waarbij men niet te doen heeft met een enkel op
zichzelf staand geval, maar met eene herhaling
van feiten?
Die vraag zou men denken, dat allereerst door
de mannen van het Antidienstvervangingbond
ontkennend zou zijn beantwoord, het Bond, dat,
zooals de afgevaardigde, die de quaestie op het
tapijt bracht, terecht opmerkte, toch ook de ver
betering van het lot der miliciens bedoelt.
En werkelijk de voorzitter beweerde dan ook
met, dat die toestand zoo moest blijven, maar
gaf evenmin eenige hoop, dat vanwege het Bond
een poging zou worden gedaan om daarin ver
andering te brengen. Integendeel, zijn antwoord
kwam ongeveer hierop neder: dat het Bond zich
niet met dergelijke „administratieve détails" kon
inkten, daar dit dat lichaam zelf in gevaar zou
kunnen brengen, terwijl trouwens aan het hoofd
van het departement van oorlog zelf dergelijke
gevallen niet ontgaan.
1 Administratieve détailsMet het oog op het
meer uitgebreide doel, dat het Bond beoogt, is
die uitdrukking wellicht te verklaren, zoo dan al
niet te verdedigentoch hadden wij wel gewenscht,
dat zulk een omschrijving voor dergelijke betreu
renswaardige voorvallen niet ware gebezigd. Hoe
moeten dusdanige koel beredeneerende woorden
den nagelaten betrekkingen in de ooren klinken,
b. v. der weduwe van het op zoo jammerlijke
wijze omgekomen lid der 's-Gravenhaagsche schut
terij, wie door alles, wat men later voor haar
deed, het verlies van den zorgvollen echtgenoot
en vader niet kan worden vergoed?
Zou men zoo vragen wij verder niet
tot de slotsom moeten komen, dat het Bond al
een vrij veeg bestaan voortsleept, indien mannen,
die het weten kunnen, in pogingen om verbete
ring aan te brengen, in dergelijke „administratieve
détails", gevaar zien voor het voortbestaan van
dat lichaam?
Wat voorts de zorg van het hoofd van het
oorlogsdepartement voor dergelijke feiten betreft,
wij willen er in 't minst niet aan twijfelen, maar
kunnen het ons toch niet ontveinzen, dat de her
haling van die betreurenswaardige voorvallen juist
niet als een schitterend bewijs voor die zorg schijnt
te beschouwen te zijn.
Toch zijn „administratieve détails" als de hier
bedoelde wel eenige overweging waardig.
LEIDEN, 5 September.
In de maand Augustus zijn binnen de gemeente
Leiden geboren 122 kinderen, als62 zoons en
60 dochters, waaronder zijn begrepen 2 tweeling
geboorten overleden 96 personen, als17 mannen,
12 vrouwen, 34 zoons en 33 dochters; daarenboven
als levenloos aangegeven 4; gehuwd 44 paren.
De minister van binnenlandsche zaken, ge
let op art. 120 der wet van 28 April 1876
(Staatsblad n°. 102), overwegende, dat een even
tueel koninklijk besluit, tot toekenning van ge-
heele of gedeeltelijke vrijstelling van de bijdrage, in
art. 64 der aangehaalde wet vermeld, voor het
eerste studiejaar, na haar in werking treden, aan
hen die voor dat jaar reeds collegegelden hebben
betaald, niet vóór 1 October a. s. kan worden ver
wacht, zoowel wegens het onderzoek, hetwelk daar
omtrent wordt vereischt, als omdat de uitslag van in
deze maand September mogelijk af te leggen examens
voor eenige studenten invloed kan hebben op de
colleges, die zij in het aanstaande studiejaar zullen
houden dat het wijders nog niet bekend is, welke
leerlingen aan de universiteiten, op den voet van
art. 65 der wet, zullen betalenbrengt ter kennis
van belanghebbenden, dat na 1 October a. s. de
overeenkomstig art. 64 of 65 der wet verschul
digde bijdragen voor het studiejaar 1877/78 ten
volle bij een der betaalmeesters zullen moeten
worden gestort, en dat later zoodanig bedrag zal
worden teruggegeven aan hen, die daarop zullen
blijken aanspraak te hebben, als Z. M. krachtens
art. 120 zal gelieven te bepalen.
De memorie van antwoord op het afdee-
lingsverslag der Tweede Kamer over de onder
wijswet behandelt op 't voetspoor van het ver
slag de technische beschouwingen en licht eenige
wijzigingen nader toe. Een gewijzigd ontwerp is
aan de memorie toegevoegd, waaraan wij het vol
gende ontleenen:
In art. 1 is vooreerst die wijziging gebracht,
dat in plaats van de beginselen der geschiedenis
aan de lagere school onderwezen zullen worden
„de hoofdtrekken der geschiedenis". Aan het slot
van het art. is toegevoegd„Met de vakken van
lager onderwijs worden, naar de bepalingen der
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 16 regelsl-05-
Iedere regel meera "-"i'
Grootere letters naar plaatsruimte.
wet, gelijkgesteldde beginselen der Eransche taal,
die der Hoogd. en Eng. taal, die der wiskunde
en de fraaie handwerken voor meisjes." De regee
ring erkent daardoor aan 't verlangen der Kamer
te hebben toegegeven om de zaak der afscheiding
van het m. u. 1. onderwijs grootendeels in statu
quo te laten. Het zingen is onder de verplichte
vakken opgenomen. Van art. 16 zijn al. 2, 3 en
4 gewijzigdal. 2 als volgt„Ter beoordeeling
van de behoefte (aan een voldoend aantal scholen)
wordt gelet op het schoolonderwijs, dat door ande
ren dan de gemeente wordt gegeven, met dien
verstande, dat in of ten behoeve van iedere gemeente
onderwijs, voldoende aan het voorgaande lid van
dit art., verzekerd zij". De 23-jarige leef
tijd is niet meer verplichtend om aan het hoofd
eener school te staan. Ook in scholen, uitsluitend
voor jongens, kunnen onderwijzeressen worden aan
gesteld. Art. 26 is aldus gewijzigd in de beide
laatste alinea's„De onderwijzer onthoudt zich
van iets te leeren, te doen of toe te laten, wat
strijdig is met den eerbied, verschuldigd aan den
godsdienst. Het geven van onderwijs wordt overge
laten aan de kerkgenootschappen. Hiervoor stelt de
gemeenteraad, zooveel mogelijk, op daartoe bepaalde
uren, ten behoeve der leerlingen, die er ter school
gaan, beschikbaar, wanneer de leeraren der kerk
genootschappen, tot welke de schoolgaande kin
deren behooren, daartoe verzoek doen." Art. 54
is geheel van karakter veranderd. "Volgens het ge
wijzigd art. zal iemand examen als hulponderwij
zer kunnen afleggen op zijn 16de, als hoofdonder
wijzer op zijn 18de jaar. Art. 76, bevattende over
gangsbepalingen in verband met het eerste plan
van geheele afscheiding van de vakken van lager
en middelbaar onderwijs, vervalt.
Voor de 18de algemeene vergadering van
het aardrijkskundig genootschap, die 15 dezer te
Groningen zal worden gehouden, zijn de volgende
punten van beschrijving vastgesteld: Over de moge
lijkheid der deelneming van Nederland aan het
onderzoek van Centraal-Afrika, door prof. P. J.
VethMidden-Azië en de uitbreiding van het
Russisch gezag over dat gebied, door den heer
N. W. Posthumus.
De raadsvergadering te Noordwijk was gis
teren gewijd aan de beëediging en installatie der
aanwezige herbenoemde raadsleden de heeren C. L.
C. W. Pické, P. Alkemade Mz. en J. Kroon, en
de benoeming van een wethouder; de aftredende
wethouder de heer J. Kroon werd met 6 van de
7 stemmen als zoodanig herbenoemd, en verklaarde
die herbenoeming aan te nemen.
Wegens ongenoegzame ruimte der rijksma
gazijnen van militaire kleeding enz., te Delft en
Woerden gevestigd, zal het nieuw te Amsterdam
gebouwde magazijn van kleeding geheel of gedeel
telijk bestemd worden tot magazijn van militaire
kleeding, uitrusting, hospitaalgoederen, kampements-
effecten enz., om daarin alle zoodanige goederen
voor den dienst van het leger en de schutterijen
te doen opleggen, aanmaken, herstellen en keuren,
als noodig wordt geacht. Het toezicht over die
inrichting is opgedragen aan den hoofdofficier der
militaire administratie, onder den titel van direc
teur, het beheer aan een kapitein-magazijnmeester,
door Z. M. den koning te benoemen.
Z. M. de koning heeft, als blijk van tevre
denheid over de orde en netheid, bij de inspectie
van de Oranje-kazerne aangetroffen, een kostbaar
gouden remontoir-horloge met dito ketting doen
ter hand stellen aan den adjudant-onderofficier
vaandeldrager A. P. Van Beekom, de adj.-onder
officieren J. Sprenger, W. J. A. Van Zant, J.