plaat met de namen der burgerlijke en kerkelijke autoriteiten. Om het terrein van het Trocadero en het Champ-de-Mars te Parijs gelijk te maken voor de aanstaande wereldtentoonstelling, moeter, naar de matigste berekening, 210 millioen kilogram aarde verwerkt worden. Welke moeilijkheden ook het ophoogen hier, het afgraven daar en het ver plaatsen van die aardmassa's oplevere, het werk moet gedaan en op een bepaalden tijd gereed zijn. De ongelukkige karrepaarden zijn niet bij machte te doen wat van hen geëischt wordt, en hun arbeid wordt nog zeer verzwaard, dewijl zij bovenmatige vrachten moeten trekken over een slappen bodem, die hun hoeven geen vaste steunpunten biedt, zoodat het bedroevend is te zien hoe zij afgebeuld worden en dan nog, bij ongehoorde krachtsinspan ning, maar weinig vorderen. De hr. Maret Leriche oppert nu het denkbeeld, en het wordt met ernst in de dagbladen besproken, om de paarden te vervan gen door olifanten. Zij toch zijn niet alleen om hun reuzenkracht verkieslijk, maar ook omdat zij èn als last- èn als trekdieren kunnen gebezigd worden, terwijl hun breede platte voetzool niet in den onvasten bodem zinkt, maar stand houdt dédr waar de hoef van het paard, zonder steun, en bij gevolg zonder trekkracht te vinden, in den grond dringt. De heer Maret Leriche wijst op de onder vinding door het Engelsche leger in Indië opge daan, waar de paarden tekortschoten om de zware stukken der artillerie te trekken, bij ongunstige gesteldheid van den bodem. Hij wil voorts de oli fanten alleen op het terrein en in zooverre gebrui ken als noodig is om de vrachten uit de diepte op te trekken, of te vervoeren tot daar, waar de harde wegen weder beginnen en de paarden kunnen gebezigd worden. Te Bordeaux zijn door een storm van 21 dezer de stad en de omstreken zeer geteisterd. Verscheiden straten waren in eenige oogenblikken zoo opgevuld met ontwortelde boomen, schoor- steenen, dakpannen enz., dat zij geheel onbegaan baar waren. Bij het station du Midi werden zware boomen uit den grond geruktspoorwagens geraakten door den wind in beweging en stoven bij tientallen langs den weg. Te Arcachon vooral heeft men een ongeluk te betreuren. Eene boot, waarin eenige jongelieden, zijnde de heeren Harry Johnston, Jacques Wüstenberg, de gebroeders Exhaw en een jonge Belg, zoon van een bankier te Brussel, sloeg door een windvlaag om. Laatst genoemd jongmensch zonk dadelijk weg in de diepte, zijn lijk is nog niet gevonden. De heer Wüstenberg werd nog levend aan wal gebracht, doch stierf kort daarna. Verscheiden zeelieden, die met hunne booten uit waren, zijn mede door den storm verongelukt. In den omtrek van Storcheddinge, een op het Deensche eiland Seeland gelegen stadje, heeft men op het gebied van de archeologie eene belangrijke ontdekking gedaan, bestaande in een grafgewelf, ongeveer 9 voet onder den beganen grond gelegen. Het is 16 voet lang en 3 voet breed, van groote overeindstaande steenen om ringd en met zware steenen bedekt. Op den bodem vond men de overblijfselen van eiken planken, die het geraamte van eene vrouw bevatten, waar van het gezicht naar het Oosten was gericht, de linkerarm op de borst rustende en de rechterarm langs het lichaam uitgestrekt. Aan het hoofden eind bevonden zich een groot aantal vazen, waar onder één door sierlijkheid en bewerking uitmunt. Zij is van blauw kristal en bedekt met een prach- tigen rand van geciseleerd zilver, vijgebladen voorstellende, te midden waarvan zich het woord „vaarwel" in het Grieksch bevindt. Een ter rech terzijde van het hoofd gevonden gouden muntstuk, dat als oorbel gediend heeft, draagt den datum van de regeering van den Romeinschen keizer Probus (276 tot 282). Om den hals van het geraamte hing een prachtige gouden keten, op den schouder bevond zich eene groote gouden speld, die waarschijnlijk gediend had om een gedeelte van het kleed te bevestigentwee vingers van de rechterhand waren van massief gouden ringen voorzien en om het middel heeft men verscheiden zilveren gespen van verschillende afmeting gevon den. Aan het voeteneinde merkte men eene massa beenderen van dieren op en een vat waarin 42 dobbelsteenen. Iets verder heeft men eene menigte doodsbeenderen opgegraven, waarschijnlijk van bij de begrafenisplechtigheid geotterde slaven. De oudheidkundigen beweren, dat deze ontdekking hoogst belangrijk is en de eerste in Denemarken, waarbij een voorwerp van Grieksche letters voor zien gevonden werd. BUITENLAND. Frankrij li. Het vertrek van Mac-Mahon uit Cherbourg is, zooals men b. v. in de „Siècle" leest, met eene „indrukwekkende republikeinsche manifes tatie" gepaard gegaan. Eene ontzaglijke menigte deed hem uitgeleide met den telkens herhaalden kreet: Leve de Republiek! Volgens de „Bien Public" werd ook druk de Marseillaise gezongen en na elk couplet Leve Thiers! geroepen. De officieuse '„Pranfais" kenschetst het gebeurde als een „door de;, republikeinen onder begunstiging van de duisternis op touw gezet tumult", waar tegen men inbrengt, dat, zoo de maarschalk om tien uur 's avonds verkoos te vertrekken, de repu blikeinen zulks niet konden gebeteren. De offi cieuze „Moniteur" merkt aan, dat onder de werklieden van het arsenaal een veertienhonderdtal oproerige beginselen aankleven en dat, zoodra het bezoek van den maarschalk werd aangekondigd, een aantal agenten der radicalen zich met zekere meesterknechts in aanraking stelden en geld uit deelden om den ijver hunner ondergeschikten aan te blazen. In elk geval, meent genoemd orgaan, heeft de reis des maarschalks op de Normandi- sche bevolking een heilzamen indruk gemaakt. „De wanklanken te midden der hartelijke vivats, welke wij gedurende den tocht des maarschalks hebben vernomen", vervolgt het blad, „hebben wederom het bewijs geleverd, welk een antago nisme er bestaat lusschen de vrienden en de cliënten der gendarmes. Maar zij hebben tevens de onbeduidende minderheid der cliënten aan het licht gebracht. En daarom was het te doen." Allerwegen zijn protesten ingekomen tegen het niet uitschrijven der verkiezingen tot vernieuwing van de helft der raden, gelijk de wet uitdrukke lijk beveelt. In den raad van Charente-Inférieure heeft de heer Dufaure, voorzitter, verklaard dat de uittredende leden eigenlijk niet het recht hebben in deze zitting te verschijnen. Maar aangezien de raad geen besluit zou kunnen nemen en de zitting alzoo op nul zou uitloopen, indien die leden (de helft) zich verwijderden, zoo meende hij dat ze aan de werkzaamheden moesten deelnemen uit kracht van het beginsel van het openbaar recht, volgens hetwelk men zijne functiën blijft waarne men totdat men regelmatig vervangen is. In venscheidene andere raden is het stormachtig toegegaan. De wet van 10 Augustus 1871 (op de verkiezingen voor de gewestelijke vertegenwoordi ging) is geschonden, riep een der leden, in den raad van het departement du Nord. Wij zijn niet in een regelmatigen toestand, antwoordde de voor zitter, een lid van de rechterzijde. Gij hebt gelijk, voegde hem hierop de senator Testelin toe. Maar binnen eenige weken zullen wij de orde en de der wet herstellen. Yoor het overige is er weinig verandering ge komen in de samenstelling van de bureaux der raden. De oud-afgevaardigde Menier, van wiens proces tegen den minister De Eourtou dezer dagen zoo dikwijls spraak is geweest, is Donderdag, in een spoortrein gezeten, door eene beroerte getroffen. België. Het gedenkteeken voor Jordaens, in het dorp Putte Woensdag onthuld, is van de hand van den heer Lambeaux en bestaat uit een bronzen borst beeld van dien schilder op een voetstuk van blauwe steen, waarin de met moeite weergevonden zerk van zijn graf en dat zijner huisvrouw en dochter is inge voegd, benevens de medaillonportretten van den schil der Yan Stalbemt en den bouwmeester DePape, tijd- genooten des schilders. Bij de onthulling heeft o. a. de voorzitter der commissie, de heer De Jonge van Ellemeet, eene toespraak gehouden, waarin hij, gewagende van Jordaens' meesterstuk op het Huis ten Bosch en het opschrift aldaar: „Ultima finis belli pax", eene tegenstelling maakte tusschen den krijg in het Oosten en den wedijver op 't gebied der kunst in Westen. Des avonds zou te Antwerpen de historische optocht voor de tweede maal gehouden zijn, doch het slechte weder verhinderde dit; de stoet zou nu Zondag-avond uitgaan. Oostenr.-Hong. Monarchie. De „Morgenpost" verlangt met nadruk de tus- schenkomst der mogendheden tot spoedig herstel van den vrede. Het blad acht het reeds genoegzaam gebleken, dat van eene verdeeling van het Turk- sche rijk geen spraak kan zijn en dat voor Rus. land, na de geleden nederlagen, van veroveringen niets kan inkomen. Voor verbetering van het lot der Turksche Christenen behoeft Rusland dn oorlog niet te rekken, want de Porte zal wel alleszins bereid zijn om die toe te staan. De „Morgenpost" zou dan ook gaarne zien, dat de Oostenrijksche diplomatie het initiatief nam tot herstel van den vrede. Andere bladen, b. v. de „Vorstadt-Zeitung", verlangen ook wel een spoedig einde van den oorlog, maar meenen tochdat Rusland dien niet eindigen kan zonder eene beslis sende overwinning te hebben behaald. De Hongaren blijven steeds blijk geven van groot Turkschgezindheid. De Turksche consul- generaal te Pesth wordt b. v. door de Hongaar- sche bevolking zeer gevierd. Na eene jachtpartij, die te zijner eere gegeven was, werden op een diner in allerlei toosten de beste wenschen voor den voorspoed der Turksche wapenen geuit en Halyl-bey van zijn kant dronk op de „be vriende natie". Een hevige hagelslag heeft dezer dagen op vele plaatsen in Hongarije de wijnbergen geweldig geteisterd, vooral in die streken, waar de druif groeit, waaruit de Tokayer geperst wordt. Rusland. Een officieel bericht uit Gornji Studeni luidt als volgt: Doronschinsky meldt uit den Schipka- pas, dat den 22sten de Turken slechts een ge weervuur onderhielden, zonder een openlijken aan val te wagen. Zij richtten twee ver-dragende batterijen op en drongen door loopgraven verder. Het geweervuur hield te 7 uren 's avonds op; des nachts werd het hervat uit de vijandelijke loopgraven, doch door de onzen niet beantwoord. Onze verliezen bedroegen den 21sten 200 man, den 22sten veel minder. Aan den kant van Osman- bazar, Lowtscha en Plevna is alles rustig. Den 22sten vielen de Turken met groote macht Ajas- J lar aan en drongen twee Russische bataljons terug. Het Safia-regiment heroverde echter de positie weder met een verlies van 23 man. Ilco gevfccUt duurde den ganschen nacht. Den 23sten tastte de vijand Anscha bij Ajaslar aan, maar werd tot driemaal teruggeslagen. Des ochtends te 8 uren jukten de Turken weder tegen den Schipka-pas op. De eerste aanval werd afgeslagen. De strijd duurt voort. Turkije. Een telegram van den Engelschen ambassadeur Layard aan de Engelsche regeering, uit Therapia van den 19den dezer gedagteekend, luidt als volgt: „Lennox seint, dat eene menigte muzelmansche vluchtelingen op verscheidene plaatsen in het oosteu van Bulgarije bivakkeeren. Te Eski-Dschoumaia alleen zijn 15,000 familiën. De overheid kon wei nig doen. Mehemed Ali Pacha zou bij uitdeelingen van onderstand, zooveel den militairen autoriteiten mogelijk is, behulpzaam zijn. Wilt gij dit in Enge land bekend maken? De door dezen oorlog ver oorzaakte jammer en ellende is verschrikkelijk en neemt bij den dag toeuitgezonderd wat de barones Burdett Coutts gedaan heeft, is er niets ter onder steuning der ongelukkige Muzelmannen aanwezig, die uit hunne dorpen verdreven en door de Russen en Bulgaren van alles beroofd zijn." De zittingen van het centrale comité der roode halve maan, zoo wordt van den 15den dezer uit Pera aan de „Köln. Zeitung" gemeld, worden bij het stijgen van den nood steeds veelvuldiger en zijn arbeid steeds omvangrijker. Het beschikbare fonds bedroeg op dien datum 35,000 p. st. en L het getal gestichte of overgenomen hospitalen pi: ongeveer twaalf, waaronder dat te Kavak aan dei Bosporus en dat van Beglerbeg, beiden met 40r dat te Adrianopel met 300 beddentwee in den Balkan, drie vaste te Rustschuk, Schumla en Sifö- tria enz. Te Adrianopel zou voor den omtrek een „vliegend lazaret" worden ingericht onder dr. Stoker, aangezien daar reeds 2438 zieken waren. Nadat de meeste christelijke dames aldaar bij de aannadering der Russen gevlucht waren, had zekere mevr. Camara zich aan het hoofd gesteld van eene uit Grieksche en Mahommedaansche vrouwen be-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1877 | | pagina 2