gala-kostuum, heeft besloten, volgt de andere heraut
(Wurtemberg), de heer A. baron Boreel van Ho-
gelanden, eveneens in een prachtig overkleed,
waarop de Wurtembergsche wapens zijn gewerkt
en voorafgegaan door zijn wapendrager, voerende
het wapenbord van Wurtemberg. De ruiter» zijn
gekleed en hunne paarden zijn gedekt en getuigd
evenals die van den anderen heraut en wapen
drager. Alleen is de kleur van fluweel laken en
leidsels niet blauw maar zwart.
Eene kleine tusschenruimte scheidt deze oud-
Hollandsche functionarissen van het voornaamste
deel van den rouwstoet. Yoortgetogen door acht
paarden, die bijna geheel verborgen zijn onder lange
zwart fluweelen dekkleeden, geboord met zilver, en
de zwart fluweelen manenkappen, nadert de Rouw-
wagen.
Het voertuig waarin het hulsel der ontslapene
Vorstin naar de aloude stad wordt overgebracht,
is een lijkwagen, geheel behangen met zwart flu
weelen draperieën, afgezet met zilveren galons,
koorden en kwasten, en met een zwart fluweelen
hemel. De bovenrand van dezen laatste draagt aan
de vier buitenzijden zilveren doodshoofden, terwijl
een zestal zwartwitte vederbossen bovenop wui
ven. Onder het fluweelen lijkkleed bevindt zich
het Lijk der Koningin besloten in een hermetisch
gesloten looden kist, omvat in een eikenhouten
kist, waarover een mahoniehouten heensluit, met
een zilveren plaat het opschrift voerende:
SOPHIE FBÉDÉBIQUE MATHILDE,
KONINGIN DEE NED BELANDEN,
PEINSEi VAN WUBTBMBEEG,
GEBOBEN TE 8TUTTGABT 17 JUNI 1818. OVEB-
L1DEN HUIS TEN BOSCH NABIJ 's-GBAVBNHAGE,
3 JUNI 1877;
rustende het geheel, versierd met tal van zinne
beelden der vergankelijkheid in zilver, op twaalf
massief bewerkte leeuwenklauwen. Op het rouw
kleed bezaaid met bloemen en immortellen,
waaronder vooral opmerkelijk een kruis uit roode
rozen gevlochten als zinnebeeld van weldadigheids
zin en hulpvaardigheid en wijders eene groepee
ring van witte rozen door de Koningin van En
geland voor dit doel bestemd, terwijl tijdens de
trein de Wagenstraat doorging, door leerlingen
der Industrieschool voor meisjes eene sierlijke
bloemkrans aan het Lijkkleed werd gehecht.dat de
kist dekt, zijn de Koninklijke Kroon, gehecht op
een rood fluweelen kussen, benevens de ordetee-
kenen van H. M. geplaatst en bevestigd. Die
ordeteekenen zijn zes in getal, te weteneen
Spaansche, Portugeescbe, Russische, Saksische,
Wurtembergsche en nog een ander onderschei-
dingsteeken.
De vier slippen van het rouwkleed worden ge
dragen door graaf van Randwijck, graaf van Lim
burg Stirum, baron Clifford en, Jhr. Gevaerts van
Simonshaven. Verder wordt de lijkstoet omgeven
door 24 kamerheeren, dragers van het lijk, allen
in groot kostuum en in rouwmantels gehuld, gaande
aan de binnenzijde de 24 onderofficieren der zee-
en landmacht, die eerstgenoemden bijstaan. Al deze
landszonen hebben reeds meer dan 24 jaren Ko
ning en Vaderland trouw gediend, zooals blijkt
uit het daarvoor bestemde eereteeken, dat hunne
borst versiert. De verschillende corpsen van het
leger zijn om den lijkwagen vertegenwoordigd,
zoodat eene bonte mengeling van uniformen
allen zijn in groot tenue met een rouwstrik om
den arm het oog treft. Zoo wordt de lijkwa
gen omringd door een onderofficier van de Haag-
sche schutterij, twee sergeanten van de grenadiers
en twee van de jagers, een van de schietschool
en een van het 4de reg. inf. Van de cavalerie
zag men twee wachtmeesters van het 2de en 3de
rng. huzaren, terwijl voorts nog de eer te beurt
viel aan een wachtmeester van de veld-artillerie
van het garnizoen der residentie, een sergeant van
het detachement vesting-artillerie aldaar, een wacht
meester der rijdende artillerie en een sergeant van
het bataljon mineurs en sappeurs. De elf onderof
ficieren van het corps mariniers en de zeemacht
gaan aan de andere zijde van de lijkkoets.
Langzaam en statig schreed de lijkwagen voort,
en de aanblik daarvan wekte allerwegen aandoe
ning en herinnering, de schatting van waren rouw
des harten voor de overleden Vorstin.
Nu volgden Z. M. de Koning, de Prinsen van
Oranje en Alexander en de groothertog van
Saksen Weimar allen in uniform, gezeten in
de staatsiekoets waarin onze Vorst gewoonlijk
bij de opening van de Kamers van de volks
vertegenwoordiging plaats neemt. De koets van
de Vorstelijke personen wordt omgeven ter rech
terzijde door den luit.-generaal, buitengewoon ad
judant des Konings, Mac-Leod, inspecteur der
infanterie, en den generaal-majoor divisie-comman
dant Weitzel, ter Linkerzijde door 's Konings bui
tengewoon adjudant luit.-generaal Jhr. Van Pan-
huys en den generaal-majoor, waarnemend gou
verneur der residentie, 's Konings koets werd ge
volgd door een schitterenden staf van adjudan
ten en ordonnance-officieren van Z. M. en de
Prinsen, die twee aan twee te paard zaten en het
zesspan voorafgingen dat het rijtuig voerde, waarin
Z. K. H. Prins Frederik, Z. K. H. Prins Albert
van Pruisen, Z. K. H. Prins Nicolaas van Ol
denburg en Z. K. H. Prins Hendrik hebben
plaats genomen. Hoewel niet in het programma
vermeld, als later herwaarts gekomen, vergezelde
ook de hertog Herman van Saksen-Weimar, met
den Prins von Wied in een derde rijtuig geze
ten, den stoet grafwaarts.
Met ongedekten hoofde, als blijk van deelne
ming of eerbied, aanschouwde de menigte, te
midden der diepste stilte, den rouwwagen, en be
groette zij de leden der vorstelijke familie.
Wederom nadert achter dien staf van adjudan
ten, die 's Prinsen koets volgen, eene lange reeks
van rijtuigen en de vreemde, prachtige kostumes
en uniformen van hen, die in de drie eerste koet
sen hebben plaats genomen, doen de buitengewone
vertegenwoordigers kennen, door verschillende
vreemde Hoven voor deze treurige gelegenheid
afgevaardigd.
lste rijtuig: graaf De Taubenheim, voor Wur
temberg; baron Bussche, voor den gewezen Koning
van Hannover; baron Bose, voor.de hertogin van
Nassau en luit.-generaal graaf Van der Straeten
Ponthoz, vertegenwoordiger van het Belgische Hof.
2de rijtuig: hertog Van Teek, afgevaardigd door
H. M. de Koningin van Engelandgraaf de Muli-
nen, gezant te 's-Hage voor 'den Keizer van
Oostenrijk, markies d'Arcicollar, gevolmachtigd
minister van Spanje bij het Ned. Hof.
3de rijtuig: baron Marochetti voor het Itali-
aansche Hof, de heer De Burenstam voor Zweden
en Noorwegen en de Fransche gezant Target.
Luxemburg wordt bij de plechtigheid in de
kerk vertegenwoordigd door baron de Blochausen,
de heeren Salenting, Lessel en Charles Collard.
De heeren van hun gevolg, die eveneens voor
name posten bij de hofhoudingen van genoemde
Vorsten of Vorstinnen of wel hooge rangen in
den militairen dienst bekleeden, zijn in de nabij
heid van deze buitengewone gezanten en hebben
plaats genomen in twee rijtuigen, volgende de
vier fraai bespannen hofkoetsen, die de overige
grootofficieren des Konings, de hofmaarschalken
van Z. M. en HH. KK. HH. de Prinsen bevat
ten, allen begeleid door bedienden in groot livrei.
De Hofdoctoren, de heer dr. C. W. Vinkhuy-
zen, lijfarts des Konings, en zijn zoon dr. H. Vink-
huyzen, in een rijtuig, bespannen met twee paar
den, besluiten het gevolg van het Hof en vormen
den overgang tot de militairen. Onder het voor
bijtrekken van twee bataljons van het regiment
grenadiers en jagers vernam men de treurtonen,
thans van de hoornmuziek van het vierde batal
jon. Nog trappelt een eskadron huzaren voorbij,
en zoodra de batterij veld-artillerie uit het gezicht
is, is de stoet ten einde.
Zoo trekt de statige stoet langs den aangege
ven weg (Korte Voorhout, Vijverberg, Hoogstraat,
Veenestraat, Wagenstraat en Huygensplein) tot op
den Rijswijkschen weg, waar bij de barrière het
bataljon der dd, schutterij den trein verlaat, na
alvorens in slagorde geschaard, aan het Koninklijk
Lijk de gebruikelijke militaire eer te hebben bewezen
en den trein te hebben laten voorbijgaan. Burg.
en Weth. der residentie zijn, in gala-costuum,
eveneens bij den uittocht tegenwoordig en bren
gen met een diepe buiging hun laatsten groet.
Na een kort oponthoud, noodig, ten einde
heeren slippen- en lijkdragers gelegenheid te geven
om in de voor hen bestemde koetsen te worden
opgenomen, zet de stoet den tocht naar Delft
voort. Bij aankomst op het grondgebied van Delft
wachtten Bu rg. en Weth. van die gemeente het
Lijk der Kon ingin op en nam de Delftsche schut
terij in den optocht de plaats van de Haagsche in.
Niet minder' dan te 's-Gravenhage wemelde de
Delftsche weg van menschen. De optocht, welke
te tien uren het Huis ten Bosch verliet, trok
ruim halftwee, nadat de heeren dragers der slippen
en de kamerheeren dragers hunne plaatsen bij
den rouwwagen hadden hernomen, de stad Delft
binnen, waar eveneens eene onafzienbare menigte was
samengevloeid. Evenals te 's-Hage, waren alle
plaatsen waar men den stoet kon zien, door de
menigte ingenomen. Langs het Oude Delft, door
de Nieuwstraat, voorbij de Hal, achter het Stad
huis om, langs de Hoofdwacht, bereikte de stoet
het schoone marktplein, aan alle zijden door troepen
afgezet.
De huzaren, schutterij en grenadiers en jagers,
die men aan het hoofd van den stoet ontwaarde,
schaarden zich in bataille. En zoo werd, nadat de
personen tot den trein bchoorende uit hunne
rijtuigen waren getreden en van hunne paarden
afgestegen, het lijk der Vorstin tusschen de rijen
van officieren, grootofficieren, hofbeambten en
officianten die zich van de kerkdeur naar het
koor toe in twee gelederen rangschikten, door
het 24-tal kamerheeren naar den ingang van het
graf gedragen, aan weerszijden waarvan zich reeds
de herauten met hunne wapendragers geplaatst
hadden.
Rechts tegenover het praalgraf van Willem den
Eersten hebben de leden der koninklijke familie
en de verdere verwanten van de Afgestorvene plaats
genomen. Aan weerszijden van het kerkgebouw
hadden zich inmiddels, voordat de stoet het
bedehuis bereikte, een aantal hooge staatsambte
naren en aanzienlijke personen geschaard. De
ministers, de gezanten van ons Hof, zoover zij
geen deel uitmaakten van den stoet, bevinden zich
op de voor hen bestemde plaatsen, terwijl de
hooge collegiën van Staat, de Staten-Generaal, de
Raad van State, de Hooge Raad, de Rekenkamer,
de gewestelijke besturen, de stedelijke en kerk
besturen van Delft enz., in dit treurige oogenblik
te dezer plaatse vertegenwoordigd zijn.
Nadat het Lijk op de daartoe bestemde lijkbaar
is gesteld, houdt fle Weleerw. heer Ds. G. Molen
kamp, oudste predikant der Ned. Herv. gemeente
te Delft, de volgeude toespraak:
Geërbiedigde Koning!
Met diepen weemoed staan wij aan deze plaats
Het graf is ontsloten, waarin het stof bewaard
wordt van zoo velen, op wie het voor- en nage
slacht roem draagt. Het is geopend voor het stof
felijk overblijfsel der waardige Vorstin, welke het
vaderland nu acht en twintig jaren als onze
Koningin met een dankbaar hart eerde.
Hoeveel goeds mocht Zij hier stichten. Door
God met edele gaven begiftigd bij Hare hooge
waardigheid met liefde bezield was Zij sieraad
van het koninklijk Huis, voor hulpbehoevenden
tot troost en steun, voor ontwikkelden tot
aanmoediging en opwekking, velen ten zegen.
Met reden betreurt de natie Haar verlies. Maar
wij slaan hier de blikken naar boven, tot Hem
die alle dingen naar Zijnen raad leidt én wiën
ook Zij door het evangelie van Christus als onzen
God en Vader erkende en beleed en wij zegenen
Hare nagedachtenis met de bede, dat Zij ook
hierdoor tot ons nog spreke, nadat Zij gestorven is.
Sire! De God aller ontferming vertrooste U. Hij
sterke U door Zijne kracht om het vaderland zoo
nog te zegenen, dat Gij hierdoor bereid wordt ook
voor eene hoogere Kroon, dan welke de aarde U
bieden kon.
Zijne goedertierenheid bemoedige Uwe geliefde
Zonen en geve Hun in dankbaar aandenken den
invloed van het beeld der ontslapene te toonen-
Zij verheffe al de Uwen, ook Hij het klimmen der.
jaren, om Haar gemis gelaten te dragen.
Zijn Geest beziele U en hen en ons
allen, opdat het ons bij alles, 4n leven en in ster
ven wèl zij.
Heer onze Godl ja, hoor onze bede, dat wij
door het geloof in Christus U zoo ter eere leven,
dat wij onze dooden U toevertrouwen, en bereid
zijn, als de jongste ure ook voor ons slaat. Amen.