N°. 5270,
Vrijdag
A". 1877.
20 April.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
EUROPEESCHE BESCHAVING.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.02.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 16 regels1.04.
Iedere regel meer0.17*.
Grootere letters naar plaatsruimte.
STADS-HEKICHTEJÏ.
Kohier der plaatselijke directe belasting
1877.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN,
Gezien art. 234 der Wet van den 29sten Juni 1851
I {Staatsblad N°. 85;)
doen te weten, dat het kohier der plaatselijke directe
belasting over 1877 op heden voorloopig is vastgesteld en
van den 17den tot en met den 30sten April 1877, ter secre
tarie dezer gemeente (financieele afdeeling), van 9 tot
4 uren, voor een ieder ter lezing is nedergelegd.
En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Courant
afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 16 April 1877.
Weinige weken, weinige dagen nog wellicht,
cn de oevers van den Donau zullen weerklinken
van kanongebulder, niet om een heuglijk feest
des vredes te vieren, maar om dood en verderf
te verspreiden.
De strijd, die met eiken dag meer onvermijde
lijk schijnt, zal, hoopt men, gelocaliseerd blijven,
zal worden uitgevochten tusschen het Russische
rijk en de Porte, die nog volstrekt niet zoo uit
geput blijkt te zijn als men tot dusver algemeen
geloofde.
In dit geval, zeker nog het gunstigste, zal het
overig Europa, zal ook ons kleine land, niet recht
streeks betrokken worden in de worsteling, die
in het Oosten ophanden is. Niet rechtstreeks,
maar zijdelings wel degelijk. Of doen zich niet
reeds nu, voordat nog de oorlog verklaard, voordat
nog een enkel schot gevallen is, de nadeelige ge
volgen van den naderenden krijg gevoelen, deels
in de daling der fondsen, deels ook in de stijging
van den prijs der eerste levensbehoeften, met
name der granen?
En toch noemt men het gelukkig, dat de onzeker
heid van den gespannen toestand, die reeds al te
lang allen handel en vertier belemmerde, eindelijk
zal plaats maken voor een zij het dan ook treu
rige werkelijkheid, altijd nog verre te verkiezen
boven een aanhoudend rondtasten in het duister.
Juist het feit echter, dat de oorlog reeds zoo
lang was te voorzien en toch niet kon worden
voorkomen, maakt in onze oogen de gansche zaak
slechts des te bedenkelijker. Wie zou er naar de
stem des vredes hebben geluisterd? Zeker niet
zij, die met diplomatische geslepenheid steeds
nieuwe brandstoffen aanvoerden om het reeds zoo
lang smeulende oorlogsvuur in lichterlaaie te doen
ontbranden. Maar de kinderen des volks dan, zij, uit
wier midden bij voorkeur de soldaten voortkomen
Vraag het aan de duizenden, zooals zij weldra
tegen elkander zullen optrekken, vraag het hun als
georganiseerd geheel, als legermacht, of zij al hun
krachten zullen inspannen om hun tegenstanders
naar het leven te staan, en het antwoord, onder
den invloed der militaire discipline gegeven, zal
bevestigend luiden. Maar wederomricht diezelfde
vraag tot hen, ieder afzonderlijk; tot den zoon,
die met weemoed denkt aan zijn oude moeder,
wier eenige steun hij is en wier stem, door tranen
verstikt, nauw liet laatste afscheidswoord kan uit
brengen tot dien man, die, wanneer hij zich eigen
haard en huis voor den geest brengt, en vrouw
en kroost, huivert bij de gedachte, dat ook hem
het lot kan treffen van den Eranschen krijgsman,
wiens verstijfde hand, nadat hij op het slagveld
was gevallen, nog steeds het briefje omklemd
hield, het laatste briefje, dat hij van zijn eenig
dochtertje had ontvangen. Vraag het die allen,
ieder afzonderlijk, of zij met wellust hun mede-
mensch, die óók een vaderland, óók bloedverwanten
en vrienden heeft, het doodend lood in de borst
gaan jagen en zij zullen het geweer u voor
de voeten werpen, in stede van het op den vijand
te richten.
Maar voorzichtig! Daar klinkt het voorwaarts
en met bewonderenswaardige gelijkmatigheid be
weegt zich de eenvormige menschenmassa op de
tonen der muziek, als gold het een feestdans.
Schoone uitvinding, de staande legers! En als
men ze niet van tijd tot tijd gebruikte, waartoe
zouden ze dienen Daar zit 'm het geheim. Toch
beweert men, dat in Europa de slavernij is afge
schaft; toch weet uw jongen, al is 't nog zoo'n
kleine dreumes, u, als hij uit school komt, te
vertellen, dat Europa het beschaafdste werelddeel
is, zoo overbeschaafd zelfs, dat men er zich somtijds
verplicht acht van dien overvloed wat mee te deelen
aan anderen, al geschiedt dat dan ook met de
bajonet.
Die beschaving, onder wier invloed 't is
waarlijk allerliefst, niet waar?wij postzegeltjes
verzamelen om slaven in andere werelddeelen vrij
te maken, of naar negerzangers luisteren ook al
met een goed doel, of zelfs aan andere volksstammen
in verre landen onze beschaving brengende vlag
schenken, ook al zijn ze er niet van gediend
diezelfde beschaving doet ons ook die verzamelingen
van slaafsche gehoorzamen in stand houden, die
men staande legers noemt.
Moeten wij hen van tijd tot tijd aan hun
moordwerk zien, het zij zooMaar bij die de
menschheid onteerende tooneelen voege men dan
althans geen bespotting, en een bespotting noemen
wij het, vrede I vredete roepen als het beulswerk
is voleindigd, als de offers gevallen zijn, eu het
stilzwijgen te bewaren als de strijd nog zou zijn
te voorkomen.
LEIDEN, 19 April.
Heden zijn aan de hoogeschool alhier bevorderd
tot doctor in de rechten de heer E. M. A. H. M.
Van Overduyn, geb. te Roermond, met Stellingen,
en de heer J. C. Baud, geb. te Arnhem, met acade
misch proefschrift: „De onsplitsbaarheid der be
kentenis in het burgerlijk recht. Aanteekeniner op
art. 1961 B. W."
Den lsten Mei zal alhier een aanvang worden
gemaakt met de beschrijving der patentplichtigen
voor het dienstjaar 1877/78, waarvan de registers
uiterlijk den 31sten Mei zullen worden gesloten,
en den 7den Mei met de beschrijving der belas
ting op het personeel, waarvoor tot tegenschatters
zijn benoemd de heerenH. Eilippo, P. G. Hout
huizen, J. Van Lith, J. C. Rijk, G. Rietbergen
en A. Verhoog.
De miliciens van de lichting 1876, die onder
de wapenen zijn en niet voor het blijvend gedeelte
zijn aangewezen, zullen den lsten Mei a. s. in
het genot van onbepaald verlof huiswaarts worden
gezonden.
Op gisteren overleed alhier nog in den vollen
bloei van zijn leven de ingenieur der eerste klasse
van het stoomwezen in Nederlandsch-Indië J. W.
Th. Bertrand.
De overledene, in Indië algemeen geacht om
zijn kunde en ambtsijver, had een eervolle loop
baan achter zich en stond gereed na het einde
van zijn verloftijd die te gaan vervolgen met de
schoonste vooruitzichten, toen eene langdurige ziekte
den zoo krachtvollen man ten grave sleepte en aan
zijne betrekkingen ontnam.
Voor de akte in de Engelsche taal werden
gisteren in Den Haag 7 candidaten geëxamineerd
4 werden afgewezentoegelaten de heeren P. J.
Bom en E. J. Van Sonsbeek uit Leiden, G. Patisson
uit Voorburg.
Door de staatscommissie voor de geneeskun
dige examens is gisteren tot arts bevorderd de heer
L. E. Van Teyn. Het getuigschrift voor het 1ste
gedeelte is uitgereikt aan mej. A. H. Jacobs,
med. doctoranda.
Ingevolge eene uitnoodiging van den minister
van justitie hebben directeuren der Nederlandsche
Maatschappij van nijverheid omtrent de door den
minister gestelde vragen betreffende de wettelijke
bepalingen tegen overmatigen arbeid van kinderen,
jongelieden en vrouwen hun advies gegeven. 'In
hoofdzaak komt hun antwoord op de volgende
punten neder:
Hoezeer zij het wel wenschelijk zouden achten,
dat voorschriften tegen overmatigen arbeid van
jongelieden werden gemaakt, zoo vreezen zij echter
dat men daarbij op onuitvoerbaarheid zou stuiten.
Voorts verklaren zij zich tegen eene verlaging van
het minimum van 12 jaren, den leeftijd, beneden
welken het verbod van arbeid tot kinderen beperkt
is; wettelijke bepalingen tegen den overmatigen
arbeid van vrouwen beneden 18 jaar komen direc
teuren niet wenschelijk voor. Huns inziens is de
werkgever, in plaats van den geneesheer, zelf het
best in staat om te oordeelen over de krachten
zijner werklieden. De toepassing van het halftime
systeem stellen directeuren afhankelijk van de
invoering van schoolplicht. Volgens hunne meening
moet de wet zich uitstrekken tot allen voor loon
verrichten arbeid, en afzonderlijke inspecteurs om
te waken voor het nakomen der nieuwe wet achten
directeuren noodzakelijk. In het algemeen merken
directeuren op dat, zullen deze wettelijke bepa
lingen voldoen aan den geest door den wetgever
bedoeld, daaraan buiten allen twijfel het verplicht
schoolgaan dient te worden toegevoegd, want niet
alleen moet gewaakt worden voor de lichamelijke,
maar vooral voor de intellectueele en zedelijke
ontwikkeling van het kind. Hierdoor zullen niet
alleen krachtige, maar ook verstandige werklieden
gevormd worden, iets waaraan de nijverheid in
ons land zoo groote behoefte heeft, en zal hier
door het kwaad vermeden worden dat de kinderen
den tijd, welken zij niet in de fabrieken mogen
doorbrengen, tot huiselijken arbeid worden misbruikt.
Door de „Arnh. Ct." wordt de volgende
opmerking medegedeeld:
In een onzer dagbladen leest men het volgende
„De minister van oorlog keurt af het critiseeren
van handelingen van superieuren door jonge offi
cieren; soms ben ik het met hem eens, doch 't
is alweer een noodzakelijk gevolg van onze eeuw
van hoogere burgerscholen, nu soms ik zeg
niet steeds de luitenants meer weten dan hun
chefsdeze laatsten kunnen het niet helpen, want
ze hebben het nooit geleerddoch het feit bestaat
nu eenmaal. Dan is het beter dergelijke chefs, die
steeds belachelijk worden gemaakt, eenvoudig te
verwijderen, al mogen ze dan ook nog zoo kras
zijn, dat ze nog zoo lang handigjes zouden kun
nen meeboemelen."
Natuurlijk, dit ware veel beter; dan maakten
de luitenants promotie. Maar is er niet een veel
beter, doortastender, meer afdoend middel? Zou
er niet aan eene werkelijke behoefte des tijds
voldaan worden, wanneer men een militairen „anti-
ancienneteitsbond" oprichtte?
Het is natuurlijk voor het land van het hoogste
belang, dat de knapste officieren de hoogste ran-