S'. 5193. A°. 1877. Donderdag 18 Januari. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. LBIDSCH PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden por 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.02. PRIJS DER ADTERTENTIEN: Van 16 regels1.05. Iedere regel meer0.I7J. Oroolere letters naar plaatsruimte. LEIDEN, 17 üanuarf. De Haagsche minnezanger Janus Secundus ■F1 1536), door zijne bevallige zangen, vooral door Ie Kusjens, zoo hier als in het buitenland zoo leroemd geworden, was de held van de voordracht, oor den heer Koopmans van Boekeren gisteravond ehouden in de vergadering der Hollandsche Maat- chappij van fraaie kunsten en wetenschappen. 7adat spreker een enkele bijzonderheid had me egedeeld over het vermaarde geslacht, waaruit de ichter was gesproten (ge ns Nicola ia), en iets an zijn vader, den uitstekenden rechtsgeleerde Ucolaus Everardi, en de broeders Grudius en ladrianus Marius had verhaald, schetste hij het sven van Janus Secundus, verhaalde iets van ijne leermeesters, zijne opleiding aan de academie 3 Bourges in Frankrijk, zijne ongelukkige liefde oor de schoone Julia, en gaf daarna verslag van ë^1 zangers volgende lotgevallen in een viertal ifereeltjes, die tot opschrift droegen: 1. Het tierengevecht. 2. De afgezant. 3. Naar Tunis, 'v' St. Amand. In deze tafereeltjes schetste de preker, hoe zijn held, tot geheimschrijver van den ardinaal aartsbisschop van Toledo aangesteld, oor zijn meester werd gezonden naar Rome m' den nieuw benoemden paus Paulus III geluk e wenschenhoe hij later keizer Karei V verge elde op diens kruistocht naar Tnnïo, door ep ernstige ziekte aangetast, spoedig moest terug eeren en kort daarna, nog geen vijf en twintig Uren oud, te St. Amand, bij Doornik, gestorven n begraven is. Na de pauze werd den hoorders inzage gegund n de werken van Janus Secundus, zoo proza als loëzie. Deze mededeelingen en aangehaalde proeven varen daarom te belangrijker, omdat de dichter looit, anders dan in het Latijn geschreven heeft, ;erwijl slechts een zeer klein deel zijner werken n het Hollandsch is overgezet. Ernst en luim ware een waardig motto voor leze lezing, want zoo de spreker, als gewoonlijk, menigen schaterlach uit het talijk auditorium boorde opgaan, niet het minst toen hij in zijne rede een zijsprong nam en van gedichten in den zadel gemaakt, ja in den mast samengesteld, ge waagde. Er was ernst en studie in het geheel dat over den dichter Janus Secundus en diens Latijn- sche verzen handelde, en wij uiten den wensch dat de geestige letterkundige ons nog dikwijls op iets dergelijks onthale. Bij het departement yan justitie is in be werking een ontwerp van wet tot uitbreiding der wet van 19 Sept. 1874, houdende maatregelen tot het tegengaan van overmatigen arbeid en verwaar loozing van kinderen. Alvorens echter deze wets, voordracht vast te stellen, wenscht de minister de zienswijze der kamers van koophandel en fabrieken te vernemen met betrekking tot sommige hoofdpunten, die daarbij in aanmerking komen. De minister heeft mitsdien deze lichamen eene lijst van vraagpunten voorgelegd, waarop hij gaarne hunne antwoorden zal inwachten, met bijvoeging van zoodanige beschouwingen, als waartoe het onderwerp hun overigens aanleiding mocht geven. Die lijst is van den volgenden inhoud: 1. Behoort de wet van 19 Sept. 1874 te wor den uitgebreid, in dier voege dat, naast een vol strekt verbod van arbeid voor kinderen beneden een bepaalden leeftijd, de wet voorschriften in- lioutje tegen overmatigen arbeid van kinderen bo ven dien leeftijd en van jongelieden? .tb?* Zoo ja, zoude dan het volstrekt verbod van arbeid kunnen beperkt worden tot kinderen be neden den leeftijd van tien jaren? 3. Ware voor kinderen van b. v. tien- tot dertienjarigen leeftijd een wettelijk maximum van zes en voor jongelieden van b. v. dertien- tot aclittienjarigen leeftijd een maximum van twaalf uren arbeid per etmaal aan te bevelenmet ver bod bovendien van nachtwerk en van te langdurig zonder rusten voortgezet werk 4. Behooren de wettelijke bepalingen tegen overmatigen arbeid zich ook uit te strekken tot vrouwen, onverschillig van welken leeftijd, en deze b. v. evenals in de Eugelsche wetgeving met jongelieden te worden gelijkgesteld, ook in verband met de omstandigheid, dat bij wettelijke beperking van den arbeid van kinderen en jonge lieden daarvoor in menig geval vrouwenarbeid, als het minst kostbaar, zal in de plaats komen? 5. Is als voorwaarde voor het te werk stellen, van kinderen en jongelieden te vorderen eene ver klaring van een geneesheer, dat de krachten van den persoon toereikend zijn voor den arbeid, dien hij te verrichten heeft? 6. Verdient het Engelsche half time-systeem hier te lande navolging, met dien verstande, dat men ook zonder wettelijke invoering van schooldwang zou behooren te verbieden, dat een kind van tien tot dertienjarigen leeftijd op denzelfden dag zoowel vóór 12 uren des voormiddags als na 1 uur des namiddags wordt te werk gesteld? 7. Benoort de wet aan kinderen, jongeneueu eu vrouwen jaarlijks enkele vrije dagen in Enge land vier geheele, acht vrije halve dagen te verzekeren, hetzij met, hetzij zonder behoud van loon? 8. Moet de wet van toepassing zijn op de fa brieken en werkplaatsen, of moet zij zich uit strekken tot allen voor loon verrichten arbeid? 9. Is in het eerste bij de vorige vraag bedoelde geval het begrip van werkplaats voor eene ondub belzinnige, wettelijke omschrijving vatbaar? Of is dit begrip op zich zelf in de toepassing genoeg zaam duidelijk? Of wel verdient het de voorkeur in de wet als werkplaats aan te merken elke plaats, waar bijv. vier of vijf personen gezamen lijk arbeiden? 10. Kan, indien het wetsontwerp alzoo op eeni gerlei wijze positief aanwijst op welken arbeid het van toepassing is, de uitzonderingsbepaling der wet van 1874 voor „huiselijke en persoonlijke diensten'1 'niet vervallen Het besluit van den Haagschen gemeente raad ten aanzien van het gymnastiek-onderwijs aan de hoogere burgerschool aldaar, is den direc teur dier instelling blijkbaar volkomen naar den zin. Aan zijne gemoedsbezwaren tegen het geven van gymnastiek-les in de schooluren schijnt door 's raads verzet tegen 's ministers eisch om dit te doen buiten de schooluren, zoo in allen deele tegemoetgekomen, dat hij aan zijne rechters een brief heeft ingezonden, verzoekende om zijne aan vrage om ontslag terug te mogen nemen. Gisternacht is te Amsterdam in den ouder dom van 77 jaren overleden de heer mr. A. Brug- mans, deken der orde van advocaten. In 1824 tot doctor in de rechten gepromoveerd, was hij sedert een lange reeks van jaren een der sieraden van de Amsterdamsche balie, die hem bij zijn in 1874 gevierd 50jarig herinneringsfeest van hare genegenheid hlijk gaf door de vereering van een aandenken. Verscheidene jaren was hij lid der provinciale staten. Het stoomschip „Hampton", van Rotterdam naar Batavia, is 14 dezer van Aden vertrokken de „Koning der Nederlanden", van Batavia naar Nieuwediep, heeft 16 dezer van Port Said de reis voortgezet. De minister van koloniën brengt ter ken nis dat met den Isten September dezes jaars zeven jongelingen zullen worden bestemd om, volgens het daaromtrent vastgestelde reglement, onder het oppertoezicht van dr. H. Wefers Bettink, direc teur der burgerschool te Utrecht, te worden op geleid tot militair apotheker voor den dienst in Oost-Indië, en dat, wanneer ouders of voogden hunne zonen of pupillen verlangen in aanmerking te doen komen, deze zullen worden toegelaten tot het af leggen van een vergelijkend examen, dat zal plaats hebben te Utrecht, den 29sten Mei e. k., des voormiddags te negen uren. De op zegel geschre ven verzoekschriften tot deze toelating moeten vóór den Isten Mei 1877 bij het ministerie van koloniën zijn ontvangen. De toestand van den oudsten zoon van Z. D. II. den prins Zu Wied is, na een rustigen nacht, aanmerkelijk verbeterd. Het gevaar, dat ook dat kind dreigde, is geweken. Eerste Kamer. De begrooting voor staatsspoorwegen is heden met 22 stemmen tegen 1 en die van het domeinfonds met algemeene stemmen aangenomen. Morgen is de staatsbegroo- ting aan de orde. In het antwoord op hoofdstuk IV der staats- begrooting zegt de minister van j ustitie dat van al dit eene waar is, dat die verdienstelijke ambtenaar zijn ontslag om redenen van gezondheid tegen Februari of vroeger heeft gevraagd, maar het is niet verleend. Daartoe door den koning gemachtigd, heeft de minister dan ook aan genoemden procureur-gene raal te kennen gegeven, dat het in het belang van den dienst raadzaam voorkomt, dat hij zijne betrekking voorshands blijve bekleeden. Z. M. heeft geagreëerd de door het kapittel der Duitsche Orde, balije van Utrecht, gedane admissie van den edel-expectant C. R. A. graaf Van Aldenburg Bentinck tot ridder-expectant dier orde, gerechtigd tot het dragen van het kleine ordenskruisbenoemd tot notaris binnen het arrond. Amsterdam, standplaats Amsterdam, W. N. Repelius, cand.-notaris aldaar, en H. H. Van Harpen Kuyper, thans notaris te Alkmaar; aan J. Van der Hoop Jacz., lid van den gemeenteraad te Rotterdam,, vergund het aannemen en dragen der versierselen van ridder 2de klasse der hertogelijke Saksische Ernestinische huisorde; aan mej. E. Z. Veuve, geboren te Cernier (Zwitserland), vergund om hier te lande middelbaar onderwijs te geven; met 1 Febr., aan mr. H. J. Wunder, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als tijdelijk leeraar aan de rijkslandbouwschoolden scheepsklerk G. A. Zeegers, met ingang van 1 Febr., bevorderd tot officier van admin. 3de kl.aan L. Van Tengnagell de Raad, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend uit zijne betr. van ontv. der dir. bel. te Utrecht, behoudens aanspraak op pensioen; aan A. Voerman, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend uit zijne betr. van ontv. der ace. te Rotterdam, onder dankbet. voor de diensten gedurende meer dan vijftig jaren den lande bewezen en behoudens aan spraak op pensioen; bij de cavalerie benoemd: tot ritm. 2de kl. bij het 1ste reg. huzaren, den Isten luit. jhr. H. Engelen van Pijlsweert, van het corps; tot Isten luit. bij het 3ile reg. huzaren, den 2den luit. W. C. G. Van Welderen baron Rengers, van het corps; bij denplaatselijken staf benoemd tot plaats, adjudant 2de kl. te Maastricht, den Isten luit. J. M. Bichelmeyer, van het 1ste reg. inf.den kapt. P. J. Kuipers, van gemelden staf, thans plaats, adjudant 1ste kl. te Maastricht, op

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1877 | | pagina 1