LEIDSCH DAGBLAD. Zaterdag A0. 1876. 30 December. Nieuwjaarswenschen i\To. 5178. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per posl1.40. Afzonderlijke INommers0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIES Van 16 regels1.05. Iedere regel meer0.17^. Groolere letters naar plaatsruimte. Evenals vorige jaren worden onze stadgenooten en de bewoners der omliggende gemeenten in de gelegenheid gesteld, om onder de rubriek Adver tent i n van allerlei aard te plaatsen a 50 cents. Door dezen maatregel is elk in staat liet compliment van den dag te uiten naar gelang zij ner maatschappelijke betrekking. S T A 1> S-B E BI CUT E Ji. NATIONALE MILITIE. BURGEMEESTER ra WETHOUDERS van LEIDEN. Gelet op artikel 19 der wet van deu 19den Augustus 1861 {Staatsblad n°. 72), betrekkelijk de Nationale Militie; Herinneren hen, die op den lsten Jannari 1877 hun 19de jaar zullen zijn ingetreden, en alzoo de geborenen in het jaar 1858, alsmede hen, die eerst na het intreden van hun 19de jaar, doch vóór het volbrengen van hun 20ste, ingezetenen zijn geworden, de. verplichting tot het doen van de aangifte voor de Nationale Militie, in maand Januari 1877. Zij geven daarbij kennis: Dat, wie moet worden ingeschreven en wie voor ingezeten wordt gehouden, omschreven is bij de artt. 15 en 20 van ge noemde net, dus luidende: Art. 15. Jaarlijks worden voor de militie ingeschreven alle manuclijke ingezetenen, die op den lsten Januari van het jaar hun 19de jaar waren iuuetreden. Voor ingezeten wordt gehouden: 1°. bij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of, zijn beideu overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de wet van den 28sten Juli 1S50 Staatsblad n°. 44); 2®. hij, die, geen ouders of voogd hebbende, gedurende de laatste, aan het in de eerste zinsnede van dit artikel ver melde tijdstip voorafgaande, achttien raaandeD in Nederland verblijf hield 3°, hij, van wiens ouders de langstleveudc ingezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk ver blijf houdt. Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling, bcboo- rende tot eenen Staat, waar dc Nederlander niet aan den ver plichten krijgsdienst is onderworpen, of waar ten aanzien der dienstplichtigheid het beginsel van wederkcerighcid is aange nomen. Art. 20. Hij, die eerst na het intreden van zijn 19de jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 2Uste, ingezeten wordt, is verplicht, zich, zoodra dit plaats heeft, ter ioschrijving aan tc geven bij Burgemeester en Wethouders der gemeente, waar de inschrij ving, volgens art. 16, moet geschieden. JDat, wie niet wordt ingeschreven, is bepaald bij art. 17, van den volgenden inhoud; Voor de militie wordt niet ingeschreven; 1°. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een inge zeten, dio geen Nederlander is; 2®. de in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderloozc zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten; 3°. de zoon van den Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in 's Rijks Overzeescbe Bezittingen of Koloniën woont. Dat, in welke gemeente men moet worden ingeschreven, te vinden is in art. 16 der wet, waarbij is verordend: De inschrijving geschiedt: 1°. van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden ovcrledeD, de voogd woont; 2°. van een gehawde en van een weduwnaar in de gemeente waar hij woont; 3°. van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft, of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buitenslands ge vestigd is, in de gemeente waar bij woont; 4°. van den buitenslands wonenden zoon van een Neder lander, die ter zake van '9 lands dienst in een vreemd land woont, in de gemeente, waar zijn vader of voogd het laatst in Nederland gewoond heeft. Voorts, dat, door wie de aangifte moet worden gedaan, te vinden is in art. 18, houdende het voorschrift: Elk, die volgens art. 15 behoort te worden ingeschreven, is verplicht zich daartoe bij Burgemeester en Wethouders aan te geven tusschen den lsten en den 31sten Januari. Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is zijn vader, of, is deze overleden, zijne moeder, of, zijn heiden overle den, zijn voogd tot het doen van die aangifte verplicht. Nog doen Burgemeester en Wethouders te weten: Dat tot deze inschrijving zitting wordt gehouden op het Raad huis, van des voormiddags 10 tot des namiddags 3 uren: op Maandag 8 Januari, voor de bewoners van de wijken 1, 2 cn 3; Dinsdag 9 m 4 en 6; m Woensdag 10 mm m .mm 6; Donderdag 11 „»»7; Vrijdag 12 m mm 8 en 9 of de buitenwijk. Eindelijk, dat de geboorte-akten, die de bclaoghcbbcndeD, bij j de inschrijving, -«nder opgave der woonplaats van deD inge schrevene, behooren over te leggen, dagelijks, de Zon-en Feest dagen uitgezonderd, zijn te verkrijgen ter Secretarie dezer ge meente (afdeeling Burgerlijke Stand), van des voormiddags 9 tot des namiddags 3 uren, wanneer teveüs voor ben, die hier niet zijn geboren, aauvrage ter verkrijging dier akten kan wor- deD gedaan. En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Coorant van den 16dcn, den 28sten cn den 30sten dezer maand afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRAN DELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 15 December 1876. DE STADSZAAL. Tot de vrome wenschen, die in bijna elke stad van eenige uitgebreidheid worden gekoesterd, maar in den regel vrome wenschen blijven, behoort in de eerste plaats het bezit van een lokaliteit voor talrijke bijeenkomsten, geschikt om te voldoen aan de menigvuldige eischen, die men in alle billijkheid aan zulk een vergaderplaats kan stellen met het oog op voldoende ruimte, goede acoustiek, comfort en gezelligheid, onbelemmerde gelegenheid van komen en gaan, niet al te hoogen huurprijs, enz. enz. Wilden wij in andere plaatsen ter markt gaan om bewijzen op te zamelen voor hetgeen wij daar zeiden, de naburige hofstad om van de hoofd stad met haar wel schoon, maar aan het oorspron kelijk doel volstrekt niet beantwoordend Paleis voor Volksvlijt niet te gewagen zou er ons een welsprekend voorbeeld van kunnen leveren in liaar Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen. Wie niet geheel en al een vreemdeling in Jeru zalem is ook wat betreft hetgeen buiten onze ge meente omgaat, zal zich herinneren, hoeveel be zwaren er moesten overwonnen worden voordat de residentie-bewoners zich in het bezit van zulk een gebouw mochten verheugen, en thans zit men er Opgescheept met een stichting, waarvan de groote gehoorzaal uit het, oogpunt van acoustiek zoo wei nig aan het doel beantwoordt, dat de muziekuit voeringen of tooneelvoorstellingen alleen voor hen die het geluk hadden op de voorste rijen een plaats te bemachtigen, eenig, zij het dan ook geen onvermengd genot opleveren. Hoe is het in dat opzicht bij ons ter stede ge steld? Niet op alle punten zou men hier verge lijkingen kunnen makende toestanden hier en elders zijn niet volkomen dezelfde; immers de Stadszaal ware het onzen stadgenooten niet bekend, de benaming zelf zou het genoegzaam aanduiden is het eigendom der gemeente. Onze lezers kennen onze zienswijze op dat punt, nl. dat wij volstrekt niet zijn ingenomen met gemeenten, die als industrieelen optreden, veelmin als verhuurders van lokalen. Doch waar dat nu eenmaal het geval is, gelijk hier ter stede, meenen wij als ingezetenen met volle recht te mogen aandringen op het aanbrengen vaD eenige wen- schelijke en lang niet onmogelijke verbeteringen in een zaal, die het eigendom is van alle ingezetenen gezamenlijk en dus voor hun rekening wordt beheerd. Wat de acoustiek van de Bovenzaal betreft, daarover doen wij wellicht beter het stilzwijgen te bewarenwant, ofschoon wij, naar de meening van sommigen, in vergelijking met de oude zaal in dat opzicht ook in de Benedenzaal niet zijn vooruitgegaan het gebouw staat er nu een maal, en daaraan valt niet veel te veranderen. Toch zou ook op dat punt eenige verbetering kunnen worden aangebracht. Op de Bovenzaal krijgt men gewoonlijk meer te hooren dan datgene, waarvoor men gekomen is. Wellicht is het een gevolg van de niet genoegzame dikte der muren, maar zooveel is zeker, dat het gerucht, dat van de straat doordringt, het gerij van voertuigen, het gejoel van zingende jongens, soms allerhiuderlijkst op de gehoororganen werkt. Yooral de zeer onge schikte wijze van ventileeren noopt de aanwezigen veelal de toevlucht te nemen tot het openen der ramen, waardoor men op vrij onaangename manier aan de volle werking der zeer onharmonieuze straatgeluiden is blootgesteld. Door een verbeterde inrichting der luchtverversching zou men althans hier dat ongerief kunnen vermijden. Doch er zijn inconveniënten, die met weinig moeite en kosten geheel zouden zijn weg te nemen, en waaromtrent zij, die er al den last van onder vinden, zich telken male opnieuw afvragen, waarom zij nog steeds blijven bestaan. Is het met de laagst gestelde eischen der beschaving overeen te brengen, dat in de kleedkamer van zulk een gemeente gebouw een spiegel voor de dames tot de onnoo- dige voorwerpen schijnt te worden gerekend? Waarom geen afzonderlijke kleedkamer voor dames Maar de égards voor de schoone sekse zouden ons al de ongeriefelijkheden doen vergeten, die men ondervindt, eer men kan denken aan het afleggen der in de zaal overbodige kledingstuk ken. Het stelsel van self-help" is hier op ruime schaal in toepassing gebracht. „Self-help" om uw rijtuig te verlaten, want een knecht om het por tier te openen is in zulke gevallen bij ons, een voudige. Leidenaars, een onbekende weelde. Ein delijk dan zijt ge het gebouw binnengetreden nieuwe verlegenheid om parapluie of wandelstok kwiit te raken; want de standaards of bakken, die ze moesten opnemen, behooren mede tot het onbekende. Nog zijt ge alle klippen niet te boven, eer ge in het heilige der heiligen, de eigenlijke ge hoorzaal, zijt doorgedrongenstraks, weer bij het verlaten van het gebouw, zult gij in een zee van tocht in de jassenkamer opnieuw een waren strijd hebben te strijden, nu niet alleen om gezegde bewaarplaats binnen te dringen, maar ook om haar, na de eindelijk geslaagde verovering van uw rechtmatig eigendom, weder te verlaten. Geen wonder, dat ge u heel wat verlicht ge voelt, als gij eindelijk gezeten zijt; maar er is nog genoeg, dat ook daar uw genot vergalt: de tabaksrook, die door gang en stemkamer in de zaal doordringtde hinderlijke manoeuvre van het „stoven zetten onder de muziek", het aanhoudend geklepper van de raampjes der zoogenaamde ven tilatie, afgewisseld door het even welluidend slaan der deur aan de trap naar boven, waar een looper tot demping van het gelnid der voetstappen waarlijk geen kwaad zou doen. „Meer licht!" de orkestdirecteur zal het bij een groote zanguitvoering zeker niet verlangen, want hij staart in een verblindende zee van licht, die hem het dirigeeren schier onmogelijk maakt. Indien de eerste lichtkroon zoo was ingericht, dat men haar kon verplaatsen, zou dit ongerief zijn weggenomen.Het zou zelfs volgens velen niet ondoel matig zijn, wanneer alle drie de lichtkronen wat hoo- ger werden aangebracht. Nu toch zit een groot ge deelte van hen, die een plaats op de gaanderij hebben, bijna tot blindwordens toe op al die schitterende en dansende lichtjes te turen. De kronen zou den er wel niet te mooier om hangen, maar hel publiek zou er zeer door worden gebaat. Men denke slechts aan de vroegere kronen, die wel niet zoo mooi, maar toch in ieder geval doelmatiger waren. Ongelukkig hij, die bij drukke gelegenheden op het denkbeeld komt een bezoek te brengen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1876 | | pagina 1