LEIDSCH
DAGBLAD.
J\°. 5132.
Vrijdag
A0. 1876.
3 November.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommersn 0.02.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADYERTENTIENi
Van 16 regelsf 1.05.
Iedere regel meer0.17$.
Groolere letters naar plaatsruimte.
EEN BELANGRIJKE BROCHURE.
Ook bij ons te lande openbaarde zich in den
laatsten tijd na een langdurig tijdperk van stilstand,
wat hier vooral hetzelfde beteekent als achteruit
gang, op kunstgebied een heilzame reactie. Ook
hier te lande; want andere rijken, waar het tot
voor weinig jaren in dat opzicht niet beter gesteld
was, gingen ons voor. Aan die zucht naar terug
keer tot artistieke waarheid konden ook wij Neder
landers gelukkig geen weerstand bieden ondanks
dien zekeren behoudszin of sleur, die wel haar
goede zijde heeft, daar zij menigmaal terughoudt
van overijling, maar meer onheil nog sticht door
de achterlijkheid, die er het gevolg van is.
Dat veronachtzamen van de eischen der kunst
had ook practische nadeelen, en daarin alleen reeds
moet voor een wel ietwat berekenende natie gelijk
de onze een reden zijn gelegen om aan die eischen
te voldoen. De kunst immers vindt haar toepassing
in de industrie, en kan de waarde van een nijver
heidsvoortbrengsel tot liet honderdvoudige zelfs
verhoogen.
Onder den drang van hetgeen de achtereenvol
gende wereldtentoonstellingen hebben geleerd
en in dat opzicht althans hebben zij ontegenzeg
lijk veel nut gesticht onder de leiding niet
minder van enkele uitstekende mannen, wien de
kunst lief is, verdween dan ook hier te lande de
onverschilligheiden al hebben wij in vergelijking
van andere natiën ook slechts een eerste schrede
op den goeden weg gezet, 't valt niet te loochenen
vooruitgang is er aan te wijzen.
Waar sprake is van loffelijke pogingen in die
richting, verdient in de eerste plaats vermelding
het reeds tot een begin van uitvoering gekomen
voornemen van de afdeeling Amsterdam der ver-
eeniging tot bevordering van fabriek- en handwerks-
nijverheid in Nederland om haar feestviering in
het volgende jaar op te luisteren door het houden
van een tentoonstelling van kunst, toegepast op
nijverheid, en door het uitschrijven, in verband
daarmede, van een internationalen wedstrijd.
Doch niet om juist daarop de aandacht te ves-
I tigen namen wij thans de pen op. Immers reeds
Igeruimeu tijd geleden hebben wij aan het hoofd
jvan ons blad tot deelneming aan dat prijzenswaardig
plan aangespoord. Ditmaal wilden wij met een enkel
woord melding maken van een hoogst belangrijke
brochure, dezer dagen bij den heer Brinkman te
Amsterdam verschenen, van de hand van den heer
J. R. De Kruyff', architect aldaar, en beschouwin
gen bevattende over „De Nederlandsche kunstnij
verheid" in verband met bovengenoemden interna
tionalen wedstrijd.
Veel wordt er heden ten dage gepraat en ook
wel eens nagepraat over kunst en wat daarmede in
verband staat. Dat laatste is gevaarlijk, want
onbekend maakt onbemind, en nu en dan hoort
men wel eens het woord „overdrijving" fluisteren,
waar sprake is van het restaureeren van oude ge
houwen, het aankoopen van kunstvoorwerpen, het
herstellen van muurschilderingen enz. enz. Zeker,
er kan ook hier overdreven wordenvoorloopig
echter kan men in dat opzicht gerust zijn. Er
moet nog veel, zeer veel worden gedaan, zullen
wij mettertijd in staat zijn, wat onze kunstnijver
heid betreft, met het buitenland te concurreeren.
Wie zich daarvan wil overtuigen, neme boven
gemeld werkje ter hand. Op beknopte, maar dui
delijke, juist voor den leek geschikte wijze zal
hij er in ontwikkeld vinden, welke eischen men
aan de kunstnijverheid mag stellenhij zal er in
korte trekken de verschillende tijdperken van bloei
en verval der kunstnijverheid in geschetst zien
de periode der Grieksche, later die der Romein-
sche kunst, het Byzantijnsche tijdperk, verduisterd
door de opvolgende nevelen van het barbarisme,
die op hnn beurt werden verdreven door de stralen
der gloriezon van Karei den Grootende kunst
onder den invloed van het Christendom; voorts
het belangrijke tijdperk der renaissance, afgewis
seld door de nadeelige overheersching der archi
tectuur; eindelijk de opeenvolgende tijdvakken,
die hun naam ontleenden aan verschillende Brau-
sche koningen. Zoo zal hij in staat zijn met eenig
oordeel des onderscheids een blik te slaan op de
kunstnijverheid in oude dagen en den schrijver
begrijpen, waar deze een zestal oorzaken opgeeft
voor het verval der hedendaagache kunstindustrie.
Maar de kundige auteur laat het daarbij niet.
In het tweede gedeelte van zijn belangrijk werkje
staat hij stil bij de hervormingen, die naar zijne
meeniug moeten worden tot stand gebracht, zullen
wij de gegronde hoop mogen voeden althans in
de toekomst, in staat te zijn op de wereldmarkt
der kunstindustrie mede te dingen. Want niet
straffeloos zullen wij het kannen vergeten wat de
schrijver in zoo schoone bewoordingen inkleedt,
waar hij zegt: „Kunstnijverheid beschouwde zij
(de kuust) als haar schoonsten titel eu wekte iu
die innige vereeniging met de industrie haar liefste
kind: volkswelvaart.
Zóó is het inderdaad. De noodzakelijkheid van
die vereeniging van kunst en industrie langer te
miskennen 't zal slechts uitloopen op het ver
lies van een deel onzer volkswelvaart. Indien bij
de vervaardiging onzer meubelen en tapijten, onzer
goud- en zilverwerken en van zooveel meer, naast
de eischen der bruikbaarheid niet ook die der
kunst in het oog worden gehouden, zullen onze
eigen welgestelde landgenooten voor hun benoo-
digdheden op het gebied der nijverheid meer en
meer in het buitenland ter markt gaan ten na-
deele van den Nederlandschen industrieel, den
Nederlandschen werkman.
Dat mag niet zijn. Niet daarvoor verheugen
wij ons in het bezit van een spoorwegnet, dat
ons ook met het buitenland verbindt, maar om
op onze beurt ons voordeel te doen met den
kunstsmaak van den vreemdeling door hem nijver
heidsproducten aan te bieden, welke geschikt zijn
om dien kunstsmaak te bevredigen. Trachten wij
in dat opzicht den rang te hernemen, dien ons
kleine land eenmaal onder de Europeesche staten
bekleedde. Op het gebied van kunst en kunst
industrie kunnen wij terugwijzen op een roemrijk
tijdperk, waarvan de sporen nog in grooten getale
zijn aan te toonen. Dien galden tijd in de wer
kelijkheid terng te roepen zij ons aller streven,
ook ter bevordering onzer stoffelijke belangen, ter
bevordering der volkswelvaart. Daartoe kan de
lezing der brochure van den lieer De Kruyff
ruimschoots bijdragen. Moge weldra een tweede
uitgave, waarvan men tevens gebruik zou kunnen
maken tot het aanbrengen van eenige verbeterin
gen in vorm en stijl, het bewijs leveren, dat de
verdienstelijke arbeid van den kundigen schrijver
vruchten heeft gedragen.
LEIDEiV, November.
De „Staatscourant" behelst het eerste ver
slag van de commissie van 1 Augustus 1876 tot
31 Juli 1877 belast met het afnemen van het
eerste natuurkundig examen voor aanstaande artsen
en van het natuurkundig examen voor aanstaande
hulp-apothekers.
Tot leden van het hoofdbestuur van het
Protestantenbond zijn in de gisteren te Arnhem
gehouden vergadering voor de aftredende leden
dr. C. P. Tiele en W. Zaalberg, gekozen dr. In H.
Slotemaker en dr. A. Kuenen; als plaats waarde
Protestantendag in 1877 zal worden gehouden,
werd aangewezen Den Haag; tot eerevoorzitter
daarvoor gekozen prof. Boneval Eaure. liet bond
telt 5550 leden tegen 4210 in 't vorig jaar.
Aangenomen werd de volgende motie van prof.
RauweiihollDe vergadering, kennis genomen heb
bende van de besluiten der synode, betreffende
de voorwaarden van het lidmaatschap der herv.
kerk, verklaart de heillooze strekking van die be
sluiten te betreuren en betuigt haar ingenomen
heid met de pogingen die word.-n gedaan, om de
beginselen van het Protestantisme iu het hervormd
kerkgenootschap te handhaven.
Z. M. de Koning is gistervoormiddag te
11 uren van het Loo te Amsterdam aangekomen,
onmiddellijk van het Oosterspoorwegstation naar
het Hollandsche spoorwegstation gereden en van
daar per extra trein naar Velzen vertrokken.
Tegen elf uren ongeveer waren de genoodigden
grootendeels op het feestterrein aangekomen. Toen
te ruim 12 uren de „Stad Breda" in de sluizen
was gearriveerd, liet zich de muziek hooren, eu
onder de daverende toejuiching der talrijke menigte
en het gebulder van saluutschoten kwam Z. M.
de. Koning, vergezeld van den Commissaris des
Konings in Noord-Holland, jhr. Roëll, den bur
gemeester van Amsterdam, jhr. Den Tex, en de
directie der Kanaalmaatschappij, in de tribune,
en werd aldaar door de ministers, onderscheiden
gezanten en de directie de maatschappij ontvangen.
De liedertafel „Amstels Mannenkoor" hief hierop
een feestlied aan. De heer S. VV. Josephus- Jitta,
president der Kanaalmaatschappij, sprak daarna
eene rede uit, na alloop waarvan hij den Koning
mededeelde, dat Z. K. H. prins Hendrik per tele
graaf aan de hoofdstad des rijks zijn gelukwensch
had gezonden met dien dag. Opnieuw klonken de
tonen der muziek, eu de reis naar zee werd aan
vaard met de „Stad Breda," die ook een muziek
corps aan boord had, en terwijl deze stoomer met
de hooge gasten uit de sluizen vertrok, onder
de hoezee's van duizenden, sloeg voor de achter-
blijveuden het uur van het dejeuner. Tijdens de
zeereis vernam de heer Dirks van Z. M. dat hij
tot ridder van den Nederl. Leeuw was benoemd.
Lang bleef de „Stad Breda" in de sluizen, tot
groote vreugde van de velen, die van de duinen
een glimpje van het hooge gezelschap zochten te
krijgen. De gasten maakten nu gebruik van een
collation. Aan boord sprak de heer Jitta den
Koning toe en verzocht hij hem de oorkonde '.e
willen teekeneu, waarin de opening van de haven
van IJmuiden wordt geboekstaafd; Z. M. voldeed
daaraan en teekende het stuk met de met goud
gemonteerde arendsschacht, die door hem werd
gebruikt bij het teekenen van de oorkonde der
eerstesteenlegging van de Oranjesluizen. Ook de
ministers, de burgemeester van Amsterdam, direc
teuren der Kanaalmaatschappij, teekeuden het
stuk. Het luidt als volgt: „Op heden den lsteu
November van den jare 1876 is door Zijne
Majesteit Willem III, Koning der Nederlanden,
Groothertog van Luxemburg, enz., enz., de haven
van IJmuiden opengesteld en daardoor de ge
dachte verwezenlijkt in 1816 uitgesproken door
zijn doorluchtigen Voorzaat Koning Willem I,
die Amsterdam's Handel en Scheepvaart den kort-
sten weg naar zee wees door Holland op zijn
Smalst." Vervolgens werd de reis naar de stad.'