LEIDSCH DAGBLAD. N°. 51 i2. Woensdag A0. 1876. II October. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIES Van 16 regels1.05. Iedere regel meer0.17^. Grootcre letters naar plaatsruimte. STADS-BERICHTEN. PATESTBLADE Nf. De BURGEMEESTER, Hoofd van het Gemeentebestuur van Leiden, doet te weten, dat de ingevulde patentbladen over het dienstjaar 1876/7 voor de wijken 7, 8 en u bij het college vau Zetters in een der vertrekken van het Raadhuis dezer gemeente verkrijgbaar zijn, evenals ook de restanten van de wijken 1, 3, 4, 5, t>, en 7, en zulks dagelijks, behalve den Zondag, van den llden tot den 18dcn dezer, des namiddags tusschen één en drie uren, op vertoon van het aanslagbiljet, terwijl na het verstrijken van den genoemden termijn, de onafgehaalde patentbladen ter uitreiking moeten worden afgegeven aan de deurwaarders der directe belastingen alhier, die voor huune moeite eischen tien centa zonder meer. En wordt deze door plaatsiog in de Leidsche Conrant. afge kondigd. De Burgemeester voornoemd, v. d. BRANDELER. Leiden, 10 October 1876. LEIDEN, ÏO October. Uit liet 42ste jaarverslag der Maatschappij voor toonkunst alhier blijkt, dat het onderwijs aan de Muziekschool belangrijk werd uitgebreid door de in voering van het onderwijs in solozang: Voor de elementaire lessen meldden zich 16, voor de hoogere solo-klasse 12 leerlingen aan. In 't geheel bedroeg het aantal leerlingen 341. Het orkest der Maatschappij staat onder leiding van den heer A. J". Wetrens en telt 24 gewone leden, 10 dilettanten en 19 leerlingen der orkestklasse. Door het vertrek van •den heer Van Meurs en van den oud-leerling der muziekschool den heer Vreeswijk is het Leidsche quartett voor 't oogenblik verbroken, zoodat twee vereenigingen van elders zijn uitgenoodigd om dezen winter elk cene uitvoering te komen gev.n beiden hebben de uitnoodiging aangenomen. Com missarissen van het muziekgezelschap „Sempre Crescendo" hebben zich bereid verklaard, om telkens als het noodig blijkt om de gemeenschap pelijke belangen te bespreken, een tweetal hunner leden tot de vergadering ter M. voor toonkunst af te vaardigen. Met de zangvereenigingen zeggen commissaris sen waren wij wat samenwerking betreft minder gelukkig. Gelijk men weet, bestonden hier sinds jaren twee zangvereenigingen, met welke intusschen onze M. v. t. in geene verdere betrekking stond, dan deze, dat directeuren daarvan waren de een directeur, de andere onderwijzer aan de Muziek school der Maatschappij, en dat beide zangver eenigingen hunne leden voor een goed deel uit de koorklassen van deze Muziekschool ontvingen. Den o. i. niet onbillijken wensch koesterende, om eenige toenadering tot stand te brengen, noodigden wij ten vorigen jare beide zaugvereenigingen uit tot samenwerking door het gezamenlijk organiseeren van eene uitvoering. De Leidsche Zangvereeniging sloeg dit voorstel af, met bericht, dat zij voor nemens was zelve eene huishoudelijke uitvoering in dien winter te geven. De Zangvereeniging Caecilia verklaarde zich bereid, maar berichtte, dat zij zich met de nieuw opgerichte afdeeling Leiden der M. t. b. v. t. had verbonden, en verzocht ons dus, ons nader tot deze te vervoegen. Weldra volgende gebeurtenissen waren echter oorzaak, dat wij meenden de zaak, althans voorloopig, te moeten laten rusten. De Zangvereeniging Caecilia had namelijk, tegelijk met hare aansluiting aan de ge noemde afdeeling, een nieuwen directeur gekozen, den heer De Lange te Amsterdam. Tegen deze beide besluiten kwam een gedeelte der leden in verzet, scheidde zich af, koos een nieuw bestuur, keerde tot den vroegeren directeur, den heer Taylor, terug, en hernam den naam Caecilia. Het overige gedeelte bleef bestaan, onder directie van Jen heer De Lange, als zangkoor der afdeeling Leiden der M. t. b. v. t. Er waren nu derhalve drie zangvereenigingen in Leiden, en die zich alle als om strijd beijverden, om het kunstlievend publiek op iets goeds te onthalen. Hadden wij vroeger gewoonlijk ééne winteruitvoering van Caecilia, terwijl de Leidsche Zangvereeniging zich bepaalde tot twee- of driejaarlijksche muziekfees ten in het voorjaar, thans traden èn Caecilia èn de Leidsche Zangvereeniging elk met eene muziek uitvoering op, terwijl het zangkoor der afdeeling zelfs twee uitvoeringen ten beste gaf. Hoe gaarne wij zeiven, en zeker velen met ons, gewenscht zouden hebben, dat van dien overvloed van zang ook iets aan onze Maatschappij ware te beurt ge vallen, voor dat jaar was het niet meer doenlijk. Wij herhaalden echter onze pogingen in dit voor jaar, toen de plannen voor het aanstaande winter seizoen werden voorbereid. Wij meenden geheel onpartijdig te moeten te werk te gaan, en zonden aan de drie zangvereenigingen gelijktijdig eene ge lijkluidende uitnoodiging. Bovendien lieten wij de keus van den aard en den omvang der mede werking zoo ruim mogelijk aan elk harer over; en verzochten, om, bij bestaande geneigdheid tot samenwerking, nader met ons in overleg te willen treden, hetzij tot het gezamenlijk organiseeren van een concert, hetzij tot het opluisteren van een onzer reeds geprojecteerde concerten met één of meer zangnummers. De Leidsche. Zangvereeniging excuseerde zich met het bericht, dal zij alle repetitie- avonden hoog noodig zou hebben voor eene uit voering, welke zij zelve voornemens was te geven van de Zangvereeniging Caecilia werd een dergelijk antwoord ontvangen. Alleen het zangkoor der af deeling verklaarde zich bereid, om althans het geven van een of meer zangoommers op een onzer concerten in ernstige overweging te nemen, en hieromtrent in het najaar te beraadslagen. -Wij hebben dus nu eenige hoop, dat onze concerten voortaan van koorgezang niet meer, zooals vroeger, geheel verstoken zullen zijn, al is de zeer gewaar deerde medewerking slechts gekomen van ééne zijde, en niet van die zijde, van welke wij ze in de eerste plaats hadden gemeend te mogen verwachten. Overigens geven de uitvoeringen, die het zangkoor der afdeeling het vorig jaar gegeven heeft, ons den waarborg, dat, indien ons eenige zangnommers van dit koor, tot opluistering onzer concerten, mochten te beurt vallen, deze van het meest uit nemend en keurig gehalte zullen zijn. De algemeene toestand der Maatsch. is niet ongunstig te noemen. Het totaalcijfer der leden steeg ongeveer een twintigtal en bedraagt thans 289. Na afbetaling van al het achterstallige en met inbegrip der kosten voor het orkest en de concerten gedurende den geheelen vorigen winter, sluit de rekening met een klein saldo. Eene ver meerdering der inkomsten is echter hoogst wen- schelijk, ten einde de uitgaven te kunnen uit breiden, en zij kan het eenvoudigst worden ver kregen door vermeerdering van het aantal leden, waartoe inschrijvingsbiljetten zijn gezonden bij de naamlijsten der leden. Nog weinige biljetten daar van zijn, met de namen van nieuwe leden inge vuld, teruggekeerd. Toch zijn er, zeggen com missarissen, ongetwijfeld nog vele inwoners van Leiden, die er gaarne de kleiue contributie voor overhebben, om de goede zaak te steunen en zich zeiven muzikaal genot te verschaffen. Gisteren heeft de onthulling van het te Alkmaar opgerichte monument ter herinnering aan de overwinning van véér ruim 800 jaren plaats gehad, in tegenwoordigheid eener talrijke volks menigte. De minister Heemskerk woonde de plech tigheid bij als voorzitter der Haagsche subcom missie. Mr. F. D. Van Leeuwen, voorzitter der feest commissie, hield eene korte, rede, het monument aan Alkmaar aanbiedende. De hevige wind nood zaakte den spreker zijne rede te bekorten, daar alle krachtsinspanning gevorderd werd om het omhulsel van het beeld te behouden. Het viel ontijdig; een luide juichkreet begroette de ver schijning van het beeld, dat, zoowel als het voetstuk, algemeen diepen indruk maakte. De burgemeester aanvaardde daarna met eene korte toespraak namens de gemeente het geschenk. Te twee uren was er eene bijeenkomst in de concertzaal, waar Zondag-avond door de. rederij kerskamer „Bilderdijk" eene druk bezochte ver gadering was gehouden, bij welke gelegenheid „Alkmaars Beleg", van den heer W. .1. Hofdijk, ten tooneele werd gebracht, en gisteren eene feest rede werd uitgesproken door den heer Mr. W. Van der Kaay, lid van de Tweede Kamer, waarin hij het geschiedkundige feit herdacht, tot eenheid en samenwerking aanspoorde als burgers van den zelfden staat, wees op de verplichtingen van Ne derland tegenover de talrijke bevolking in Indië, er op aandrong, dat de doelmatige inrichting van het onderwijs ons het meest ter harte moet gaan en dienstbaar worden gemaakt aan de verhooging van de volkswelvaart, van de algemeene beschaving en ook aan de vermeerdering van den nationalen rijkdom, opdat van het Nederlandsche volk moge getuigd worden, dat het niet wil teren op den roem van het voorgeslacht en geen monument opricht tot eigen verheerlijking, maar tot verle vendiging van den nationalen zin. Deze rede werd met geestdrift toegejuicht. Na volgde eene matinee musicale. Voorts waren volksvermaken op groote schaal georganiseerd. In het Geesterhout zag men mastklimmen, zakloopen enz. Het ringrijden vond een aantal liefheb bers en in het Alkmaarder hout had eene hard draverij met paard en chais plaats, waaraan door twintig paarden werden deelgenomen, terwijl de eerste prijs werd behaald door de „Cornelia", van den heer Van Doon te 's-Gravenhage. Omstreeks acht uren werd een begin gemaakt met het ont steken van een in afwisseling rijk vuurwerk aan de Kanaalkade, dat eindigde met een allegorische voorstelling. Het feest werd met eene muziekuit voering in eene tent op de Steenen Brug en eene concert en bal in het lokaal „Vervloet" besloten. Volgens een ingezonden stuk in de Haarl. Ct. heeft de heer Mr. G. Jansma van der Ploeg alhier een telegraphisch werktuig uitgevonden, dat, gedreven door slechts een kleinen electrischen stroom, aan schier greuzenlooze snelheid van over seinen de meeste zekerheid en hoogste eenvoudig heid paart, door den minst ontwikkelden mensch kan worden bediend en op elke lijn, ook op af standen, waar andere systemen tekortschieten, met het meeste gemak kan worden gebruikt. De gemeenteraad van Amersfoort heeft tot hoofdonderwijzer aan de nieuwe tweede openbare armenschool aldaar benoemd den heer J. Badersma te Ter Aar. Van de 7 candidaten voor de akte in de wiskunde werden gisteren in Den Haag 3 afge wezen toegelaten de heerenF. Berckenhoff uit Leerdam, B. Breers uit Sliedrecht, J. Polder- dam uit Alblasserdam en L. L. Van Thiel uit Leerdam. Zondag-avond werd in den schouwburg te 's-Hertogenbosch de „Britannicus" opgevoerd, in welk stuk mile. Agar de rol van Agrippine ver vulde. Na afloop der druk bezochte voorstelling

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1876 | | pagina 1