LEIDSCH DAGBLAD. N°. 5100. Woensdag A0. 1876. 27 September. STADS-BE RICHTEN. Het Adres der Amsterdamsche Werklieden-yereenigingen. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIES: Van 16 regels1.05. Iedere regel meer0.17£. Grootere letters naar plaatsruimte. Oproeping in wcrkelijkcn dienst van milicien-verlofgangers der lichting van 1873. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der GEMEENTE LEIDEN, Gezien de Circulaire van den heer Commissaris des Konings in de provincie Zuid-Holland, van den 3den April 1876, A. N°. 989/2 (2de afd.), Provinciaal bladn*. 29; Brengen ter kennis van de in deze gemeente gevestigde milicien-verlofgangers der lichting van 1873, behoorende tot het 1ste en 2de regiment huzaren, dat zij zijn opgeroepen om in werkelijken dienst te komen, tot het houden van oefening in het rijden met voertuigen, ën daartoe op Jlaandag den 2den October aansl., des namid dags vóór vier uren, bij hunne corpsen tegenwoordig moe ten zijn, in uniform gekleed en voorzien van al de voor werpen van kleeding en uitrusting door hen bij hun vertrek met groot verlof medegenomen, alsmede van verlofpas en zakboekje, zullende de opgeroepen manschappen op den 21 sten October daaraanvolgende in het genot van onbepaald verlof worden hersteld; dat bedoelde miliciens mitsdien worden uitgenoodigd, zich op Zaterdag den 30sten September aanstaande, des voormiddags tusschen 9 en 12 uren, aan te melden ter plaatse lijke Secretarie, tot het ontvangen van aanwijzing van de plaats waarheen zij zich hebben te begeven en van het hun eventueel toekomende daggeld of passage-biljet; en dat, bijaldien ziekte of andere wettige redenen hen mochten verhinderen aan deze oproeping te voldoen, zij daarvan tijdig ter plaatselijke Secretarie behooren kennis te geven, in het eerste geval onder overlegging eener ge neeskundige verklaring. Ten einde niemand hieromtrent onwetendheid zoude kunnen voorwenden, geschiedt hiervan openbare kennis geving door aanplakking en door plaatsing in de Leidsche Courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burg. E. KIST, Secretaris. Leiden, 19 September 1876. Oproeping in werkelijken dienst. De BURGEMEESTER der gemeente LEIDEN, Gezien de Circulaire van den heer Commissaris des Konings in de provincie Zuid-Holland, van den 29 Augus tus 11., A n°. 2671/1 (2de afd.), Provinciaal blad n°. 62; Brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de lotelingen, die in dit jaar zijn ingelijfd bij de troepen te paard en, overeenkomstig de 2de zinsnede van art. 57 van het ko ninklijk besluit van den 8sten Mei 1862 Staatsblad n°. 46), na hunne inlijving tot nadere oproeping met verlof zijn gezonden, met den 3dcn October aanstaande in wer kelijken dienst zullen worden gesteld, ten einde te worden gekleed en geoefend; dat zij zich allen rechtstreeks naar hunne garnizoens plaatsen behooren te begeven; en dat mitsdien bedoelde lotelingen bij deze onder de" wapenen worden geroepen, met last om te zorgen, dat zij op Dinsdag 3 October e. k. vóór vier uren des namiddags, bij hunne corpsen zijn aangekomen. Ten einde niemand hieromtrent onwetendheid zoude kunnen voorwenden, geschiedt hiervan openbare kennis geving door aanplakking en door plaatsing in de Leidsche Courant. De Burgemeester voornoemd, Leiden, 19 September 1876. v. d BRANDELER. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Gezien het adres van de firma Gebroeders PALM, om vergunning tot het bergen van lompen in de pakhui zen aan de Noordzijde van de Bakkersleeg, wijk 1 straatnos. 3 en 5 en aan de Haven n° 46; Gelet op de artt. 6 en 7 der wet van 2 Juni 1875 Staatsblad n°. 95); Geven bij deze kennis aan het publiek, dat genoemd verzoek, met de bijlagen, op de Secretarie dezer gemeente ter visie gelegd is; alsmede dat op Maandag den 9den October aanst., 's voormiddags te elf uren, op het Raadhuis, gelegenheid zal worden gegeven om bezwaren tegen dat verzoek in te brengen. En geschiedt hiervan openbare kennisgeving door plaat sing in de Leidsche Courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 25 September 1876. In het artikel, aan het hoofd van 'ons nummer van den 22sten dezer geplaatst onder den titel: „eene lastige quaestie opgelost," zeiden wij, dat het volstrekt ons doel niet was op onze beurt onze meening uit te spreken over de ongeregeld heden in de hoofdstad. Daarin zullen wij ook thans consequent blijven, daar wij ditmaal niet op die treurige feiten zelf willen wijzen, maar wel op een gelukkig verschijnsel, dat er het on middellijk gevolg van is en opnieuw ten bewijze kan strekken van de stelling, dat alles, ook het slechtste, zijne goede zijde heeftwij bedoelen het adres aan Z. M. den Koning, dat thans alom in de hoofdstad ter tcekening ligt en waartoe het initi atief uitging van het bestuur der Werklieden- vereenigingen. Des te eer gaan wij er toe over een enkel woord aan dat adres te wijden, omdat wij daar door ook van onze zijde wellicht iets kunnen bijdragen om den smet uit te wissen, dien het voor gevallene zoo onverdiend op de Amsterdamsche volksklasse, op den werkman heeft geworpen. Dat wij hier niet overdrijven, mogen de berich ten bewijzen, over deze zaak ook in buitenlandsche bladen voorkomende of door correspondenten in het buitenland aan sommige Nederlandsche nieuws papieren toegezonden, gelijk wij in eene Engelsche correspondentie in een onzer groote dagbladen o. a. de opmerking lazen, a propos van de veel vuldige meetings, dezer dagen in Britannic- betref fende de Servische quaestie gehouden, dat men te Londen op vreedzamer wijze tegen de Engelsche regcering demonstreerde dan de Amsterdammers dat tegen hun gemeentebestuur hadden gedaan in zake de afschaffing der kermis. Van harte verheugen wij ons daarom, dat juist door den Amsterdamschen werkman „met ver- schuldigden eerbied, maar tevens met vrijmoedig heid, zooals goeden onderdanen geoorloofd is", tot den Koning het verzoek werd gericht, dat het Z. M. moge behagen „een ernstig onderzoek te doen instellen naar het gebeurde." Is dat de taal van hen, die er belang bij hebben, dat er zoo min mogelijk licht opga in zake de treurige gebeurtenissen in de hoofdstad? Pleit niet veeleer de wensch naar een ernstig onderzoek voor de waarheid van hetgeen reeds uit zoo menige bijzonderheid schijnt te blijken, dat de werkman, dat de kern des volks ook bij deze gelegenheid weder getoond heeft orde en rust lief te hebben? Vandaar dat de weinige geweten- loozen, die gaarne ongeregeldheden zouden hebben uitgelokt, geen aanhang vonden in buurten, waar zij dien hadden verwacht, bij de zoogenaamde eilanders en de bewoners der Jonker- en Frans- straten, zoodat hun eenig gevolg bestond uit enkele honderden opgeschoten jongens, onmondi- gen, die in stede van vervolgd, veeleer beschermd hadden moeten worden tegen hun opruiers. De woorden van lof, o. a. door den commandant der marinewerf tot zijne werklieden gericht, waren dan ook welverdiend, al hadden dezen zulk eene lof tuiting niet noodig om in het rechte spoor te blijven. Niet noodig, want de Amsterdamsche werkman heeft getoond niet alleen liefde tot orde en rust te bezitten, maar ook gevoel van eigenwaarde; hij treedt op om gebruik te maken van een der onwaardeerbaarste rechten, hem door de Grondwet gewaarborgd, hel recht van petitie. Bravo, leden der Werkliedenvereenigingen in de hoofdstad, gij zijt op den goeden weg. Eerst zijne plichten betracht, daarna zijne rechten doen gelden. Getuigt het eerste van uwe degelijkheid, het laatste pleit voor uwe waardigheid. Inderdaad, gij moogt er uw bestuur dankbaar voor zijn, dat het u in die goede richting voortleidt. Het is hier dc plaats niet om stil te staan bij die zinsneden, waarin adressanten in bijzonderhe den treden, zijdelings te kennen gevende waar de fout kan schuilen, om niet te zeggennaar hun meening werkelijk schuilt. Immers die bedoeling mag men afleiden uit de woorden: „Wij wagen het niet Uwe Majesteit in overweging te geven het hoofd der gemeente te ontslaanal wordt door sommigen beweerd, dat het met scherp schieten in de huizen der burgers niet anders dan op hoog gezag mag geschieden," in verband met de daaraan voorafgaande, waarin wordt gezegd, dat de stedelijke regeering „met militair geweld niet de w a re schuldigen opspoorde, maar de goedgezinde burgers zelfs op de eenzaamste, bijna verlaten plaatsen der stad liet neersabelen, verwonden en-mishandelen". Integendeel, wij wilden slechts wijzen op den Amsterdamschen werkman als een navolgenswaardig voorbeeld voor alle werklieden in Nederland, ook in onze stad, daar hij getoond heeft op eigen beenen te kunnen staan en te begrijpen wat de twee woorden „recht" en „plicht", die belangrijke factoren in elke samenleving, ook voor hem be- teekenen. LEIDEN, 26 September. De hoogere burgerschool alhier telt na het het laatste toelatings-examen 151 leerlingen, aldus over de verschillende klassen verdeeld1ste klasse 39, 2de 46, 3de 24, 4de 23, 5de 14toehoorders 5. Aan het verslag van de hier ter stede ge vestigde afdeeling van het Nederlandsch genoot schap tot zedelijke verbetering der gevangenen over 1875 ontleenen wij het volgende: Militaire strafgevangenis. Afwisselende bevol king 396. Op 31 December aanwezig 386. Huis van arrest. Afwisselende bevolking 189 man nen, 13 vrouwen, 4 kinderen. Op 31 December aanwezig 7 mannen. Getal leden der afdeeling 124, bij de correspondenten 10. Aan de veroordeelden der beide gevangenissen werd weder onderwijs in den godsdienst en het kerkgezang gegeven, terwijl verschillende ontsla genen op de eene of andere wijze werden onder steund hun getal bedroeg 30, waarvan 6 gereed schappen, 7 reis- en verblijfkosten en 17 kleederen enz. ontvingen. Van de volgenden vermelden wij eenige bijzon derheden. L., ontslagen uit de gevangenis te D., was dadelijk na zijn ontslag met zijn gezin naar het werkhuis gegaan, doch daar hunne verdiensten daar zeer gering waren en hij de zijnen in hoogst kommervollen toestand teruggevonden had, meldde hij zich bij ons om hulp aan. Bij onderzoek bleek ons, dat het hun niet aan ijver ontbrak en dat hun toestand werkelijk krachtdadige hulp vereischte, aangezien zij aan alles gebrek hadden, zoo zelfs dat een kindje, dat tijdens zijn gevangenisschap geboren was, als eenige kleeding en dekking slechts een oude jas van den man had; wij voorzagen hen daarom van kleeding en dekking en gaven hun het noodige gereedschap. Gedurende den ge- heelen zomer heeft hij steeds ijverig doorgewerkt en nog tot op heden zoekt hij steeds al het mo gelijke voor zich en dc zijnen te verdienen. Vrouw v. d. P., uit de cellulaire gevangeuis te B. ontslagen, werd door ons in staat gesteld haar vroeger beroep van fruitverkoopster weder op te nemenaanvankelijk gaat het daarmede naar wensch, evenals met vrouw J., mede uit genoemde gevangenis ontslagenheiden werden, ons bijzonder door het dames-comité te B, aan-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1876 | | pagina 1