LEI DSC II DAGBLAD. N°. 5072. A0. 1876. Vrijdag 25 Augustus. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke fsommers0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIE*: Van 16 regels Iedere regel meer Grootere letters naar plaatsruimte. 1.05. 0.174- STADS-BEKICHTEN. PATENTBLADEN. DE BURGEMEESTER, Hoofd vau het Gemeentebestuur van Leiden, doet te weten, dat de ingevulde patentbladen over het dienstjaar 1876/7 voor de wijken I, II, III en IV bij het college van Zetters, in een der vertrekken vau het Raadhais dezer gemeente, verkrijgbaar zijo, dagelijks, behalve den Zondag, des namiddags van één tot drie uren, en wel van den 25ste» tot en met den 31ste» Augustus e. k. op vertoon van het aan slagbiljet; terwijl na het verstrijken van dien termijn, de onaf gehaalde pateutbladen ter uitreiking moeten worden afgegeven aaD dc deurwaarders der directe belastingen alhier, die voor hunne moeite mogen cischen tien cents, zonder meer. Eo wordt deze door plaatsing in de Leidsche Courant afge kondigd. De Burgemeester voornoemd, DE FREMERY, Weth. 1. Borg. Leiden, 24 Angustns 1876. LElllEA, 24 Augustus. Den elfden der volgende maand zal het tien jaren geleden zijn dat het nieuwe gebouw voor de Hoogere Burgerschool alhier voor het eerst in gebruik genomen en de nieuwe cursus daarin werd aangevangen. Ook de Burgeravond school en de Ambachtschool gaven er toen hunne eerste lessen. Het aantal leerlingen der Hoogere Burgerschool bedroeg toen ruim 100, van de Bur geravondschool 30 en van de Ambachtsschool 180. Naar wij vernemen zijn door de leerlingen der H. B. reeds maatregelen genomen dien dag fees telijk te herdenken. Tot leeraar in de geschiedenis en aardrijks kunde aan de h. burgerschool met vijfjarigen cursus te Amsterdam is benoemd de heer M. J. IJzerman, leeraar alhier. Als een opmerkelijk feit verneemt men, dat met Sept. e. k. aan de hoogeschool te Utrecht het getal in te schrijven studenten het dubbele zal bedragen in vergelijking met één en twee jaren te voren. De Arasterdamsche gemeenteraad heeft gis teren aangenomen de voordracht van B. en Ws. tot verlaging en verbreeding van de bruggen bij de Munt en voor de Doelenstraat, met het oog op den aldaar aan te leggen paardenspoorweg. Volgens het plan zal de rechtstreeksche verbin ding gemaakt worden tusschen het Rokin en de tot p. m. 17 meter te verbreeden Kistenmakers gracht over de te verlagen Doelenbrug, welke tevens tot 10 meter zal worden verbreed. De Muntbrug zelve kan ten gevolge daarvan nage noeg 39 meter breed worden. In beginsel is besloten aan een getal van hoog stens 20 onvermogende kweekelingen een jaar- lijksche toelage van 75 toe te kennen gedurende de twee eerste jaren waarin zij den cursus aan de op te richten kweekschool van onderwijzers bijwonen. De 1ste luitenant ingenieur J. Hemkes, die sedert zes maanden belast was met het beheer bij het bouwen eener nieuwe school enz. voor de art. instr. comp. te Schoonhoven, wordt morgen overgeplaatst naar Gouda, met het oog op de vergrooting der kazerne aldaar. De minister van financiën maakt bekend dat bij hem ontvangen is eene som van 690, aan het lokaal van zijn departement afgegeven met de aanwijzing: „Van D. E. R., wegens ver schuldigd doch onbetaald gebleven successierecht". De Haagsche gemeenteraad heeft heden na langdurige gedachtenwisseling en verwerping van het voorstel van den heer De Jonge om met den minister van binnenlandsche zaken opnieuw in overleg te treden omtrent de regeling van het gymnastiek-onderwijs aan de h. burgerschool, be sloten gedurende den cursus 1876/77 de proef te nemen volgms het stelsel van den minister gymnastiek gedurende de schooluren. De direc- recteur van de h. burgerschool heeft zijn verzoek om ontslag bij den raad ingediend. Z. M. heeft J. G. Oosierbaan, op zijn verzoek, eervol ontslagen als rijksontvanger te Bodegraven, behoudens aanspraak op pensioen. Z. M. heeft benoemd tot ridder in de orde van den Nederl. Leeuw M. Bisdom, burgem. der gem. Haastrecht, Vlist en Bonrepas; aan W. C. P. Toe Water, prov. inspecteur der dir. bel., in- en uitg. rechten en acc. te Rotterdam, vergund het aannemen en dragen der onderscheidingst. van riddei der Leopoldsorde, hem door Z. M. den Koning der Belgen geschonken. Door een ooggetuige wordt ons het volgende medegedeeld omtrent de omstandigheden waar onder de luchtreizigers te Kage zijn neergedaald: „Naar de aanduiding die de heeren Rossi en Landreau mij denzelfden avond en ook den vol genden dag gaven, zijn zij op de Kever, een plas van ongeveer */4 mijl, wegens de duisternis, met het water in aanraking gekomen. Daarna stegen de ballons weder en kwamen zij in noord- noordwestelijke richting over den Kager polder drij ven. De dorpelingen van Kage stroomden voor een groot deel het weiland in om het wonderbare luchtvaartuig en de reizigers van aangezicht tot aangezicht te aanschouwen. Op den dijk, aan de ringvaart, die dorp en polder van Haarlemmermeer scheidt, ankerden de aëronauten. Eene vrij bonte menigte verdrong zich rondom de ballons: mannen in nachtgewaad en vrouwen met half naakte kinderen op den arm. Enkele dier kleine toeschouwers begonnen bij het -iezicht dier beweeglijke gevaarten te gillen, terwijl enkele groote menschen (bij het loozen van het gas) riepen, dat die dingen „vervloekt stonken." Allen drongen zich zoo dicht mogelijk bij de ballons, om te onderscheiden hoe alles in elkander zat. Men deed de luchtvaarders honderd vragen tege lijk, doch men bleef even wijs op het antwoord: „Nous ne parions pas le Flam and." Intusschen arriveerde de heer J. Loogman Jr., die met de heeren begon te spreken, en hunne bevelen in de aloude taal van Kage overbracht. Terstond werd hij bestormd door een paar vracht rijders en schippers, die hunne diensten aanboden om de luchtreizigers naar Leiden te voeren; per as voor f 20 a f 25, per schuit voor 10 a f 12. Onder deze gedienstige lieden was slechts één Kager. De overigen waren bewoners van Haar lemmermeer. Een der vrachtrijders was zoo een voudig, dat hij den heer Loogman ter zijde riep en hem influisterde: „Maak dat ik de vracht krijg, dan zal ik jou een goeie fooi geven." Een inwoner van Haarlemmermeer, de pachter van den dijk waarop de ballon neergedaald was, vroeg f 25 schadevergoeding voor zijn „vertrapt gras"; waarop monsieur Landreau uitriep: „Mais est-il done fou!" Hetzelfde oordeelden de boeren van Kageeen landbouwer kon zich niet begrijpen „hoe er schade aan het gras kon zijn op een dijk, die door de droogte doodgeschroeid was." Vervolgens kwamen andere belanghebbenden den heer Loogman omringen en verzoeken dat hij den Franschen zou beduiden hoeveel diensten zij hun bewezen hadden. De een verzocht hem vooral aan de Franschen te zeggen, dat hij zich op het anker geworpen had, om het in den grond te doen vatten, een ander was door de sloot ge sleept doordien hij een touw gegrepen had en toonde zijn natte pak, een derde had zelfs een der kleine ballons bij het net gevat en naar be neden getrokken, voordat de luchtreizigers in het diepe kanaal gesleurd konden worden! Ieder van hen meende de Fransche waaghalzen van een wissen dood gered te hebben. Dezelfde personen, d e meenden dat zij lucht reizigers en ballons zoo gelukkig voor vergaan in het kanaal behoed hadden, hielpen ijverig de ma terialen (les materiels) oprollen, of liever zij bezorg den aan de heeren Landreau en Rossi bij hun arbeid buitengewone hindernis. Toen de materialen gepakt waren, werd weder onderhandeld over de expe ditie. Men vroeg, zooals gemeld is, veel te veel geld. Intusschen wilden de gedienstige geesten wat te drinken hebben en vroegen alvast 2,50 om te beginnen. Maar de heer L. begreep dat die menschen door den drank nog lastiger zouden worden, en Mons. Landreau begreep volstrekt niet waarom die lui geld vorderden, daar hij hen geens zins geroepen had, om hem in zijne bezigheid te belemmeren, lijnen in de was te trekken en op de stof der ballons te trappen. De werklui, een handvol canaille van vier a vijf personen (geen Kagers), verklaarden, dat zij „toch wel een borrel verdiend hadden, het geringste, wat men aan iemand die een nat pak haalt, geven kan." Een van hen veroorloofde zich daarop de baldadigheid den heer Landreau een hoed, dien zij in de mand gevonden hadden, naar het hoofd te smijten. Daarop zeide de heer L. dat de Bel gen, al spraken zij de taal van Nederland niet, toch de bescherming harer wetten genoten. De verontwaardiging der Kager „boeren" werd zoo dreigend, dat het canaille zich al vloekende van verdere onbehoorlijkheid onthield. De luchtreizigers vernamen alles zeer kalm, en deelden den heer L. mede, dat zij wel gewoon waren ballast, maar geen geld weg te werpenzij wilden zich ook voor zoo hooge kosten niet laten expedieeren. Mons. Landreau zeide den heer L. Dites s. v. pl. a ces gens, que nous som mes des ouvriers (menschen die in het lucht reizen hun bestaan zoeken) et que nous n'allons pasexposernotrevieabonplai- s i r. En alweder was het den aëronauten een raad sel waarom de geïmproviseerde expediteurs hen wilden afzetten, daar men in deze streek, waar nooit iets merkwaardigs voorviel, toch dankbaar moest zijn dat daar „l' Europe a vee ses quatre petits ballons" neergedaald was. Intusschen waren de gedienstige geesten op het denkbeeld gekomen om de ballons te midder nacht in stukken te snijden, waarvan zij geen geheim maakten; waarschijnlijk zouden zij daarbij menig touwtje voor eigen gebruik meegenomen hebben. De heer L. vroeg hun, wat reden en recht zij daartoe meenden te hebben. Het ant woord was duidelijk: „Die Franschen waren maar schooiers, daar zij niet eens een drinkgeld kon den geven, en dus zouden zij als de ballons stuk gesneden waren niet op eene andere plaats een mensch voor niemendal laten sjouwen". Hierop zeide de heer L.: Beste vrinden, weest voorzichtig; jelui hebt hier te doen met Franschen. Hoogst waarschijnlijk hebben zij elk een revolver bij zich met een schot of acht. En hoe beschaafd nu ook een Franschman is, toch geneert hij zich niet om van zijn wapens gebruik te maken, zoodra men hem te na komtToen begrepen de gedienstige werklui, dat de Franschen fatsoenlijke lieden waren, die men ongemoeid diende te laten, en met een beleefd „goeien avond same" ging men huiswaarts.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1876 | | pagina 1