LEIDSCH
DAGBLAD.
N°. 4983.
Donderdag
A0. 1876.
II Mei.
PRIJS DEZER COURANT:
Toor Leiden per 3 maanden.1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke NommersB 0.02.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Van 16 regels1.05.
Iedere regel meeru 0.17i.
Grootere letters naar plaatsruimte
UIT DE „TIMES'
Over hel algemeen hebben wij Nederlanders
niet veel reden ons te verheugen over de oordeel
vellingen, waaraan wij zoo nu en dan in het
buitenland blootstaan, en menig artikel in een of
-ander buiten onze grenzen verschijnend dagblad
gaf ons slof tot verbazing, zoo al geen ergernis
over de scheeve voorstellingen, daarin gegeven,
van personen of zaken ons land betreffende.
Daarin is echter in den laatsten tijd in menig
opzicht een gunstige verandering gekomen, dank
zij het verbeterd internationaal verkeer, dat wij
eensdeels ons ten nutte maakten om veel goeds
van den buitenlander over te nemen, en dat
anderdeels den vreemdeling in staat stelde zich
met eigen oogen te overtuigen, dat veel van het
geen hem omtrent ons en onze zaken in zijn
eigen land werd opgedischt, tot het rijk der fabelen
behoorde; dank eindelijk zoo menig feit, waar
door wij in den laatsten tijd de aandacht ook van
het buitenland op ons vestigden, gelijk de heuglijke
viering van het driehonderdjarig bestaan onzer
academie, het te 's-Graverihage gehouden Interna
tionaal Vredescongres, onze belangrijke inzendingen
op de Geographische Tentoonstelling te Parijs enz.
Een sterk sprekend voorbeeld van die waardeering
van het goede, dat bij ons te lande wordt aange
troffen, vinden wij in een voor ons liggend nommer
van de „Times" van 25 April II., waarin een
correspondentie-artikel voorkomt onder den titel
van „Middle-Class Education in Holland", blijk
baar van de hand van een Engelschman niet
alleen, maar tevens een belangstellend onderzoeker
en bevoegd beoordeelaar.
Reeds de aanhef van het vrij uitgebreide stuk
duidt genoegzaam aan, in welken geest het is
geschreven. „Het is geen ongewoon verschijnsel",
zoo ongeveer luidt de aanvang, „dat groote natiën
met inspanning naar de oplossing van vraagstuk
ken zoeken, die door kleiner volken schier zon
der moeite volkomen werden opgelost. Wij ouder-
wetsche Engelschen doen tegenwoordig ons uiterste
best om een goed opleidingsstelsel voor onze mid
delstanden te vinden, en toch hebben wij slechts
het Kanaal over te steken om zulk een stelsel op
uiterst voldoende wijze in werking te zien in een
land, welks zeden, overleveringen en wetten in
zoovele opzichten met de onze overeenkomen."
Na deze voor ons land zeker hoogst vleiende
inleiding geeft de schrijver een overzicht van den
toestand van het Middelbaar Onderwijs in Neder
land en komt zoo tot de verklaring van het voor
hem aanvankelijk zoo onbegrijpelijke feit, dat men
hier te lande in elke stad van 15000 zielen en
daarboven tegen een schoolgeld van 5 pd. st.
(f 60) aan een Hoogere Burgerschool een onder
wijs kan ontvangen zooals men het in geheel
Engeland zelfs tegen enorm hooge betaling niet
2ou kunnen bekomen. De uitkomsten zoo lezen
wij verder door dat onderwys verkregen, heb
ben volkomen aan de verwachting beantwoord,
ja die overtroffen, en juist daaraan is het, de men-
schelyke natuur in aanmerking genomen, wellicht
toe te schrijven, dat het aan velerlei critiek bloot
staat, vooral van de zijde van theologanten en
van philologen.
Om zich ten overvloede te overtuigen of er
wellicht eenige grond voor die critiek bestond,
•wendde onze Engelschman zich tot een der vroe
gere ambtgenooten van den heer Thorbecke aan
de Leidsche hoogeschool, wiens advies de minis
ter voor een groot deel volgde bij het samenstel
len van zijn ontwerp van wet op het Middelbaar
Onderwijs, en had nu met dezen landgenoot een
onderhoud, waarvan wij den hoofdinhoud hier
laten volgen.
Op de vraag, waarom aan de H. B. S. geen
Grieksch en Latijn werd onderwezen, ontving hij
ten antwoord, dat dit thuis behoort op gymnasia
en aan hoogescholen, waar men leeraren, rede
naars en staatslieden vormt. Bovendien, is het be
wezen, dat de studie eener levende vreemde taal
niet evenzeer kan strekken tot ontwikkeling van
het denkvermogen als die eener doode taal? De
Grieken zelf, onze modellen, leerden die doode
talen? Eindelijk: het was reeds eenigermate een
waagstuk, een zoo groote plaats toe te kennen
aan de wis- en natuurkundige wetenschappen,
waarmee onze burgerstand zich slechts weinig
had afgegeven. Door er Latijn en Grieksch bij te
voegen, zou men de wet practisch onbruikbaar
hebben gemaakt.
Maar het onderwijsprogramma schijnt van
overlading te getuigen.
Vraag het aan onze industrieelen en koop
lieden, en zij zullen u heel wat anders vertellen.
Men bedoelt niet, dat er iets onnuts zou
worden geleerd, doch te veel voor den leerling om
in zich op te nemen.
De ondervinding heeft het tegendeel geleerd,
en onze handelaars ontvangen dan ook met open
armen de gewezen leerlingen onzer H. B. S., die
hun na verloop van 5 of 0 weken grooler dien
sten bewijzen dan de employés, die jaren lang
achter den lessenaar hebben gestaan. Ja, voor zoo
ver zij later lust krijgen hun studiën aan de
hoogeschool voort te zetten, overtreffen zij bijna
altijd hun medestudenten van het gymnasium. Zeker
geen bewijs van ontzenuwing door overlading.
Gij houdt dus vol, dat op uw nieuwe scho
len alles zoo goed mogelijk is ingericht?
Volstrekt niet. De middelmatige leerlingen
kunnen slechts met groote moeite de lessen der
drie eerste jaren volgenmen moest die over
vier jaren verdeelen en den geheelen cursus op zes
jaar brengen.
Waarom niet vari het begin af aan het
aantal jaren op zes bepaald?
Toen hadden wij nog niet de ondervinding
van thans, en bovendien het Nederlandsche volk
is zuinig, men ziet kinderen gaarne spoedig geld
verdienen.
Dus dan zal de wet moeten worden ge
wijzigd?
Ja, maar niet dadelijk. Sommige Kamer
leden denken, dat het voldoende zal zijn enkele
vakken te schrappen; doch laat hen aan het werk
gaan, dan zullen anderen weder andere vakken
als overtollig beschouwenaan de wis- en natuur
kundige wetenschappen of de talen kan men niet
tornen, en wat men verder zou kunnen schrap
pen zal geen gewicht in de schaal leggen. Men
zal dan wel verplicht zijn tot den zesjarigen cur
sus te komen.
Zouden wij Engelschen bij invoering van
dergelijke scholen dan ook een zesjarigen cursus
moeten aannemen?
Dat beweer ik niet. Bij u hebben de jonge
lieden slechts twee vreemde talen te leeren, Fransch
en Duitsch; dat is een belangryk verschil.
Tot zoover het gesprek tusschen den Engelsch
man en onzen landgenoot. En nu de moraal, in
verband met den aanhef van het correspondentie-
artikel, dien wij boven meedeelden? Zij is deze:
Waar de vreemdeling niet aarzelt, openlijk te be
kennen, dat hij ons Middelbaar Onderwijs, met
name onze H. B. S. ons benijdf, zou het zeker
onverklaarbaar, ja onvergeeflijk mogen heeten, als
wij toonden, dal wij zelf die schoone inrichtingen
niet wisten te waardeeren. Den landgenoot, die
't voor haar opnam, zijn wij een woord van dank
verschuldigd.
UEIDJEN, ÏO Mei.
Z. M. heeft benoemd tot vertegenwoordigers
der Nederl. rpgeering op het congres verbonden
aan de tentoonstelling van wetenschappelijke werk
tuigen te Londen, Dr. P. L. Rijke, staatsraad in
buitengewonen dienst, hoogleeraar in de faculteit
der wis- en natuurkunde te Leiden, en -Dr. J.
Bosscha Jr., hoogleeraar aan de polytechnische
school te Delft.
De minister van financiën brengt ter ken
nis van de belanghebbenden, dat in dit jaar kun
nen worden aangesteld tien surnumerairs der
directe belastingen, in- en uitgaande rechten en
accijnzen, en in een der laatste maanden van het
jaar 1876, op nader te bepalen plaats en dagen,
daartoe zal worden afgenomen een vergelykend
examen. De verzoekschriften om toelating behoo-
ren vóór of uiterlijk op den 31sten Augustus bij
het departement van financiën te zyn ingekomen.
Voor de Engelsche taal deden gisteren in
Den Haag 8 vrouwelijke candidaten het examen;
toegelaten: mej. M. J. Bieschel, A. Van Braam
beek, J. G. Th. Hansen, J. E. Knappert en A. S.
De Lint, uit Den Haag.
Door bestuurderen van het Tollensfonds zijn,
overeenkomstig het doel der instellingonder
steuning van hulpbehoevende betrekkingen van
overleden prozaschrijvers en dichters, voor dit jaar
weder twee gratificatiën uitgereikt. In het afge-
loopen jaar werd door D. J. P., te S., eene gift
van 200 aan het fonds geschonken.
Het stoomschip Conrad" is den 2den dezer
van Batavia naar Nederland vertrokken. Volgens
door vertraging eerst gisteren ontvangen telegram,
is het stoomschip „Madura", van Batavia naar
Nieuwediep, einde April wegens broeiing in de
steenkolenhokken en na kolen over boord te hebben
geworpen, te Point-de-Galle binneDgeloopen, om
de overblijvende kolen te lossen en nieuwe in te
nemen. De reis zou na 5 a 6 dagen worden
voortgezet.
De wettigheid der verkiezing van de heeren
De Vries en Kips tot leden van den Haagschen
gemeenteraad is aan twijfel onderhevig ten gevolge
van het feit dat bij de primitieve stemming, waar
toe de kiezers den 18den April waren opgeroe
pen, de stembus te vijf uren is gesloten, een tijd
stip in strijd met de bepaling der kieswet vol
gens welke de stemming tusschen 1 September
en 1 Mei te 4 uren rnoet afgeloopen zijn. Nu is
de vraag gerezen of deze informaliteit door de
herstemming, die overeenkomstig de eischen der
wet geschiedde, is te niet gedaan. De commissie
tot onderzoek der geloofsbrieven der nieuw geko
zen leden, die na aanneming der benoeming deze
stukken hebben ingeleverd, zal die quaestie heb
ben op te lossen. Met het oog op dit speciale ge
val liet de burgemeester, die op machtiging van
den raad in den regel de leden der commissie
aanwijst, hunne benoeming over aan den raad,
die bij meerderheid van stemmen als zoodanig
verkoos de heeren Mrs. De Pinto, Eyssell en
Hanlo, benevens den heer Mr. Van Geuns, als
plaatsvervanger.
Op de veiling der verzameling schilderijen
van oud-Hollandsche meesters, nagelatendoorden
heer Neville D. Goldsmid, in Den Haag, welke