LEIDSCH DAGBLAD. N°. 4961. Donderdag A0. 1876. 13 April. PRIJS DEZER COURANT: Voor leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per posl1.40. Afzonderlijke Nommersn 0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIE»: Van 16 regelsf 1.05. Iedere regel meer0.17£. Grootere letters naar plaatsruimte EEN SCHOON MONUMENT. „Doe uw best om l' eiken dag liever, flinker, kDapper, braver, zachtmoediger en blijmoediger te worden." De man, die deze woorden riederschreef en reeds niet meer tot de levenden behoort, deed meer dan der jeugd lessen en vermaningen te geven. Hij wist op haar gemoed te werken en, zonder den zedenmeester te spelen, door het schoor,e het goede ingang te doen vinden. Muziek vanwoorden van Dr. J. P. Heije, boven hoe menig lied, opgenomen in Nutsalmanak of kinderwerkje, stond 't niet vermeld, in hoe menig schoollokaal, op hoe menig kinder- of zelfs volksfeest weerklonken ze niet, die zangen, zoo eenvoudig, zoo zoetvloeiend? 't Zijn liederen, ge dicht bij en voor de lier, en wisten we het niet reeds uit het leven van den kinderlijken zanger, wat hij deed om de Vereeniging voor Nederlandsche muziekgeschiedenis in hel leven te roepen, om het volkszangonderwijs te verbeteren de liefe lijke harmonie, die ons uit schier elk zijner vers regels tegenklinkt, zou 't ons doen beseften, dat Heije bij uitnemendheid woord- en toondichler in één persoon waren vereenigd. Dr. Heije, de geneesheer. Er zijn wel moei lijker op te lossen raadsels dan dat schijnbare raadsel, waarvoor wij hier slaan, 't Is zeker iets ongewoons, geneesmeester van het lichaam, genees meester ook van hoofd en hart, dichter in dien tweeledigen, dien eenig waren zin, waaryan wij boven spraken. Maar tevens ligt niet de vraag voor de hand of een man met zoo ontvankelijk gemoed als het zijne ooit een zoo sterken aandrang zou hebben gevoeld om zijne lier te besnaren juist voor de kinderen des volks, indien zijn vroegere werkkring hem niet dagelijks met alle, ook de lagere rangen der maatschappij in betrekking had gebracht? Toen had hij zeker de gelegenheid het kind des volks en zijne behoeften te leeren kennen, en daarvan bewust te zijn en tevens daaraan zoo veel mogelijk tegemoet te komen 't was zoo natuurlijk voor een man, wien 't hart zoo in waarheid op de rechte plaats zat. Dat toonde hij op stoffelijk gebied; volgens zijn stelsel toch werd de stedelijke geneeskundige armenverzorging bij besluit van den Amsterdamschen gemeenteraad georganiseerd en dat feit zoo lezen wij in de laatste aflevering van de Spectator dat dagteekende van den lsten Maart 1855, zijn 46sten verjaar dag, beschouwde hij als het hoogste verjaarsge schenk, dat hem was te beurt gevallen. Ook uit eigen middelen gaf hij veel aan de armen, voor welke hij zooveel over had; zelfs zijn poëzie zoo vervolgt de schrijver in genoemd weekblad oöerde hij op aan de quaestie van armenverzorging en armbestuur, waarover hij in 1855 en 1856 een paar geschriften uitgaf. Wellicht zou het juister zijn geweest, dit in plaats van opoffering van poëzie, de hoogste uiling van poëzie te noemen, wel niet in de dichtmaat, maar in dien nog ve#l verhevener vorm, welke aan ons maatschappelijk leven, hoe practisch en prozaïsch ook, die schoone poëtische tint leent, welke alleen daden van mensch- lievendheid, onzelfzuchtigheid en goedhartigheid er aan kunnen bijzetten. Daarin ligt zeker voor een niet gering deel het geheim van de populariteit, die Dr. Heye zich heeft verworven. Hij had een open oog en oor, en, wat meer is, ook een geopend hart voor het lief en leed zijner medemenschen in het algemeen, maar voor de minder door het lot begunstigden in het bijzonder, en onder dezen in de eerste plaats voor de kleinen onder hen, die, wellicht juist omdat zij in zoo menig opzicht zich ontberingen zien opgelegd, een zoo bij uitnemendheid ontvan kelijk gemoed hebben voor al wat hen spreekt van het schoone en goede op die groote wereld, waarin zij een veelal zoo nederige plaats vervullen. Dat hij de snaren in dat jeugdige gemoed wist te doen trillen 't is hekend genoeg; dat op later leeftijd menigeen, te midden van de heslom- meringen des levens, bij de herinnering aan dezen of dien versregel uit een liedjen, dat nooit uit het geheugen werd gewischt, omdat het niet slechts in het hoofd, maar ook in het hart opge nomen werd, zich eensklaps de schoone, glanzende dagen der jeugd weer zal voorgetooverd zien wie zal 't betwijfelen? Of in welke school weer klonk hel mei, dat eenvoudige Vogelen-lied met zijn zangerig refrein: O! zeg or.s, zeg ons, aardig heest! Wie of uw meester is geweest? Wilt ge liever op Heije als volksdichter hebben gewezen, zijn Vlaggelied alleen reeds heeft dik wijls genoeg weerklonken om hem aanspraak op dien naam te geven, en de schitterende kleuren van Nederlands vlag, fier langs den vloed wappe rende, die ons het hart van vreugde en ontzag doen kloppen, wanneer het haar banen begroet, ze zullen steeds den naam des dichters op aller lippen brengen. Heije behoort dan ook tot hen, die ook zonder zichtbaar monument in de herinnering van tijdge noot en nazaat blijven voortleven. Toch werd en hoe kon 't anders allerwegen in den lande het bericht met vreugde begroet, dat in een op 11 Maart jl. te Amsterdam gehouden vergadering een commissie van uitvoering was benoemd tot verwezenlijking van het plan om door bijdragen van de schooljeugd op wijlen Dr. Heijes graf een gepast huldeblijk te doen verrijzen. Een zichtbaar gedenkteeken, als door de dankbare schooljeugd met eigen hand opgetrokken op de laalste rust plaats vau der, kindervriend bij uitnemendheid 't was een schoone gedachte en niemand zal het zeker betwijfelen, dat de circulaires, dezer dagen aan alle onderwijzers en onderwijzeressen in Nederland gericht tot het inzamelen van bij dragen voor dat doel, niet tevergeefs zullen zijn rondgezonden. LEIDEN, 13 April. Maandag den 24sten dezer zal in de Kweek school voor zeevaart alhier een keuring plaats hebben van knapen, die bij 's rijks zeemacht een verbintenis wenschen aan te gaan. Bij de op 6 dezer gehouden verkiezing van 3 hoofdingelanden en 3 hoofdingeland-plaatsver- vangers van Rijnland zijn, met volstrekte meerder heid van stemmen, de volgende heeren gekozen als hoofdingelandenin het 4de district Mr. J. P. Amersfoort, 5de T. P. Viruly, 15de C. H. baron Yan Pallandt; als hoofdingeland-plaatsvervangers: in het 4de district H. A. Hanedoes, 5de C. J. Kempenaar, 15de C. J. Van der Oudermeulen. Over de beoordeeling der drie ingezonden ontwerpen voor het Rijksmuseum te Amsterdam schrijft men aan de „N. R. Ct."Totnogtoe zijn we niet veel wijzer gewordennog altijd ligt er over dat onderwerp een dichte sluier en nog altijd vraagt de Maatschappij tot bevordering der bouwkunst bescheiden en rechtmatig een advisee- rende stem, omdat de Commissie van rijksadvi seurs voor dat mandaat slechts één architect, den heer Gosschalk, uit haar midden kan aanwijzen, doch steeds blijft het publiek wachten op ant woord en verlangen naar een expositie. Of moeten ook deze plannen weer aan het licht onttrokken en weggeborgen worden in die groote portefeuille van onverrichte Rijkswerken, naast die van het paleis der Staten-Generaal, en waarschijnlijk ook naast die der Leidsche Academie? Naar onze be scheiden meening zouden er voor de regeering de volgende wegen openslaanZij benoeme voor het beoordeelen van nieuwe bouwplannen een flinke Commissie (meerendeels bestaande uit ar chitecten) hetzij als uitvoerende of adviseerende macht, doch in ieder geval met een flink hono rarium of welZij kieze voor elke belangrijke uitvoering een man van gevestigden naam in Nederland en wissele dieri telkens af, om te voor komen dat de kunst worde geleid op een offici- eelen weg. In dat geval echter geen Commissie van adviseurs of jury. Men vergenoege zich een voudig met de krachten die beschikbaar zijn. Elke tijdgeest spiegelt zich af in de werken der beel dende kunst, soms beschamend, soms verheffend. Aan het publiek het tjjdig oordeel; aan het nage slacht de historische analyse. Voor het geval echter dat inen zou overgaan tot een internatio naal concours, benoeme men evenzeer een inter nationale jury op advies van de Maatschappij tot bevordering der bouwkunst, die builen Nederland een reeks van groote mannen onder hare eere leden telt en als groot lichaam onmogelijk door partijzucht gedreven kan worden. In de 7de afdeeling: de tuinbouw, der centenniale tentoonstelling te Philadelphia, zal Nederland door vijf firma's vertegenwoordigd zijn, t. w.J. P. R. Galesloot, te Amsterdam, vrucht- boomen in verschillende vormen; W. C. Boer, te Boskoop, 24tal Semper-virenles nl. 12 Coniferen en 12 Ilex-soorten; J. H. Krelage, firma E. H. Krelage Zoon, te Haarlem, bol- en wortelgewassen, bestemd om in het Park in perken in den vollen grond te worden geplant, in acht soorten, elk soort bestemd voor een afzonderlijk bed; P. Van Nes Az., te Boskoop, ruim honderd boomen en heesiers van verschillenden aardA. C. Groene- wegen, firma A. C. Van Eeden Co., te Haarlem, Album van Eeden, Haarlems Flora, afbeeldingen in kleurendruk van verschillende bol- en knolge wassen met tekst, geredigeerd en uitgegeven door den inzender. De opvoering van het geruchtmakende tooneelspel: „De Millioenen-erfenis of het Drie manschap" in Den Haag is gisteren op officieel terrein overgebracht. Aan het einde van de ge meenteraadszitting gaf het raadslid de heer Mock te kennen, dat het beschaafde publiek niet voldaan was over de toelating van het spelen van een stuk dat herinneren doet aan de tijden van hel zooge naamde „Blauwe boekje", en hij het ten tooneele voeren waarvan het gemeentebestuur zich door politieagenten deed vertegenwoordigen. Niet hech tende aan het beweren dat de zedelijkheid er mede gemoeid zou zijn, bepaalde zich de interpellant tot het vertolken van de ontevredenheid der bur gerij over het toelaten van een tooneelstuk, waar door ingezetenen, die door hel bestuur der gemeente belmoren te worden beschermd, aan de verguizing blootstonden. De burgemeester antwoordde dat volgens art. 188 der gemeentewet de politie over den schouwburg behoort bij den burgemeester, die daarvoor verantwoording schuldig is aan zijne superieuren en niet aan een lid van den raad of aan dat college in het algemeen. Het was dus de plicht van den burgemeester, te onderzoeken de vraag, of de openbare orde of zedelijkheid zou worden bedreigd. Hij voor zich heeft verklaard dat het tooneelspel niet in strijd was met de wet,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1876 | | pagina 1