LEIDSCÏÏ
DAGBLAD.
N°. 4956.
Vrijdag
A0. 1876.
7 April.
Watersnood.
STADS-BERICHTEN.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.02.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Van 16 regels1.05.
Iedere regel meer0«7i.
Grootere letters naar plaatsruimte
By den ondergeteekende zijn sedert de laatste
opgave (zie Leidsch Dagblad N°. 4949) nog in
gekomen de volgende giften
Door tusschenkomst van den heer kapitein A.
M. Van der Heide, de zuivere opbrengst van het
concert, gegeven ten voordeele van de noodlijden
den door den watersnood op 28 Maart jl. ƒ281.50.
Van het Leidsch Dagblad met de letters W. L.
v. A. f 1.021/, en van Gebr. C. en eenige leer
lingen 2.60.
Opbrengst eener loterij, gehouden door Johan
en Frits, f 16.
Door tusschenkomst van den heer H. Garrer,
heer der Gebuurte N°. 1, f 1.bij hem bezorgd.
P. C. Lierecht Lezwiin,
Penningmeester der Commissie.
JACHT en VISSCHERIJ.
De BURGEMEESTER van LEIDEN brengt ter kennis
van hen, die zich voor het aanstaande seizoen 1876/7 in
het bezit wenschen te zien van JACHT- of VISCHAKTEN,
of wel van eene kostelooze vergunning tot uitoefening der
visscherij, dat de blanco verzoekschriften ter bekoming
daarvan gratie verkrijgbaar zijn ter Gemeente-Secretarie,
alwaar zij, behoorlijk ingevuld en onderteekend, vóór den
15den April dezes jaars moeten terugbezorgd zijn, ten einde
alsdan aan deu Commissaris des Konings in deze Provincie
te worden ingezonden.
Tevens wordt ter kennis van belanghebbenden gebracht,
dat blanco verzoekschriften tot het bekomen van buiten
gewone machtiging tot het verdrijven van schadelijk gevogelte
met pistoolschoten, het schieten van konijnen en ander schade
lijk gedierte en het visschen als het water met ijs bedekt is,
van heden af, mede gratis ter Gemeente-Secretarie ter
invulling verkrijgbaar zijn gesteld.
De Burgemeester voornoemd,
v. d. BRANDELER.
Leiden, 26 Februari 1876.
Kohier der plaatselijke directe belasting
1876.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN,
Gezien art. 264 der wet van den 29sten Juni 1851 Staats
blad n°. 85);
Doen te weten, dat het Kohier der plaatselijke directe belas
ting over 1876 op heden voorloopig i9 vastgesteld, en van den
7den April tot en met den 20sten April a. s., ter Secretarie
der gemeente (linancieele afdeeÜDg), van 9 tot 4 uren voor een
ieder ter lezing ia ncdergelegd.
En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Courant afge
kondigd.
Bargemcester en» Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 6 April 1876.
EEN VERZOEK VAN VELEN.
Gutta cavat lapidem, wat, heel vrij vertaald,
wil zeggen: De aanhouder wint. Een lastig sol
licitant, een adressant, die telkens met hetzelfde
verzoek terugkomt, helpt men wel eens om
van hem af te wezen. Langs dien weg zullen
ook w'y ons doel trachten te bereikenhet
neerhalen der wel niet trotsch, maar daarom niet
minder trotseerend zich nog altijd verheffende
houten muren van ons nieuwerwetsch Carthago
op de Ruïne, waarvan wij niet zullen ophouden
te herhalen, dat zij moeten verdwijnen. En wij
doen dat des te eer, omdat wij overtuigd zijn
van de instemming onzer medeïngezetenen, die
het zeker met ons betreuren, dat in de Kamer
debatten op Vrijdag den 31sten Maprt 11. gebleken
is, dat er nog vooreerst geen uitzicht bestaat op
een afdoende beslissing in zake den academiebouw.
Waarom zoo vroeg men ons geen adres
gericht tot den Minister van Binnenlandsche Zaken,
by wien ongetwijfeld de bevoegdheid berust om, zoo
er geen zekerheid bestaat dat op de Ruïne spoedig
een aanvang zal worden gemaakt met de werk
zaamheden voor een nieuw academiegebouw, dien
grond aan de gemeente terug te geven 1 Dat voor
stel kwam ons niet onpractisch voor, en terstond
zetten wij ons neder om, uit naam van al onze
stadgenooten, hun wensch, zoo mogelijk, in een
adres le formuleeren, waarvan wij hier den inhoud
laten volgen.
Aan' Zijne Excellentie
den Minister van Binnenlandsche Zaken
Geven met den verschuldigden eerbied te ken
nen de ingezetenen der gemeente Leiden:
Dat het thans ongeveer twee en een half jaar
geleden is, dat op de Ruïne van rijkswege werd
opgericht een uitgestrekte houten omheining ter
afschutting van de ruimte, binnen welke men
toenterlyd voornemens was aldaar een nieuw
academiegebouw te stichten;
Dat inmiddels, gedurende dat gansche tijdsver
loop, zelfs geen schijn van uitvoering is gegeven
aan een of ander bouwplan, om redenen, waarbij
adressanten niet zullen stilstaan en die trouwens
Uwer Excellentie beter bekend zullen zjjn dan dat
met adressanten het geval kan wezen
Dat er bovendien, blijkens hetgeen over de
zaak werd gesproken in de zitting van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal op Vrijdag den 31sten
Maart II., aHe grond bestaat om als juist aan te
nemen de door velen gekoesterde meening, dat
er althans in den eersten tijd, zoo ooit, geen
nieuw academiegebouw zal worden gesticht. Im
mers volgens de niet weersproken verklaringen
van meer dan één lid der Volksvertegenwoordiging
zou het uitschrijven eener prijsvraag, hoe tijdroovend
ook, het eenige middel zijn om tot een oplossing
te geraken, en zelfs tot dat eenig expediënt schijnt
men de toevlucht niet te zullen nemen;
Dal intusschen de hoogst afkeurenswaardige
toestand, waarin zich de Ruïne bevindt, blijft voort
duren
Dat het ongeoorloofd schijnt gedurende zulk
een tijdsverloop de om- en nabijwonende ingeze
tenen een aanmerkelijke schade le berokkenen,
daar eensdeels hunne huizen, als gelegen aan een
met eea ruwe omheining omgeven en meer en
meer in een wildernis ontaardende vlakte, belang
rijk in waarde verminderen, anderdeels, voor zoo
ver zij lot den stand der neringdoenden of zaken-
drijvenden behooren, die middelen van bestaan
met eiken dag in bloei verminderen, daar niemand
zonder de uiterste noodzakelijkheid een plek bezoekt,
die meer en meer het schoonste gedeelte der 6tad
ontsiert
Dat het uit een hygiënisch oogpunt niet te
verdedigen is in de kom der gemeente een vroe
ger open en frissche ruimte nog langer doelloos
afgesloten te houden door een omheining, binnen
welke zich een voor den algemeenen gezondheids
toestand hoogst schadelijke wildernis vormt;
Dat die onooglijke schutting en die afzichte
lijke woestenij evenmin bestaanbaar z'yn te achten
met de eischen der aesthetica in een tyd, dat
niemand meer durft betwisten dat ook bevorde
ring van zin voor het schoone regeeringstaak is;
Dat die toestand niet mag worden bestendigd
tegenover ingezetenen eener gemeente, wier ver
tegenwoordiging niet aarzelde den benoodigden
grond af te staan, waar de bloei van haar schoonste
kleinood, de academie, dat vorderde, een toestand,
welke zeker niet getuigt van waardeering dier
bereidwilligheid;
Dat er voorts nog tal van gronden zouden zijn
aan te voeren tegen een langer voortduren van
het status quo in deze, ware het alleen dat de
waardigheid dezer gemeente, ja van het gansche
Vaderland dit vooral thans niet gedoogt, nu ten
gevolge der heuglijke viering van hel driehonderd
jarig beslaan onzer hoogeschool de aandacht in
zonderheid van het buitenland meer dan ooit op
deze stad en haar universiteit gevestigd is;
Redenen, waarom adressanten zich tot Uwe
Excellentie wenden met het bescheiden, maar
vooral dringend verzoek, dat Uwe Excellentie spoe
dig moge beslissen of er al dan niet een academie
gebouw op de Ruïne zal worden gesticht; zoo ja,
dat met de werkzaamheden dan binnenkort een
aanvang worde gemaakt, opdat de ergerlijke toe
stand op het grootste plein in het schoonste ge
deelte onzer academiestad niet langer doelloos
worde gehandhaafd; zoo neen, dat dan Uwe Ex
cellentie moge goedvinden het bedoelde terrein
zoo spoedig mogelijk aan de gemeente terug te
geven, opdat deze in staat zij gesteld dien grond
in zijn vorigen toestand terug te brengen en te
onderhouden gelijk geschiedde voor deze, ten ge
noegen van alle belanghebbenden en belangstel
lenden.
Hetwelk doende enz.
De Ingezetenen van Leiden.
Leiden, C April 1876.
LEIDEN, 6 April.
In dé maand Juni e. k. zal gelegenheid
worden gegeven tot het afleggen der examens,
ter verkrijging van diplomata voor het eerste en
het tweede natuurkundig examen en het natuur
kundige examen voor hulp-apothekers, of van acten
van bevoegdheid als arts of hulp-apotheker. Zij,
die tot de examens wenschen te worden toe
gelaten, moeten daarvan vóór 20 Mei schriftelijk
opgave doen aan den voorzitter der commissie
van examenvoor het eerste natuurk. examen
en het natuurk. examen voor hulp-apothekers, den
hoogl. Dr. C. H. D. Buys Ballot, te Utrecht;
voor het natuurk. examen, den hoogl. Dr. F. C.
Donders, te Utrecht; voor het geneesk. examen,
den hoogl. Dr. M. Polano, te Leiden, en voor
liet practisch examen van hulp apotheker, den
hoogl. Dr. R. S. Tjaden Modderman, te Groningen.
Op de bloemententoonstelling te Amsterdam
is aan de firma P. F. Von Sieboid alhier een
eerste prijs toegekend voor phormiums, een tweede
voor bontbladerige koude-kasplanten; aan J. Van
Leeuwen een tweede voor crotons, een eerste voor
dracaena's, een id. voor bontbladerige warme- en
een id. voor koude-kasplanten.
In de vergadering van de vereeniging van
gymnastiek-onderwijzers, die Dinsdag en Woensdag
18 en 19 April te Gouda zal gehouden worden»