LEIDSCH DAGBLAD. N°. 4949. Donderdag A0. 1876. 30 Maart. STADGENOOTEN. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PEIJS DEE ADYEETENTIEN: Van 1—6 regelsf 1.05. Iedere regel meer0.17J. Groolere letters naar plaatsruimte De Collecte op 27 Maart jl. gehouden heeft op gebracht eene som van f 5626,49. Onder dat bedrag zijn begrepen eenige giften van welker ontvangst mededeeling is verzocht f 25.van de Leidsche Katoendrukkers-ver- eeniging van de HH. De Heyder Sc C'. 28.van den heer chef, de beambten en be diende van het station van den Holl. IJzeren-spoorweg te Leiden. 14.99 Bedrag van een bus geplaatst bij den heer F. H. Krol alhier, zijnde de op brengst van giften van de tafel, inwo nende heeren, huisgenooten, van Nico v. R., van een oud militair uit den spaar pot van zijn dochtertje, en een pak kleederen. 26.Opbrengst eener Collecte, gehouden bij gelegenheid van een kóperen bruiloft zonder vrouw. 2.04 van de Redactie Leidsch Dagblad bij haar ingekomen met een pak kleederen. 5.van Mr. A. S. 13.43 van het Garnizoen Cavalerie. 12.20 Artillerie. 14.15 Infanterie. 2.50 bezorgd op het Raadhuis na afloop der Collecte. 24.00' van de fabriekwerkers van de H. H. Gebr. Van Wijk. 2.bezorgd bij den Heer De Bruyn Kops. 2.50 Van 't Hooft. 100.van de Sociëteit Stadt NQrnberg. 40.Door het Dagblad van de Kweekschool voor Zeevaart en de bemanning der kanonneerboot N°. 16. Een pak goederen N. N., bezorgd bij den Heer Dr. W. C. Van den Brandeler. 70.15' opbrengst tooneelvoorstelling Harmonie. 60.waarvan 30.bestemd v»or Gel derland. 3.94 Bus geplaatst bij de heeren Schretlen C». 5.van een onbekende bij Majoor Mulert. 5.24 van de leerlingen der Tusschenschool op de Pieterskerkgracht. N.B. Bij de Collecte in bon N°. 17 West-Maren- dorp is gevonden een voorwerp, waarschijnlijk niet voor de Collecte bestemd; de eigenaar kan dit terug bekomen bij den penningmeester der Com missie den heer Librecht Lezwijn; en de opbrengst van eenige vreemde muntspeciën. De Commissie betuigt haren dank aan hen die door hunne milde bijdragen aan de uitnoodiging bij de aankondiging der Collecte hebben voldaan niet tevergeefs rekende zij op uwe bekende mild dadigheid. Het is de Commissie tevens eene aangename taak ook haren bijzonderen dank te betuigen aan de Heeren en Raden der Gebuurten, die zoo wel willend gehoor hebben gegeven aan het verzoek om de Commissie in hare taak bij te slaan, en die door hunne persoonlijke medewerking zoozeer tot het welslagen der Collecte hebben bijgedragen. De Commissie voor de Collecte, VAN DEN BRANDELER, Voorzitter. K. POLANO, Secretaris. Leiden, 29 Maart 1876. LEIDEN, 2» Maart. Z. M. de Koning, een bewijs willende geven van bijzondere tevredenheid over de uitstekende diensten door de Koninklijke Nederlandsche marine en het corps mariniers bewezen in den oorlog met Atjeh, heeft besloten dat art. 2 van het kon. besluit van 1862 tot oprichting van een kolon. milit. invaliedenhuis op Bronbeek wordt gelezen als volgt: „Het kolon. milit. invaliedenhuis dient ter opneming en verpleging, voor zooveel de ruimte dit toelaat, van die oud militairen der koloniale landmacht (nader aangewezen in de artt. 1 en 3 van het aan dit Ons besluit gehechte en daarbij vastgestelde reglement) wien een levens lang gagement is toegekend. In hel gesticht worden mede opgenomen, indien de ruimte het gedoogt zonder daartoe tegen hun wil hen te ontslaan, die verpleegd worden, vijftien minderen, in het genot van levenslang pensioen of gagement, die, deel uitmakende van de Koninklijke Neder landsche marine of het corps mariniers, door of ten gevolge van den oorlog met Atjeh verplicht waren de vloot of de gelederen te verlaten. Onder dit aantal mogen hoogstens drie onderofficieren of hun gelijkgestelden voorkomen." Aan het antwoord der regeering omtrent het afdeelingsverslag over het ontwerp tot intrek king van het keizerlijk decreet van 1809 „con- cernant les fabriques" en eenige andere veror deningen van Franschen oorsprong, wordt in hoofdzaak het volgende ontleend: Zeker moet dit ontwerp worden aangemerkt als een laatste groote maatregel tot losmaking van de banden, die de kerkgenootschappen aan den Staat verbinden, in zoover zij de vrije inwendige organisatie der kerk genootschappen belemmeren. Op het oogenblik nu, dat die banden ten aanzien van het kerkge nootschap, waarvoor zij nog in sommige streken van ons land bestaan, worden losgemaakt, heeft men van de regeering geen bijzondere regeling van den rechtstoestand der kerkgenootschappen, afwijkende van het gemeene recht der zedelijke lichamen, te wachten, eene regeling waardoor opnieuw bijzondere banden lusschen den Slaat en de Kerk zouden worden geknoopt en eene soort van voogdij van staatswege in het leven geroe pen als die, welke men ook door het tegenwoor dige voorstel zooveel mogelijk heeft willen ophef fen. De regeering acht zich niet geroepen om, bij de tegenwoordige opvatting van ons staatsrecht, verandering te brengen in de verhouding van Kerk en Slaat en in den tegenwoordigen rechts toestand der kerkelijke goederen; integendeel zou het naar hare meening een bedenkelijke stap achterwaarts zijn, als men nu weder de voogdij der regeering ging invoeren, zooals wat het hervormd kerkgenootschap betreft, is geschied onder het bekende organiek besluit van 1816 en de daarbij behoorende maatregelen. Zijn er leem ten in onze wetgeving aangaande corporatiên en stichtingen, men zal bedacht moeten zijn op aan vulling van die leemten door verbetering van het gemeene recht; maar eene bijzondere wettelijke regeling op het beheer van het vermogen der kerkgenootschappen mag de regeering niet toe zeggen. Aangaande het uitstellen van de verkooping der goederen aan het gymnasium te Katwijk schrijft men van hier aan de „N. R. Ct.", dat dit is geschied naar aanleiding eener dagvaarding, welke de gemeente-ontvanger heeft ontvangen om tegen 11 April ter zitting van de arrondissements-recht- bank te Leiden te verschijnen. De dagvaarding is gedaan op verzoek der firma Villefort Cie., gevestigd te Amsterdam, en gerepresenteerd door den heer Antonius Bernardus D e Wit, Keizers gracht N°. 20, aldaar. Deze heer beweert eigenaar te zijn van het Instituut en van het geheele ma terieel, en zulks blijkens akte van den 28sten; Februari 1876. Het stoomschip „Holland", van Batavia naar Nieuwediep, is 27 dezer van Port Said vertrok ken; de „Prinses Amalia", van Nieuwediep naar Batavia, is 26 dezer Gibraltar gepasseerd; de „Torrington" is 27 dezer van Port Said naar Rotterdam vertrokken. Ter voorziening in de vacature bij de NedJ hervormde gemeente te Rotterdam is eene nomi natie opgemaakt, bestaande uit de predikanten: E. E. Gewin, te Abcoude; Dr. G. Van Goor, te Oud-Beierland; en P. Deetman, te Nijkerk op de Veluwe. Te Brussel heeft zich eene commissie ge vormd, onder het voorzitterschap van baron Ge- ricke van Herwjjnen, den Nederlandschen gezant, tot het inzamelen van giften bjj de in die stad en omstreken gevestigde Nederlanders voor hunne door den watersnood beproefde landgenooten. Aan het schriftelijk examen voor den rang; van luitenant hebben met goed gevolg voldaan de navolgende sergeants van den hoofdcursus te MaastrichtFeith, Reering, Van Voorthuizen, Lam bert, Van der Wedden, Feber, Dozy, Medenbach, Van Erpen Royaart, Verbruggen, Verlinde, Jonker, De Wildt, Van Goor, Nieuwenhuis, Bernelot Moens, Van Laaren, Royer, Nederburgh, Gijsen, Bloem, Van Berghuis Voortman, Vinkhuizen en baron D'Ablaing van Giessenburg. Zr. Ms. fregat „Admiraal van Wassenaar", liggende te Amsterdam, wordt met den llden April als opleidingschip voor jongens voor de marine in dienst gesteld, en het bevel over dien bodem opgedragen aan den kapt.-luit.-ter-zee J. B. A. De Josselin de Jong. De Haagsche correspondent der „Gron. Ct.T bericht: „Dezer dagen is hier ter stede een En- gelschman aangekomen, die een vrij zonderling aanbod aan onze regeering kwam doen. Hij kwam van de kust van Guinea en was eerst te Londen geweest, waar hij eerst zijn offerte aan onzen gezant, graaf van Bijlandt, had gedaan. Deze had. hem, vrij natuurlijk, naar de regeering hier te lande verwezen en, gewapend met een introductie van den vertegenwoordiger van Z. M. aan het hof van St.-James, stapte onze Engelschman aan wal, zich reeds gouden bergen droomende van zijn onderneming. Wat kwam hij nu aanbieden Hij had aan de Kust een corps van 2000 Afrikanen gevormd, die hij aan de Nederlandsche regeering wilde afstaan om ze naar Suriname te vervoeren, ten einde hen daar aan het werk te zetten. Hij zelf wilde als commandant van dit goed gedis ciplineerd en zoowat militairement ingericht werk- corps optreden. Hij eischte geen andere voorwaar den danvrijen overtocht voor hem en zijn 2000 manschappen; voorloopige huisvesting voor het corps en eerst nadat zij bruikbare en trouwa werklieden zouden zijn gebleken een geldelijke vergoeding voor den aanbreng van elk man. Eea ander voorstel van den „ondernemer" waartoe hij echter eerst ter elfder ure kwam was om met de 2000 man naar Atjeh te trekken en; gelijk een tweede majoor Steek, met dat vrijwillig corps aan den langdurigen oorlog te gaan deel-: nemen. Beide voorstellen zijn door het departe-j ment van koloniën gracieuselij k van de hand gewezen. Of de opgedane ondervinding met majoor; Steek den lust tot aanvaarding van dergelijke diensten heeft weggenomen; dan wel of de con ditiën en de geheele aanbieding van den onbej

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1876 | | pagina 1