meester E. met zijn volk had geholpen, goed ge- horgen en het schip hersteld had. B. betaalde eenige loonen, doch het geleverde goed en den arbeid op de werf van E. niet. In 1875 arres teerde E. een schip van B., dat trachtte te ont vluchten, doch met een stoomboot weer werd binnengebracht. B. werd nu gedagvaard tot beta ling der scheepstimmermans-werkzaamheden. Het voorname punt van conclusies en pleidooien was of de eischer een goede dan wel een verkeerde actie had ingesteld. De gedaagde beweerde dat men, wegens hulp- en bergloon betaling willende erlangen, dit niet kon noemen scheepstimmer manswei k en dientengevolge niet-ontvankelijkheid moest worden uitgesproken. De eischer betoogde dat er dit niets toe deed en dat nergens wordt voorgeschreven een bepaalden vorm aan zijne acties te geven, maar dat alles er van afhangt of men de feiten bewezen heeft en de rechtsband tusschen partijen bestaat. Voor den eischer, proc. Ten Oever, werd gepleit door adv. Loder, voor den gedaagde, proc. v. Reesema, door adv.-Kra nenburg. BUITENLAND. IVrrriilii-iJ li. Het „Journal ofGciel" maakt het rapport van den minister van koophandel bekend over de antwoorden, die hij ontvangen heelt van de kamers van koophandel op de door hem gestelde vragen betreffende de herziening der handelstractaten. In het rapport wordt gezegd, dat de groote meer derheid zich verklaard heeft voor het behoud der tegenwoordige, bij de overeenkomsten be kende tarieven, behoudens eenige kleine wijzigin gen, en voor het bepalen van specifieke rechten in de plaats van de rechten ad valorem, in zoo ver dit uitvoerbaar is. In eene kiesvergadering te Rijssel, door welke Gambetta met een| arige stemmen tot can- didaat werd geproclameerd, weidde hij in eene rede uit over de zege, bij de verkiezing voor den senaat door de zaak der republiek behaald. Om trent de wet op de vrijheid van hooger onderwijs zeide hij: „Zij is door haar uithangbord alleszins geschikt de onnoozelen te verschalken. De vrij heid heeft met de wet niets te maken. Men weet wat de clericale partij onder de vrijheid verstaat. Haar stelregel isvrijheid voor ons, niet voor onze tegenstanders, 't Is haar gelukt eene wet te ver krijgen op het hooger onderwijs, die men veeleer de wet op het lager onderwijs zou kunnen noe men. Niet dat ik de mededinging van de katho lieke hoogescliolen met de staats-universiteiten ducht. Ware het hier enkel em mededinging te doen, ik zou gezwegen hebben. Ik ben bij voor baat overtuigd, dat de staat in den wedstrijd over winnaar zal zijn. Maar ik maak mij over iets anders ongerust. Hoe luttel ook het aantal kweekelingen is, dat zich heeft laten inschrijven bij de katho lieke hoogescholen, haat tegen het moderne Frank rijk, haat tegen de beginselen die de grondslag van ons nationaal recht zijn, zal hun ingeprent worden. Die kweekelingen zullen in Frankrijk wor den opgevoed als vreemdelingen als émigrés zul len zij gekant zijn tegen de beslaande instellingen. De katholieke hoogescholen zullen de kweekplaat sen zijn van tweedracht, en zoo zal, als de brand stof, ook door anderen toevoer, opeengehoopt is, de weg bereid zijn voor eene catastrophe, voor 's lands ondergang. Daarom zeg ik u, uit naam van het liberalisme, uit naam der belangen van 't vaderland, dat het eene slechte wet is." Toen de ter vergadering aanwezige commissaris van politie deed opmerken, dat het den heer Gam betta niet geoorloofd was op deze wijze voort te gaan, zeide hij, onder luidruchtige toejuiching, dan te zullen zwijgen over eene wet, welke hij zich voorstelde te doen intrekken. Hij eindigde met deze woorden: „Mij aan de verhouding van Frankrijk tegenover het buitenland latende gele gen zijn en in het diepste van mijn hart slechts één wensch koesterende, dien van het vaderland weder krachtig en machtig genoeg te maken, den eerbied der wereld en aller genegenheid genoeg zaam waardig, hoop ik, dat wij eenmaal, door geen ander middel dan het gezag des rechts, ter wille van het evenwicht der wereld en de zege praal der gerechtigheid, onze gescheiden, broeders zullen hervinden." IHlit sell land. De rijksdag bracht gisteren de derde lezing van het nieuwe strafwetboek ten einde. De kansel- paragraaf werd in den door Volk voorgestelden vorm, met 173 tegen 162 stemmen, weder in het wetboek gebracht. De paragraaf-Duchesne en die welke naar Arnim wordt genoemd, werden, met eenige door Marquardsen voorgestelde wijzigingen, maar overigens overeenkomsiig de besluiten bij de tweede lezing, aangenomen. In de avondzitting werd het geheele strafwetboek aangenomen met groote meerderheid. Bismarck bedankte namens den bondsraad den rijksdag voor de medewerking, betoond bij dezen arbeid ten nutte van het Duit- sche rijk en van het Duitsche volk. Hij las ver volgens eene keizerlijke boodschap voor, waarbij de zitting gesloten werd. Blijkens een bericht uit Neurenberg aan het „Frankf. Journal" is de werkstaking in de steen kolenmijnen te Stockheim geëindigd, doordien de meeste werklieden hebben toegestemd in een ver mindering van loon, ten bedrage van 10 percent. De troepen, die aldaar ter versterking der gen darmerie waren aangekomen, zijn reeds vertrokken. In de Pinksterweek, en wel op de dagen van 6 tot 8 Juni, zal te Keulen de algemeene vergadering worden gehouden van de „Hansische Geschichtsverein", die zich tot taak heeft gesteld, door openbaarmaking van documenten de kennis en beoefening der geschiedenis van het Hanzever bond te bevorderen. Op uitnoodiging van den eersten burgemeester en den sledelijken archivaris is Dinsdag aldaar ten raadbuize eene bijeenkomst gehouden, om te beraadslagen over de maatrege len voor een feestelijke ontvangst. In die verga dering is een comité benoemd, aan het hoofd waarvan de beide burgemeesters staan. In de „Köln. Zeitung" wordt aan de Nederlandsche pers verzocht, op dit een en ander de aandacht te vestigen, vooral in die steden, welke vroeger tot hel Hanzeverbond hebben behoord. Vroeger zijn de vergaderingen achtereenvolgens gehouden te Lubeck (tweemaal), Brunswijk, Bremen en Hamburg. Graaf Harry Von Arnim, die zich te Flo rence bevindt, wilde zich dezer dagen naar Berlijn begeven hoewel hij wist, dat hij in hechtenis genomen zou worden zoodra hij Duitsch grondge bied betrad omdat zjjn zoon, de heer Von Arnim-Schlagenthin, plotseling gevaarlijk ziek ge worden was. Zijne vrienden hebben hem per telegraaf gewaarschuwd om zijne reis nog op te schorten, daar in de ziekte zijns zoons eene gunstiger wending gekomen was. Men verhaalt, dat de leden der familie Von Arniin dezer dagen een adres met 00 onderteekeningen aan den kei zer gezonden hebben, om op verschillende gron den volledige gratie voor graaf Harry te vragen. Als de voornaamste van die gronden wordt deze genoemd, dat de gezondheidstoestand van den graaf van zeer bedenkelijken aard is. Te Berlijn wordt niet de minste waarde geheaht aan de geruchten, als zou de uitlevering van de graaf Arnim door de Duitsche regeering gevraagd, maar door de Italiaansche geweigerd zijn, daar men het er voor houdt, dat de Duitsche regeering zich wel wach ten zou om iets te vragen, dat haar niet kon worden toegestaan. Die geruchten vinden vermoe delijk hun oorsprong in de omstandigheid, dat het eindvonnis, waarbij graaf Arnim veroordeeld •is, langs officieelen weg, namelijk door middel van de rechtbank te Florence, ter kennis van den ver oordeelde is gebracht. In den rijksdag heeft bij de derde lezing van het ontwerp-strafwetboek Dr. Niegolewski een scherpen aanval gericht tegen de rechtbanken in de Pruisische provincie Posen. Hij verklaarde, tot riogtoe met zijne Poolsche partijgenooten aan het debat geen deel te hebben genomen, omdat hel alweder een werk van nationale eenheid betrof. Doch onder de nadere wijzigingen, die thans wer den voorgesteld, waren er ook eenige legen de Polen gericht en dus mocht hij niet langer zwij gen. Reeds van den beginne had bij, en met hem de geheele Poolsche partij, het ontwerp beschouwd als een welberekend middel om overal een dwang te kunnen uitoefenen, dien men niet beter kan vergelijken dan bij een staat van beleg. Daar tegen moest hij protesleeren, vooral in het be lang van de Poolsche bevolking der provincie Posen. Hoe toch zal het daar gaan, wanneer de reeds zoo scherpe strafwet nog wordt ver scherpt? Immers, nu reeds maken de rechtbi ken er een schromelijk misbruik van de Zij interpreteeren die eenvoudig naar politic beweegredenen. De geheele rechtsbedeeling drai er den stempel van willekeur. Nog onlangs is e man naar de gevangenis gebracht, alleen omi hij niet wilde zeggen waar zijn broeder wasc broeder was namelijk een katholiek geesteljl Een advocaat-generaal aldaar heeft zelfs trio: fantelijk aangekondigd, dat binnen dertig jaren i katholieke kerken in Pruisen moesten gesloten de geheele katholieke kerk er vernietigd mo zijn. Evenzoo wil men de Poolsche nalionalit verpletteren. De Pruisische minister van justitie verklaai ten krachtigste te moeten opkomen tegen L verwijt, dat de rechtbanken de wet naar politie bedoelingen uitleggen en ten uitvoer brengen. de gevallen, waarop de spreker hier had gewez: was hem niets bekend. Was het den spreker ri zijne beweringen ernst, dan behoorde hij nam te noemen, of zich lot den rechter te wenden Wat zijne grieven betrof, de heer Niegolew was bereid, ze nader te ontwikkelen, mits i voor een rechter, maar voor eene speciale co missie, en dan zou het blijken dat daara niets viel te wederleggen. Ten bewijze dat i ernstig gemeend was, verklaarde hij op de sami stelling van zulk eene commissie geen invloed willen uitoefenen, maar de benoeming aan d minister te willen overlaten. De minister betwijfelde of de heer Niegolew: zijne beschuldigingen zou kunnen bewijzen. W bijv. betrof de woorden van zekeren advocas generaal, deze zullen wel hierop nederkomen:d wanneer de katholieke kerk in haar tegenwooni verzet legen de staatswet volhardt, er eindelijk ei tijd zou kunnen komen dat alle katholieke kerken»' sloten zijn. De zaak is eenvoudig deze: dat evem ieder in den rijksdag het recht heeft, bedenkingen maken en zich op feiten te beroepen, een minisl daarentegen het recht heeft om die bedenking! te wederleggen en aan de juistheid der feilen 1 twijfelen. Wie optreedt als aanklager, moet ziji beschuldiging weten te bewijzen. En om den hei Niegolewski daartoe in staat te stellen, had b hem aangemaand, de waarheid zijner mededeelit gen door den rechter te doen constateeren. Hier mede was het incident afgeloopen. Spanje. De „Gaceta" meldt, dat Quesada van Zornos eene groote hoeveelheid salpeter, eenige oude ka nonnen en 100 remminglon-geweren naar Bilba heeft doen brengen. De „Univers" heeft de volgende berichlei ontvangen: Moriones staat met al zijne troepe; voor Guetariade graaf van Caserla en Perul: zijn met verscheiden bataljons te San-Esteban. Di regeeringslroepen maken te Irun een nieuw kon vooi munitie gereed, dat over Frankrijk naar Urdo; gezonden zal worden. Morales de Los Rios is voo: een krijgsraad gedaagd om zich te verantwo'ordei over de nederlaag die de Carlisten hem te Arrat zain hebben toegebracht. De Carlislen hebben eei voorpost bij Renteria verrast; zij hebben vijfmai gedood en velen verwond en vier man krijgsgevan gen gemaakt. Men denkt dat Martinez Campo: spoedig het offensief zal nemen. (iroot-Iii'itiiririië. De briefwisseling ter zake van het opkooper der Suez-kanaal-actiën heeft het licht gezien. Zi begon den 15den November 1875, eindigde der Ssten Januari 1870 en behelst 56 stukken. Daar onder zijn er, die bijzonderheden doen kenner omtrent de onderhandelingen over den koop er de schikking met het huis Rothschild. Voorts vindi men de brieven van lord Derby aan lord Lyons van 20 en 27 November, den bekenden brie van De Lesseps, en een schrijven van Russell ui! Berlijn, waarin verzekerd wordt dat Bismarck den verkoop ten zeerste goedkeurde. De khedivt had den 25sten November aangeboden zijn recht te verkoopen op 15 pCt. van de opbrengst des kanaals. Dit aanbod wees lord Derby af, en hij verzocht den heer Shanjon den khedive te her inneren, dat de interesten van 5 pCt. op de ver kochte aandeelen reeds dadelijk ten laste komen van de inkomsten van Egypte, en dat de Engel- sche regeering eene daad van den khedive, waarbij deze de controle over het Suez-kanaal uil zijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1876 | | pagina 2