het benoodigde geld zullen verschaffen en het ■werk doen uitvoeren. Men stelt zich voor een commissie van toezicht te benoemen, bestaande uit drie Engelschen en twee Nederlanders, bij voorkeur Friezen. Te Hellicon, een dorp met ongeveer 700 inwoners in het Zwilsersch kanton Aargau, heeft op den eersten Kerstavond gelijk reeds kortelijk is vermeld eene droevige gebeurtenis plaats gehad. De onderwijzer en zijne zuster had den onder medewerking van een aantal vrouwen de schooljeugd een Kerstfeest bereid. Des avonds tegen zes uren prijkte in een ruim lokaal op de tweede verdieping van het schoolhuis de Kerst boom in vollen glans en was ook overigens alles tot een aangenaam samenzijn ingericht. Reeds eene poos te voren waren de jeugdige gasten, vol bran dend verlangen naar al het heerlijke dat hun te ■wachten stond, naar binnen gesneld en hadden voor de gesloten deur van het feestlokaal post gevat, weldra gevolgd door eene menigte ouders en andere belangstellenden; zoodat er, op 't oogen- blik dat het feest zou worden geopend, in de huisgang, op de trappen en in de gangen der bovenverdiepingen, met inbegrip der 110 kinderen ongeveer 300 personen uit Hellicon en Wegen- stetten stonden opeengedrongen. Met veel moeite gelukte het den onderwijzer zich door de dichte schare heen te wringen en de deur van het lokaal te bereiken. Juist terwijl hij den sleutel in het slot had gestoken en de deur meende te openen, hoorde men eensklaps een vreeselijk gekraak, een hevigen angstkreet en meteen lagen beide bovengangen en trappen met de aldaar aanwezigen in het be nedengedeelte van het gebouw nedergeslort. Onder den vloer van de bovenste gang was namelijk een balk gebarsten en door de beweging en drukking der van daar vluchtende personen gebroken. Daar door was alles nedergekornen op de eerste ver dieping, die onder den dubbelen last insgelijks was bezweken, zoodat in een oogwenk balken, planken, puin, ouders en kinderen, alles door elkan der op de feestgenooten beneden was terechtgekomen en ook deze onder de puinhoopen bedolven lagen. Twee jongens, Julius Hasler en een ander, die in de berichten niet genoemd wordt, hadden het geluk, de een op de tweede, de ander op de eerste verdieping, zich aan het klokkelouw vast te houden en daar langs naar boven te klauteren, alwaar zij dadelijk de brandklok begonnen te luiden, ten einde uit het dorp hulp te verkrijgen. Dadelijk kwam al wat te huis was gebleven naar buiten, en nergens brand of onraad bespeurende, meende men dat het luiden voor ditmaal tot de feestelijkheden zou belmoren. Evenwel, daar er geen einde aan kwam en er blijkbaar met kracht en overhaasting werd geluid, snelden de dorpe lingen naar het schoolhuis en waren daar ge tuigen van het jammerlijk tooneel. In weerwil van de algemeene ontsteltenis werden er haastig han den aan 't werk geslagen, om zooveel mogelijk redding aan te brengen. Terwijl eenigen hiertoe op de puinhoopen klommen, brachten anderen op het plein voor het schoolhuis een groolen hoop stroo bijeen, waarop voorloopig eenige dooden en gekwetsten nevens elkander werden nedergelegd. "Wegens gemis van een voldoend aantal lan taarns en de groole moeielijkheid om uit de puinhoopen de slachtoffers te voorschijn te halen, duurde het zeer lang alvorens de toegesnelden met den omvang der ramp bekend waren. De eerste pogin gen ter verdere redding mislukten niet slechts, maar brachten zelfs nog meer onheil teweeg. Men trachtte namelijk door middel van takels het ingestorte hout werk op te lichten, ten einde de daaronder bedolvenen op te halen; doch hetzij wegens de verwarring, hetzij door een of ander ongeluk, moest men er van afzien, doordien juist ten gevolge van dien arbeid eenige nog levende menschen dieper onder de puinhoopen bedolven geraakten en anderen letterlijk werden doodgedrukt. Er bleef dus voor hel oogenblik niets anders over dan met ladders op- en in te klimmen. Daardoor schynt men dan ook geslaagd te ziin. Volgens de „Schweizer Grenzpost" zijn er 72 lijken opgehaald en telde men twintig licht- en twintig zwaar gekwet sten. Onder de dooden zijn uit Hellicon twee huisvaders, 14 vrouwen, 20 schoolkinderen en 28 andere jongelieden; uit "Wegenstetten eene vrouw, ■vier groote meisjes en drie knapen van 14 a 16 jaar. Hoe het is gegaan met de ongeveer 190 personen, die niet tot de dooden of gekwetsten belmoren en of velen hunner in staat waren spoe dig mede hulp te verleenen, daaromtrent vindt men in het bericht niets vermeld. R echtzaken, Gewezen vonnissen in strafzaken door het kan tongerecht alhier van 18 December. 2 wegens ongemuilbande honden op straat te hebben gelaten; 1 w. builen eene openbare waterplaats datgene te verrichten, waartoe die inrichtingen bestemd zijn'1 w. een trekhond los op de straat te hebben gelaten3 w. het maken van nachtelijk burengerucht2 w. vuil in gemeentewater te werpen1 w. met opge haald zeil door den Delftschen Vliet te hebben gevaren (gemeente Zoeterwoude). Het hof van Zuid-Holland heeft in zijne laatste terechtzitting de drie personen behoorende tot de bemanning der stoomboot „Elisa", die jl. Donderdag terechtstonden wegens diefstal van touwwerk en blokken van dat vaartuig, ieder veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf. Den man, die uit een woning onder Berkenwoude een zilveren horloge ontvreemdde, werden twee jaren gevangenisstraf opgelegdterwijl zekere B. uit Sliedrecht, ter zake van diefstal van steenkolen, zijn buurman loebehoorende, tot 45 dagen celstraf is veroordeeld. De crimineele kamer van het prov. gerechts hof in Noord-Holland.sprak gisternamiddag haar laatste arrest uit. De ter zake \an moedwillige brandstichting en 26 diefstallen beschuldigde C. Bobeldijk, van Twisk, werd daarbij ontslagen van alle rechtsvervolging. Het hof toch oordeelde de ten laste gelegde feiten wel bewezen, maar ver- eenigde zich met het gevoelen der in deze be noemde deskundigen, dat de beschuldigde, tydens het plegen dier misdrijven, in een toestand ver keerde van waanzin, die de toerekenbaarheid zijner handelingen uitsluit. In de laatste zitting van het prov. gerechts hof te Utrecht, op Dinsdag, is o. a. uitspraak gedaan in de belangrijke procedure tusschen Z. K. H. Prins Hendrik, als eischer, en den heer H. E. Moor man, te Baarn, als gedaagde, betreflende de jacht van Soestdyk. De uitspraak, daarin gevallen, is niet alleen hoogst belangrijk voor alle grondeige naars onder de gemeenten Soest, Baarn en Eem- nes, maar ook voor eigenaars van elders gelegen gronden, die lot nutoe door het domeinbestuur geacht worden te zijn onderworpen aan heerlijk jachtrecht, behoorende tot sommige domaniale heerlijkheden, aan welke het vroeger verbonden was. Het hof namelijk heeft bij een zeer uitvoerig arrest beslist, dat wel is waar de hooge heerlijk heid Soest, Baarn en Ter Eem en die der beide Eemnessen met Duist, De Haar en Zevenhuizen zijn overgegaan op den Slaat en bijgevolg in 1815 toebehoorden aan het staatsdomein, doch dat de Staat in 1815 zich niet heeft kunnen beroepen op de besluiten van de souvereinen vorst van 26 Maart 1814 en 8 Februari 1815 tot herstel van het heerlijk jachtrecht, aan die beide hooge heer- lykheden verbonden, daar bij gemelde besluiten zoodanig herstel van voormalig jachtrecht alleen is toegekend aan de benadeelde private eigenaars van heerlijkheden, die door de opheffing van hun heerlijk jachtrecht, in 1795, schade hadden gele den, doch dat de Staat daaronder niet mede was te begrijpen voor de schade, die hij zich zeiven heeft berokkend door de ophelfing van het heer lijk jachtrecht. Op dezen grond heeft het hof aan genomen, dat in 1815 lot het domein Soestdyk wel mede behoorden de beide voormelde hooge heerlijkheden, die bij de dotatiewet van 1815 moe ten geacht worden mede in eigendom te zijn over gedragen op den toenmaligen kroonprins, doch niet tevens het vroeger daaraan behoord hebbend heerlijk jachtrecht, dat de Staat toen niet in eigen dom bezat en bijgevolg ook niet mede kon over dragen. Deze quaestie zal nu weldra door den hoogen raad voorgoed uitgemaakt worden, daar naar men verneemt, de bedoeling van Z. K. H. met deze procedure is, om door het hoogste rech terlijke college te laten beslissen, of hij werkelijk gerechtigd is lot de jacht in die gemeenten, daar hij niet wil geacht worden rechten van twijfel- achtigen aard uit te oefenen. Voor de rechtbank te Middelburg is gisteren voortgezet de behandeling der bekende Phoenix- quaestie. Namens schipper De Bruyn is gevraagd een onderzoek aan deskundigen, als de vordering tegen den gezagvoerder der „Phoenix", onverhoopt, niet dadelijk toewijsbaar werd geacht; voorts is ontkend, dat het ophouden der „Phoenix" gedu rende de reis met de wet strijdt en dat art. 582 burgerl. rechtsvordering toepasselijk zou zijn. Ten slotte strekt de conclusie tot ontzegging van den ingestelden reconventioneelen eisch en veroor deeling van den reconventioneelen eischer in de kosten. Op verzoek van den eischer is veertien dagen uitstel verleend om voort te procedeeren. BUITENLAND. F'i'unlirij Be. Na verschillende opmerkingen, welke door Du- faure werden beantwoord, heeft de nationale ver gadering gisteren de artt. 5 tot 9 der drukperswet onveranderd aangenomen. Buffet hield een lang-, durige rede voor 't wetsontwerp op den staat van beleg. Hij herinnerde aan de geschiedenis var het jaar 1851 en zeide, dat ten gevolge van de ontstane vrees voor de openbare orde de opheffing van de publieke vrijheden hoegenaamd geen leed wezen had gewekt in een groot deel van het land Hier werd de spreker op zeer luidruchtige wijze in de rede gevallen. Hij antwoordde„Uw gewelc zal mij nooit bang maken. Toen ik sprak over deze maatregelen tegen de vrijheden, sprak it niet voor mijzelf, die ze van harte betreur, maai ik dacht aan het land, dat reikhalzend uitzie naar orde. Zorgt dat men niet gelooft of geloover kan, dat orde slechts bij een dictatuur mogelijl is." De artikelen voorgesteld door de commissie orn overal den staat van beleg op te heffen, wer den verworpen met 337 tegen 329 stemmen. D< opheffing van den slaat van beleg in Algeriü were aangenomen. De handhaving van den slaat var beleg werd goedgekeurd voor de departementen Seine, Seine en Oise, Rhone, Monden der Rhone Gambelta verklaarde, dat hij voor de wet in haai geheel zal stemmen, ofschoon hij tegen de hand having van den staat van beleg in vier departe menten is. De wet werd bijna eenstemmig aan genomen. Heden zijn de suiker-conventie er spoorweg-concession aan de orde. Den 27sten dezer werden de lijken van d* generaals Lecomie en Clément Thomas, die der I8den Maart 1871 t^den dag waarop de opstanc der commune is begonnen) vermoord zijn en op he kerkhof te Montmartre begraven werden, naai Père la Chaise gebracht, waar tevens op koster: van den staat een monument voor hen is opgericht Vóórdat de lijken naar Père la Chaise werden vervoerd, had er in de kapel van het hotel der* invalieden een lijkdienst voor hen plaats. Eene! groote militaire macht was bij de plechtigheidopi de beenalle wapens van de bezetting te Parijs waren vertegenwoordigd. Al de afgevaardigden en de leden van de hooge staatscolleges hadden eene uilnoodiging ontvangen om de plechtigheid bij te wonen. Langs den geheelen weg, dien de stoet is gevolgd, zog men eene massa menschen, onder' welke vele arbeiders in blauwe kielen. Spanje. Van het oorlogsterrein verneemt men uil Bayonne dat een detachement Carlisten voorlgerukt is, be schermd door het mistige weer, tot op een afstand van 300 meter van de brug bij Behobie over de Bidassoa en van daar vuurde op het wachthuis der Spaansche douaniers. Een hunner kogels vloog door een schietgat van het Fransche wachthuis, en ging tusschen twee soldaten door die bezig waren hout te zagen, doch zonder iemand te kwetsen. De Carlisten hebben ook geschoten op het postrijtuig dat tuschen Irun en St.-Sebastiaan dienst doet. Een soldaat werd daarbij gekwetst. De gouverneur van Irun, kolonel Arana, is naar St.-Sebastiaan vertrokken om met Moriones eene conferentie te houden. De generaals Cuadros en Catalan hebben hunne commandementen aanvaard en de operatiën in Guipuzcoa zullen zeer spoedig beginnen; de eerste zal bestaan in eene verken ning, te maken door de divisie van generaal Cata lan. Hernani heeft aanzienlijke versterkingen ont vangen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1875 | | pagina 2