■waarts hunne bestemming hebbende (en omge keerd) zonder afbreking van 't spoorwegverkeer kunnen worden'vervoerd. Deze reizigers en goederen behoeven te Rotterdam op hun doorreis, of door voer, natuurlijk slechts een enkel station aan te doen. De documenten die betrekking hebben op de afbreking der officieele betrekkingen tusschen de regeeringen van Nederland en Venezuela zijn, op last der Venezuelaansche regeering, door den vroegeren gezant José II. Rojas, uitgegeven te Parijs bij de heeren Jouby en Roger. Het zijn 14 stukken, bet eerste gedateerd 4 Mei 1875, van den minister van buitenl. zaken te Caracas, aan den Nederlandschen minister van buitenl. zaken het laatste de brief van den minister van buitenl. zaken van Venezuela aan den Nederlandschen zaak gelastigde, den heer J. Brackel, te Caracas, waarbij deze zijn paspoort ontving. In het eerste document ■worden aan onzen minister van buitenl. zaken opgegeven de grieven, welke Venezuela heeft tegen Nederland. De zoo gewenschle vriendschappelijke betrekkingen tusschen beide landen worden sedert langen tijd ondermijnd door het verouderd kwaad van den smokkelhandel, waarop een dozijn specu lanten op het Nederlandsch eiland Curacao hun schandelijke industrie en sedert lange jaren het schandelijk systeem van hun lage speculatie vestigen. „Dit gaat zoover, dat blijkbaar de helft der inkomsten van Venezuela verloren gaat door den sluikhandel, die bijna geheel op Uuragao thuis behoort. Dit zoo ergerlijk resultaat blijkt uit ofGci- eele cijfers en gegevens. De handelslatistiek van Frankrijk en Engeland wijst gedurende vele jaren een uitvoer naar Venezuela aan, die het dubbele bedraagt der jaarlijksche invoeren bij de douane der republiek." Het '2de stuk is de brief, gedateerd 18 Juni, waarbij José M. Rojas document N°. 1, vergezeld van 53 bladzijden, behelzende een exposé van de beweegredenen der aangehaalde quaesties, en een dossier van 202 pagina's met „documents justifi- califs" aan onzen minister van buitenl. zaken doet toekomen. In doe. 4, ged. 21 Juli, deelt de gezant mede dat hij bezig was een zakelijk exposé van het hoofddoel zijner missie op te stellen. In dat exposé worden de schepen die oorlogsbehoeften overbrachten met name genoemd; verder worden de grieven over de openbaarheid waarmede alles te Curacao geschiedde herhaald, en er weder op gewezen dat de soldaten van het garnizoen de goederen op de schepen overbrachten. De eischen van Venezuela in dit document gesteld zijn: gel delijke vergoeding van kosten, schaden en inte resten en verwijdering van den heer Wagner als gouverneur van Curacao. Een onderhoud had plaats en den volgenden dag eischte de gezant (stuk 5) verbanning van Curacao van zeven met name ge noemde Venezuelanen, van welke vijf chefs waren van den opstand en twee leden van het revolu tionaire comité, en levens handhaving van het verbod van uitvoer van oorlogsbehoeften. Doe. 7. Nota van onzen minister van buitenl. zaken aan den gezant van Venezuela, gedateerd 18 Juli, waarin de minister de levendige begeerte uit drukt met Venezuela vriendschappelijke betrekkin gen te blijven onderhouden. De regeering heeft beslo ten om na i October alleen te rade te gaan met hare waardigheid, hare belangen en de welvoegelijk- heid, indien van dien tijd af de regeering van Vene zuela niet toegeeft aan onzen rechtvaardigen eisclr en ons de overtuiging geeft dat het niet haar wil is vij andig tegen ons te handelen." Doe. 9, ged. 1 Octo ber. De gezant van Venezuela heeft kennis genomen van 't request van den kapitein en de equipage van de „Midas" aan de Tweede Kamer. De daarin gedane mededeelingen zijn „geheel valsch en las terlijk, en vinden hun oorsprong in de kwade trouw van' het revolutionaire Comité te Curapao, saamgesteld uit een troep lage Hollandsche specu lanten, die zonder ophouden tegen den vrede van Venezuela werken, om hunne vroeger ten koste van het bloed en het ongeluk mijner landgenoolen verkregen rijkdommen te vermeerderen". De gezant overhandigde tevens (ook in 't Fransch) aan onzen minister van buitenl. zaken het vonnis geveld in de zaak van de „Midas" en de bevestiging van dat vonnis door bet liooge gerechtshof van de republiek. Doe. 10. Van den minister van buitenl. zaken van Venezuela aan den gezant in Den Haag, gedateerd 6 Sept. 1875. Als een bewijs dat het der regeering van Venezuela ernst is de goede betrekkingen met Nederland te onderhouden, wil de regeering de „Midas" vrij geven. Men moet dat blijk zeer waardeeren, zegt de minisler, want: „De „Midas" is op 't oogenblik dat de opstand te Coro uitbrak, van Curasao vertrokken, beladen met wapens en munitie, om het oostelijk grond gebied der republiek tot opstand te brengen; zij kwam aan op het eiland Tortuga en ontscheepte daar 540 geweren met toebehooren, die moesten worden overgebracht naar den naburigen staat Barcelona; hierbij moet men opmerken, dat op Tortuga geen haven voor den handel opengesteld, is en dat hel binnenvallen daar een heimelijke daad was, door de wetten strafbaar; van daar ging de „Midas" naar Punta de Araya, op de kust van Cumana, waar geen haven voor den handel open is, om er der regeering vijandige brieven af te geven; vervolgens werd de reis voortgezet naar Porlamar, haven van het eiland Margarita; daar stelde men zich in gemeenschap met de hoofden der opstandelingen en deed hun mededee lingen van het comité, centrum van de revolutie, resideerende te Curajao; de brik nam de chefs aan boord, ging naar het eiland Coche, tusschen Marguerita en het vasteland, waar evenzeer geen handelshaven is, en ontscheepte er 460 geweren met munitievervolgens kende de vermetelheid geen grenzen; de brik ging naar Cumana en liep daar, onder voorwendsel water te moe ten innemen, binnen, en gaf daar, door inbreuk op de fiscale wetten der republiek, aanlei ding tot de inbeslagneming en het vonnis." Doe. 12. Onze minister van buitenlandsche zaken aan den gezant van Venezuela, gedat. 8 October: „Uwe regeering beeft de quaeslie niet in 't ware daglicht gesteld. Voorzeker, indien de regeering des konings in gewone omstandigheden, zonder meer, de opening van een haven der republiek voor den handel eischte, zou de regeering van Venezuela recht hebben er een inbreuk op zijn binnerilandsche administratie in te zien. Maar zoo danig is het geval thans niet. De Venezuelaansche regeering heeft, volgens eigen bekentenis, twee zijner havens gesloten om de betrekking tusschen Curacao en Venezuela hinderpalen in den weg te leggen. Ter zelfder tijd eischt zij van ons, uitsluitend tot haar eigen voordeel, om welwillend onze haven van Curapao gesloten te houden voor den handel in wapens en munitie, en eischt bovendien eene geldelijke schadeloosstelling tot herstel der grieven, grieven die in den grond slechts hierop zouden neerkomen, dat wij onze haven niet hermetisch genoeg gesloten hebben." Doe. 13, gedat. 9 Oct. bevat het afscheid van den heer José M. Rojas. Hij brengt de ontvangen bevelen ten uitvoer en verklaart „zeer plechtig, maar met het diepste leedwezen, dal de officieele diplomatieke betrek kingen afgebroken zijn." Tweede Kamer. Het amendement van den heer Moens tot oprichting van drie kweek scholen van onderwijzers is aangenomen met 42 tegen 33 stemmen. Het amendement van den heer Kuyper om premiën te verleenen voor de opleiding van onderwijzers is verworpen met 43 tegen 32 stemmen. De geheele begrooting is aangenomen met 52 tegen 24 stemmen. Benoemingen bij het gerechtshof in Den Haagtot president Mr. W. F. G. L. Francois, thans president; tot vice-president Mr. J. Spoor, adv.-gen. in N.-H.tot raadsheerenMr. C. Van Bell, thans in Z.-H.Jhr. Mr. C. De Jonge, thans in Zeeland; Jhr. Mr. L. F. Van Panhuys, idem; Mr. B. II. M. Hanlo, thans in Z.-H.; Mr. H. J. A. Raedt van Qldenbarnevelt, idem; Mr. J. B. L. Wentholt, idem; Mr. S. H. Lette van Oostvoorne, idemMr. J. J. Loke, idemMr. H. W. De Graaf, idem tot proc.-generaalMr. H. Machielsen, thans proc.-generaal; tot adv.-generaal: Mr. C. F. Th. Van Maanen en Mr. A. F. L. Gregory, thans in gelijke betr.; tot griffier: Mr. C. J. J. Wijckerheld Bisdom; tot subst.-griffierMr. C. H. Q. Van Strijen en Jhr. Mr. F. H. P. Wittert, thans in de zelfde betrekkingen. Zr. Ms. schroefstoomschip „Prinses Maria", onder bevel van den kapt.-luit.-ter-zee Jhr. E. P. E. Stuers, is den 12den dezer te St.-Thomas aan gekomen. Z. M. heelt tot Ned. vice-consul te Elmina benoemd G. W. H. Van der Meer de Walcheren, in Den Haag; tot griffier bij het kantongerecht te IJselslein Mr. A. \V. C. T. Grolhe, adv. te Utrecht; tot griffier bij het kantongerecht te Goor Mr. J' A. F. baron De Vos van Sleenwijk van Essen» adv. in Den Haag; tot kantonrechter te Heusden, Mr. T. G. A. Slingerland, kantonr. te Heinkens- zand; tot burgem. der gem. Grave F. M. Gescher, met toek. van eervol ontslag als burgem. der gem. Waspik; tot directeur van het spoorweg-poslk. n*. 1, standplaats Amsterdam, B. J. Herweyer, directeur van het poslk. te Helder. Gemengd Nieuws. Gistermiddag had zekere v. H., die met zijn schuit in den Ouden Rijn voer, het onge luk door het uitschieten van den haak, voorover in het water te vallen. Hij werd spoedig door eenige knechts van den heer Dros op het droge gebracht. tiet „Utr. Dagblad" bevestigt het be richt, dat de dader van den moordaanslag op eene tapster te Utrecht door de politie is opgespoord; des avonds werd hij in een kroeg bij het Ooster- spoor gevonden. Hij was van plan nog des avonds naar Groningen te reizen. Welke reden hij tot zijn misdrijf had, is tot nogtoe onbekend. Hij heeft echter bekend en is ter beschikking der justitie gesteld. Een persoon van 2 3 jaar, gehuwd, vader van twee kinderen, diamantwerker van be roep, woonachtig in de Batavierstraat te Amster dam, heeft Zondag-morgen eerst vitriool ingeno men en trachtte toen zich te verdrinken. Hij werd echter uit het water gehaald en naar het Israëlie- tisch ziekenhuis gebracht, waar hij kort na zijne opneming onder de hevigste folteringen bezweek. Uit Harderwijk wordt gemeld: V r ij dag avond omstreeks 11 uren had alhier, in een afge legene buurt der gemeente, een brutale inbraak plaats. Twee personen hadden door het uitsnijden van een glasruit zich toegang weten te verschaften tot het huis van zekeren P. V. Deze, door het rumoer ontwaakt, aarzelde geen oogenblik de ongenoodigde gasten handtastelijk te verdrijven. Door de worsteling die hierdoor ontstond, was het licht, dat de vermoedelijke dieven ontstoken had den, uitgegaan. Een der inbrekers heeft zich toen na het ontvangen van eenige slagen langs den zelfden weg weer verwijderd. De andere, met wien V. toen handgemeen werd, schijnt óf te zijn ge vallen óf door V. te zijn gesmoord. Ten minste de politie, op het burengerucht toegeschoten, heeft dien persoon dood gevonden op de plaats des onheils. Bij onderzoek bleek dat de gestorvene een vreemdeling was, die denzelfden morgen als sol daat bij het Indisch leger was geëngageerd en den volgenden dag zou worden gekleed. De tweede persoon, hoogstwaarschijnlijk ook een vreemdeling, is nog niet gevonden. Omtrent de ontploffing te Bremer- haven wordt nader gemeld: Het stoomschip „Mosel" was Zaterdag-voormiddag te 11 uren uit de Nieuwe Haven naar de Voorhaven verlegd, om de nog ontbrekende passagiers en bagage aan boord te nemen. Voor den boeg van het schip lag de stoom boot „Simson", die het op stroom moest sleepen. Reeds was alles gereed en waren Me passagiers door het luiden der klok gewaarschuwd dat zij aan boord moesten komen, toen er nog twee wagens aankwamen, de een met bestel-, de andere met passagiers-goederen. Op laatstgenoemden wa gen stonden vier kisten en een vat, en terwijl het werkvolk bezig was dien wagen te ledigen, hoorde men den knal. De kade stond juist vol inenschen, deels sjouwers en ander personeel, deels passagiers, die van hunne vrienden en betrekkingen afscheid namen. Onbeschrijfelijk was de vernieling aan boord der „Mosel." De lantaarns op het dek waren verbrijzeld, de zijdeplaten van het schip gebar sten, de bakboordshutten in het voorschip inge drukt en verpletterd, schotten en kajuiten uit elkander gewrongen, zelfs de hutten aan stuur boordzijde door de forsche luchtdrukking uit elkan der geperst, terwijl vooral in de kajuiten der eerste klasse alle breekbare waar in stukken door elkander lag. Kapitein Leist, die op het dek achter eene boot stond, werden de kleederen van het lijf geslagen. De eerste, derde en vierde stuurman werden allen zwaar gewond; twee schiemannen vielen dood en van de overige bemanning worden velen vermist. Al de overige matrozen der „Mosel" zijn door den knal deels doof, deels hardhoorend geworden. De

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1875 | | pagina 2