LEIDSCÏÏ DAGBLAD. N°. 4860. Woensdag A0. 1873. 15 December. PRIJS DEZER COURANT: f' Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.' PRIJS DER ADYERTENTIEN: Van 16 regelsf 1.05. Iedere regel meer0.17*. Grootere letters naar plaatsruimte. §OLI) ATE.V WËRH Allerwegen constitueeren zich dezer dagen on- derafdeelingen van het Antidienstvervangingbond zoo ook hier ter stede. Dat zijn teekenen van belangstelling, die wij met vreugde begroeten, vooral uit het oogpunt van het maatschappelijk belang der zaak. Of levert niet elk gezin op zijn beurt zijn schat- ting aan het leger? Hebben niet ouders zoowel als dienstplichtigen zelf het grootste belang bij den toestand waarin de soldaat verkeert? Althans wat den milicien betrefl, en juist hij is het sterkst vertegenwoordigd in de rangen onzer armee, waar de kern, waaruit het eigenlyk in hoofdzaak moest bestaan, de vrijwilligers, slechts uiterst schaars aanwezig is. De toestand nu, waarin die milicien geplaatst wordt, is niet zelden verre van benijdenswaardig. Wij willen tot voorbeeld een feit uit de allerlaatste dagen aanhalen, dat naar onze meening wel een nadere bespreking verdient, omdat wij de over tuiging koesteren, dat menig dagbladlezer bij een oppervlakkige keonisneming een goedkeurend hoofd knikje overhad voor iets dat, nader beschouwd, ongetwijfeld slechts afkeuring verdient. De sneeuwjacht van voor eenige dagen over dekte allerwegen ons land met een wit tapijt, dal, hoe schitterend en aanlokkelijk ook voor den be wonderaar van schoone wintergezichten, echter in menige streek den bewoners minder welkom was, daar het de gemeenschap stremde. Niet alleen op de slraatwegen, waarlangs zelfs het postverkeer niet altijd even geregeld kan plaats hebben, onder vond men daarvan de nadeelen, maar ook, en vooral, de spoorweglijnen deelden in dat ongerief, zoodat op sommige punten de treinen zelfs ette lijke uren te laat aankwamen. Goede raad was duur, neen, in dit geval goed koop. Men vroeg ook voor het vervolg in der gelijke gevallen de hulp van militairen aan en deze werd verleend of voor het vervolg toegezegd zoo luidden de berichten. Dat is een nuttig gebruik dat men van den soldaat maakt, heeft wellicht menigeen gezegd. Wij kunnen met die zienswijze niet instemmen om meer dan één reden. Vooreerst vragen wij t Is de tijd, gedurende welken de milicien onder de wapenen moet staan, zoo lang, dat hij zonder nadeel voor zijn militaire opleiding dergelijke diensten kan praesteeren? Het tegendeel wordt beweerd door hen, die weten welke eischen men kan stellen aan een goed ge oefend soldaat. Zoo ja, dan verdiende het zeker overweging den milicien gedurende korler tijd aan zijn maatschappelijken werkkring te onttrekken. Maar er is meer. Wij welen allen, dat het in den winter menig arbeider aan de gelegenheid ontbreekt een voegzaam dagloon te verdienen. Hoe moet het den eerlievenden werkman nu te moede zijn, als hij ziet dat hem door den militair, die met 's lands penningen wordt gevoed en ge kleed, het brood uit den mond wordt genomen, dat de natuur, tegen wier grillen juist hij in den winter 't meest heeft te strijden, hem bij wijze van tegemoetkoming als in den schoot schijnt te werpen Het is alleszins verklaarbaar, dat de spoorweg- directiên hoogen prijs stellen op een zoo goed georganiseerde, schier onmiddellijk beschikbare hulp; wij geven toe, dat het meer lijd zal kosten het benoodigd aantal werklieden bijeen te brengen; maar evenmin zien wij over het hoofd, dat het hem, die er belang bij heeft, in het barre winter seizoen niet moeilijk kan vallen binnen betrekkelijk korten tijd een genoegzaam aantal arbeiders bijeen te krijgen, die dankbaar de gelegenheid zullen aangrijpen om een eerlijk stuk brood te verdienen, dat zij anders wellicht in het werkhuis moeten zoeken. Maar juist het feit dat het bijeenbrengen van het benoodigd aantal arbeiders altoos eenigen tijd en moeite zal kosten, maakt de zaak nog beden kelijker. Eenmaal verzekerd dat zij in casu over de hulp van militairen kunnen beschikken, zullen de spoorwegdirectiën zich waarschijnlijk niet bij zonder inspannen om zich van ander werkvolk te voorzien. Ook voor den soldaat zelf kan het geen aan gename laak worden geacht als daglooner op te treden. Bevinden er zich onder onze miliciens velen die schop en spade leerden hanteeren, een groot aantal hunner zal dat werk evenwel geheel vreemd zijn. Immers in de gelederen van het leger bevinden zich ettelijken, die, al ontbrak het hun aan de middelen om zich in den krijgsdienst te doen vervangen, toch nog volstrekt niet geschikt zijn voor dergelijken zwaren arbeid, zooals onder wijzers, kantoorklerken, ja zelfs menige rubriek van ambachtslieden. Alleen in den uitersten nood en wanneer er volstrekt geen arbeiders te bekomen zijn, zou het naar onze meening verdedigd kunnen worden zich voor den hier bedoelden en soortgelijken arbeid van den soldaat te bedienen. Een tegenoverge stelde handelwijze schijnt ons toe in strijd te zijn met de belangen van het leger, van den soldaat, van den ai beider. De vertegenwoordiging van alle standen in het leger, die door het Antidienstvervangingbond wordt beoogd, zal zeker veel bijdragen om dergelijke toestanden te voorkomen. LEIDEN, 11 December. Z. M. heeft den heer Mr. J. T. Buys, met ingang van 1 Januari 1876, opnieuw benoemd voor den tijd van drie jaren tot secretaris van het college voor de zeevisscherijen. De Tweede Kamer heeft gisteren in eene avondzilting gekozen tot candidalen voor de be trekking van raadsheer in den hoogen raadEer ste candidaat Mr. J. Telling, raadsheer in het hof van Friesland, hij eerste stemming, met 14 van de 66 stemmentweede candidaat Mr. C. W. E. Vaillant, president van het prov. gerechtshof in Zeeland, bij tweede stemming, met 42 van de 64 stemmenderde candidaat Mr. A. A. De Pinto, raad-adviseur bij het depart, van justitie, met 34 van de 64 stemmen; vierde candidaat Mr. A. R. Van Bel, raadsheer bij het prov. gerechtshof in Utrecht, bij tweede stemming, met 3S van de 64 stemmen, en vijfde candidaat Mr. P. Hofstede, proc.-generaal bij het prov. gerechtshof in Drente, hij tweede stemming, met 37 van de 58 stemmen. Naar men verneemt zal vanwege „Amstels Mannenkoor" in het volgend jaar, ter gelegenheid van het 25-jarig beslaan der zangvereeniging, een nationale en internationale wedstrijd van lieder tafels plaats hebben. Het stoomschip Prins Hendrik is 10 dezer te Batavia aangekomen; de Torringlon, van Rot terdam naar Java, is 11 dezer van Southampton vertrokken. De inzending van voortbrengselen van akker bouw, tuinbouw, zuivelbereiding enz., beslemd voor de internationale tentoonstelling in 1876 te Phi ladelphia, zal weldra gereed zijn en op 23 en 24 dezer te Loosduinen ter bezichtiging worden gesteld. De schilderij van den heer Karei Klinkenberg (voorstellende eene episode uit het beleg van Leiden), welke op de laalsle tentoonstelling in Arti de door Z. M. uitgeloofde gouden medaille verwierf, is door eenige kunstvrienden te Amster dam aangekocht en overgedragen aan de „Ver- eeniging lot het vormen van eene openbare ver zameling van hedendaagsche kunst" aldaar. Dit is het eerste dusdanige geschenk dat de toekomstige verzameling ontvangt. De minister van binnenl. zaken heeft zijne memorie van antwoord ingezonden op het voor- loopig verslag nopens de onteigeningswet voor den spoorweg RotterdamHouten. De minister zegt dat de zaak op eenvoudige wijze te verklaren is. Reeds sedert Mei 1874 was zij voorbereid, maar de vorming eener naamlooze vennoolschap moest voorafgaan, hetgeen geschied is blijkens de „Staatscourant" van 8 Dec. De 10 pCt., bepaald, bij art. 21 der statuten, is vóór 22 Oct. gestort en de onderneming heeft een zeer belangrijk waarborg-kapitaal gestort. Plans en bescheiden zijn uitstekend opgemaakt. De zaak wordt ernstig opgevat, en dan kan voor de regeering geen aan leiding bestaan, om, voor eene onderneming die geene geldelijke hulp van den staat vraagt, als hij uitzondering nog meer waarborgen te vragen. Mocht, na aanneming der onteigeningswet, de zaak schipbreuk lijdeo, 't zou voor vele gemeenten, teleurstelling verwekken maar geen nadeel zou worden veroorzaakt. Het servituut op de voor 't werk henoodigde eigendommen wordt door aanneming der onteigeningswet niet verzwaard, want, blijft de concessie onuitgevoerd, dan zal dat servituut met '1 vervallen der concessie ophouden. In hoever de onderneming als rentabel is aan. te merken, moet door de deelnemers beoordeeld worden. Er zijn uitzichten op een redelijk ver voer, en de waarborg dat de lijn lot Munster zal worden doorgezet, volgt, naar het schijnt, van ?elf uit het doel der onderneming, die anders geen toekomst heeft. Enkel lot Houten of zelfs tot Arnhem gaande, heeft de onderneming geen zin. Eene andere vraag is, of feitelijk de lijn Rot terdam Munster een equivalent geeft voor de verbintenis op de Rijnspoorweg-maatschappij, krach tens het contract van 1867, rustende. Als zooda nig voldoet, volgens den minister, dit plan in dubbele male voor de rechtslreeksche verbinding met den Rijnspoorweg bij Capelle, en met 't oog op het plan der ondernemers om ook eene lijn van IJselslein naar Utrecht te bouwen, waardoor eene tweede rechtstreeksche verbinding van het station builen de Delftsche poort te Rotterdam, onafhankelijk van den Rijnspoorweg, naar dezelfde eindpunten (Utrecht, Amsterdam, Arnhem en Duitschland) ontstaat. Te Capelle zal gelegenheid moeten zijn om wagens van de treinen van den eenen dienst af te haken en aan de treinen van een ande ren dienst aan te haken. Ook de inrichting te Capelle kan eenvoudig zijn, heigeen nader wordt aangetoond. Ongegrond acht de minister de tegenwerping dat er niet dan langs een omweg eene verbinding tusschen het station buiten de Delfsche poort en 't Maasstation van den Rijnspoorweg zou ont staan. De verbindingslijn krachtens het contract van 1867 was wel iets, maar niet veel korter dan die over Cappelle; maar ten andere is het van groot gewicht, dat reizigers en goederen van het Noorden naar het Zuiden komende en oost-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1875 | | pagina 1