LEIDSCH DAGBLAD. N°. 4850. Vrijdag A0. 1875. 3 December. Een belangrijke Tentoonstelling. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per posl1.40. Afzonderlijke Nommers 0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIE»: Van 16 regels1.0B. Iedere regel meer0.17$. Grootere letters naar plaatsruimte. STADS-BERICHTEN. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN LEIDEN, Gezien art. 8 der Verordening van den 4den Mei 1872 (Gemeenteblad N°. 11); Brengen ter algemeene kennis, dat tot het laten in- schrijven Tan nieawe leerlingen, yoor de openbare scholen Yoor voorbereidend en voer meer uitgebreid lager onderwijs, gelegenheid gegeven wordt: voor die voor voorbereidend onderwijs, voor jongens en meisjes, in het schoolgebouw aan de Oude Vest voor die voor meer uitgebreid lager onderwijs der 1ste klasse, voor jongens, in het schoolgebouw op de Aalmarkt-, der 1ste klasse, voor meisjes, in het schoolgebouw op de Boommarkt der 2de klasse, voor jongens, in het schoolgebouw in de Piet ers kerkstraat-, der 2de klasse, voor meisjes, in het schoolgebouw op de Breestraat en wel van den 6den tot en met den 18den December e. k., dagelijks (de Zondag uitgezonderd), van des voor- middags half negen tot negen uren, en op Woensdag en Zaterdag, daarenboven, van twaalf tot twee uren des namiddags. En geschiedt hiervan openbare afkondiging door plaat sing in de Leidsche Courant. Burgemeester en Wethoaders voornoemd, v. d. BRAN DELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 2 December 1875. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN 'doen te weten, dat door den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van den 14den October 1875, is vastgesteld de volgende VEEORDENING, waarbij wordt gewijzigd de Verordening houdende Reglement ooor de Bank van Leening te Leiden. De Verordening houdende Reglement voor de Bank van Leening te Leiden, vastgesteld den 1873 (Ge- 20 November meenteblad n°. 9 van 1874) goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den 19den Februari 1874, n°. 3, wordt gewij zigd als volgt: Art. 10 wordt aldus gelezen: »Het is aan alle ambtenaren verboden voor eigen rekening, middellijk of onmiddellijk, bij de Bank geld te leenen of aan anderen geld op onderpand voor te schieten; zonder machtiging van Commissarissen, middellijk of onmiddellijk aankoopen te doen op de door de Bank te houden veilingen." Art. 22, laatste alinea, wordt gelezen als volgt: »Op de dagen, welke voor het houden van de veilin gen of het tellen der panden worden aangewezen, kunnen Commissarissen het getal uren, gedurende welke de Bank yoor het publiek openstaat, beperken, zonder echter den toegang den geheelen dag te sluiten." Vastgesteld door den Raad der gemeente Leiden, in zijne openbare vergadering van den 14den October 1875. De Burgemeester, v. D. BRANDELER. De Secretaris, E. KIST. Zijnde deze Verordening goedgekeurd bq Koninklijk besloit van den lOden November 1875, n°. 13. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den Asten December 1875. Bargeipeestor en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Bargemeeater. E. KIST, Secretaris. Alweer een tentoonstelling zei ongetwijfeld menigeen by het lezen van het nadere bericht aangaande de Nedeilandsche commissie vppr de „Exposition internationale et Congrès d' frygiène et de sauvetage", in het volgende jaar te Brussel te houden, en als algemeene opmerking stemmen wij met die klacht volkomen in. De verschillende soorten van tentoonstellingen zyn dan ook in den daatsten tijd zoo menigvuldig geweest, dat ook op dit gebied zich reactie voordoet, het gewone ver schijnsel na overmatige actie. Zoo werd kort ge leden naar aanleiding van de schilderijententoon stelling in de zalen van „Arti et Amicitiae" te Amsterdam door een bevoegd kunstbeoordelaar de meening te kennen gegeven dat uit de daar aanwezige verzameling duidelijk bleek, dat het den artisten aan tijd had ontbroken om na de laatste voorgaande exposities voor deze tentoonstelling weder iets nieuws te leveren, iets frisch, iets dat van studie getuigt. Eo zoo is het werkelyk met de zaak gelegen, ook in andere vakken. Niet omdat er een tentoon stelling wordt gehouden moeten er voorwerpen worden ingezonden, maar omdat de groote keuze van belangrijke producten daartoe aanleiding geeft moet er een expositie plaats, hebben. Dat is de eenig natuurlijke en dus ook de eenig ware weg. Zoodra .men dus de publieke opinie over een verzameling van een zekere soort van voorwerpen inroept, zorge men allereerst dat die collectie iets nieuws, iets belangrijks oplevere, ook uit égards voor de bezoekers. Uit dat oogpunt heeft zeker de aangekondigde Brusselsche tentoonstelling alle recht van bestaan. Daar toch zal men veel kunnen aanschouwen, dat den meeslen onzer onbekend en tevens aller be langstelling overwaardig is. Zooals de niet zeer beknopte benaming aanduidt toch zal er een internationale verzameling worden bijeengebracht van zaken, die betrekking hebben op alles wat strekt tot verbetering van den ge zondheidstoestand, met en benevens de reddings middelen, die bij gevaren van verschillenden aard worden aangewend. Die combinatie is juist gezien. Hier de werk tuigen en toestellen, waarvan de aanwezigheid zoo menige moedige poging in het geheugen roept, met edelaardige zelfopoffering aangewend om het bedreigde leven van den natuurgenoot te redden; ginds de middelen, die het genie, geleid door de zucht om het welzijn der menschheid te bevorde ren heeft uitgedacht om die andere gevaren af te wenden, welke den rnensch niet op een enkel oogenhlik door de losbarsting der gevaarlijkste elementen bedreigen, maar, langzaam voortwer- kende en woekerende, niet minder zeker treffen, en op den langen duur meer slachtoffers maken dan vuur en vlammen, golven en stormen op enkele tijden. Zoo ergens, dan voorzeker hier ter stede kan zulk een expositie belangstelling inboezemen. Onze verwaarloosde rioleering, die voortkankerende wondeplek, waarop eindelijk gelukkig de vinger werd gelegd, al is het tijdstip, waarop volkomen genezing zal zijn aangebracht, nog verre te ach ten; onze waterleiding, die onmisbare factor ter ver zekering van een voortdurend gunstigen algemeenen gezondheidstoestand, die onafwijsbare voorwaarde waaraan zal en moet voldaan worden ten alge meenen nutte, welke door dralen en talmen niet onvervuld mag blijven, nu van uit het midden der ingezetenen de hand reeds aan hel werk werd geslagen door hen, wien het welzijn hunner me deburgers ter harte gaat ziedaar zoovele rede nen voor de eerste academiestad van Nederland om mee te werken tot het welslagen van de toe komstige Brusselsche tentoonstelling en het congres. Dat men daar de zaak der hygiéne in de hart ader zal aantasten, bewijst de rubriek „instellingen tot verbetering van den toestand der arbeidende klasse", die terecht onder de verschillende afdee- lingen is opgenomen. Geen verbetering toch van den algemeenen gezondheidstoestand is denkbaar, zoolang de woningen der lagere standen brand punten van besmetting blijven, die hun nadeeligen invloed over een geheele bevolking uitbreiden. Zullen wij ten slotte nog spreken over de red dingsmiddelen? De dankbaarheid van tal van schipbreukelingen, alleen gedurende de jongste stormen op onze gevaarlijke kusten gered, is wel sprekender dan al wat wij zouden kunnen aanvoeren ten bewijze dat Nederland bij genoegzame deel neming zich een eereplaats kan verzekeren onder de afdeeling „redding uit zeegevaar". Doch ook wat het brandwezen betreft, behoe ven wij niet in de laalste rijen te staan. Moge uit den aard der zaak de brandweer in kleinere plaat sen op minder uitgebreide schaal zijn ingericht, zij mag in het algemeen toch schier overal vol doende heeten, in sommige steden zelfs uitstekend, met name in de hoofdstad, waar reeds menig belangstellend deskundige uit den vreemde de modelinrichting in oogenscliouw kwam nemen. Een niet minder waardige plaats zal door ons vreedzaam en vredelievend land worden ingeno men onder de rubriek „hulp in oorlogstijd".1 Of is niet reeds de enkele vermelding van den naam eener Vereeniging als „Het Roode Kruis" voldoende om landgenoot en vreemdeling te herinneren aan alwat Nederlanders op dat gebied volbrachten? Maar genoeg reeds. Moge het aantal berichten van inzendingen, die vóór den 12den dezer bij de respectieve leden der commissie moeten zijn inge komen zoo aanzienlijk zijn, dat onze kleine natie op de internationale tentoonstelling van 1876 in Belgiés hoofdstad het aanschouwelijk bewijs levert dat zij een groote natie is waar het geldt te redden en hulp te verleenen onder welken vorm dan ook. Door veelvuldige deelneming zullen wij in wer kelijkheid de eereplaats innemen, die ons zeker reeds stilzwijgend wordt toegekend voor zooveel daden van zelfopofferende meuschenliefde, waarvan Nederlands bodem getuige was. In dien edelen kampstrijd mag ons de overwinning niet ontgaan. LGIDËN, 2 December. Uit het uitvoerig voorloopig verslag nopens het afdeelingsonderzoek in de Tweede Kamer van het wetsontwerp tot bekrachtinging eener overeen komst met de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaat schappij blijkt dat tegen den vorm van het wets ontwerp eenige bedenkingen in het midden zyn gebracht, omdat ook thans weder, gelijk steeds pleegde te geschieden, slechts enkele artikelen van één der heide overeenkomsten aan de goedkeuring der Staten-Generaal worden onderworpen. Zoowel door voor- als tegenstanders van het ontwerp werd goedgekeurd, dat de verlenging der oorspron kelijke concessie tot 1 Mei 1917 afhankelijk wordt gesteld van de bekrachtiging, door de wet aan de over eenkomst van 28/29 Juli te verleenen. Men meende dat dit de constitulioneele wegjis, waardoor moei lijkheden zijn te voorkomen éls die, waartoe de bekende overeenkomst met de Rijnspoorwegmaat schappij betreffende de aansluiting te Rotterdam geleid heeft. De commissie van rapporteurs her innert aan de mededeeting van den minister van binnenl. zaken in de zitting van 19 October, dat hij in de onvolledigheid van het exploitatie-con tract van 1863 een zeer grooten waarborg ziet, dat het tot herziening van die overeenkomst ko men zal en dat de onderhandelingen met de ex ploitatie-maatschappij goed op weg zijn; eiridelyk. aan de redevoering van den min. in de Eerste'Kamer, waarin deze zich over dit laatste punt in denzelfden geest uitliet. Van al de bepalingen, welke in de beide overeenkomsten voorkomen, achtte men. verreweg de belangrijkste die, waarbij eene ver lenging der concessie voor de lijn Amsterdam Rotterdam tot 1 Mei 1917 aan de H. S. M. wordt toegestaan. Aan het slot spreekt de meerderheid der commissie van rapporteurs de wenschelykheid

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1875 | | pagina 1