eerst verleden jaar geopenden schouwburg Wag ners „Lohengrin" met geheel nieuwe decoratiën worden opgevoerd. De decoratieschilder Hausmann was met zijn zoon en een assistent cp de bo venste verdieping met de toebereidselen voor den avond bezig. De directeur Wihrler en de regis seur bevonden zich met hunne gezinnen ook op die verdieping, waar hunne woning is, toen te 4 uren in den namiddag uit de diepte van 't gebouw zich eensklaps een vreeselijk gekraak deed hooren, het parterre openscheurde, en een dikke rook opsteeg, waaruit zich weldra naar alle zijden de vlammen verspreidden. De brand nam zoo snel toe, dat aan blusschen geen denken was en alleen aan de redding der ernstig bedreigde menschen op de bovenste verdieping gedacht moest worden. De schilder Hausmann was met zijn zoon en assis tent op het platte dak geklommen. Daar moesten zij voor den rook telkens meer terugwijken, tot hun aan den uitersten hoek niets anders over bleef dan een sprong in de diepte op de straat. Vader en zoon bleven op de plaats dood liggende assistent kon nog iets spreken, maar is op den weg naar het hospitaal overleden. Alles ging zoo snel in zijn werk, dat er geen tijd was geweest om uit de naburige woningen dekens of matrassen te halen, om de ongelukkigen op te vangen. Ein delijk, 20 minuten na het uitbreken van den brand, kwam de brandweer met hare reddingstoeslellen. Mevrouw Wihrler had haar kleinste kind reeds, in dekens gewikkeld, uit het venster geworpen het werd gelukkig opgevangen en bleef ongedeerd. Maar nog acht personen bleven te redden; de kapitein der brandweer steeg langs een ladder naar boven en kon den reddingszak aan een venster vastmaken, in welken zak alle acht, de vrouwen het eerst, behouden omlaag zijn gegleden. Het gebouw moest nu aan de vlammen worden over gelaten. Onberekenbaar was het onheil geweest indien de brand eenige uren later uitgebroken was, want alle plaatsen voor de aangekondigde voorstelling waren verkocht. De oorzaak van den brand zoekt men in het springen van eene pijp der verwarmingstoestellen. Tachtig menschen zijn door dit ongeluk bij het begin van den winter eensklaps zonder middelen van bestaan en de directeur van het theater heeft bovendien al het zijne verloren. Rechtzaken, Gewezen vonnissen in strafzaken door het kan tongerecht alhier van 20 November. 1 wegens een voertuig met honden bespannen aan een boom vast te maken; 4 w. honden ongemuilkorfd op de openbare straat te hebben gelaten; 1 w. het afsteken van vuurwerk zon der vergunning; 2 w. vuil in gemeentewater te werpen. 1 w. het houden van eene verza meling van ingewanden van dieren in den bebouw den kring van de gemeente Voorschoten; 1 w. eene overtreding van de jacht en visscherij. Den 26sten heeft voor het prov. gerechts hof in Zeeland terechtgestaan J. G. Klippel, oud 20 jaren, arbeider, wonende te Stavenisse, be schuldigd van moedwilligen manslag. Dertien ge tuigen, onder welke twee deskundigen, zijn in deze zaak gehoord. De besch. bleef zijn schuld ontkennen. De adv.-generaal achtte de beschuldiging wettig en overtuigend bewezen, en requireerde één jaar correctioneele gevangenisstraf. De advocaat Mr. F. C. M. Van Deinse betoogde, in eene uit gewerkte pleitrede, de onschuld van zijn cliënt en concludeerde tot vrijspraak. Na re- en dupliek heeft het hof de uitspraak bepaald op Vrijdag 3 December. Voor het prov. gerechtshof in Limburg stond Vrijdag terecht J. F. Leblang, oud 17 jaren, dag- looner, geboren te Maastricht en aldaar gedeti neerd, beschuldigd: 1°. van diefstal bij nacht door middel van binnenbraak in het huis waar hij dienstbaar was, en 2°. van diefstal door middel van buitenbraak en inklimming. Na het hooren van een zevental getuigen requireerde het O. M. schuldigverklaring en veroordeeling tot vijf jaren opsluiting in het gesticht voor jeugdige veroor deelden „De Kruisberg" nabij Doetinchem. De adv. van den beschuldigde pleitte verzachtende omstan digheden en concludeerde tot hel opleggen van een geringe straf. Donderdag zal het Hof uit- spraak doeD. Woensdag 11. behandelde de correctioneele Kamer der arrond.-rechtbank te Amsterdam een zaak, die de algerneene aandacht verdient, vooral om de daarbij besproken belangrijke rechtsvragen. In het voorjaar overleed aldaar de Russische consul- generaal graaf Sievers. Voordat tot het kisten van zijn stoffelijk overschot werd overgegaan, werd het met karbolzuur gedesinfecteerd. Daartoe werd de hulp van den apotheker W. J. P. N. inge roepen die, reeds kort na het overlijden, een watje met karbolzuur in de ooren had gedaan. Volgens zijn opgave was h'y circa 4 uren, volgens die van den Russischen vice-consul D. De B., anderhalf uur met de laatste desinfectie bezig. Hij leverde deswege een rekening in van 100. De vice consul die, bij ontstentenis van den consul-generaal, diens functiën waarnam, oordeelde die rekening te hoog en werd, volgens zijn verklaring, in die zienswijze gesteund door den geneesheer des overledenen en door andere personen. De apotheker bleef echter desniettegenstaande op betaling aandringen en volhardde bij dien eisch ook toen de advocaat van het consulaat hem daarvan had getracht af te brengen. De broeder des overledenen, de Russi sche luitenant generaal graaf Sievers, gaf daarop den vice-consul schriftelijk kennis dat hij de be taling wenschte om van de zaak af te komen. Deze laatste ontbood nu den apotheker, overhan digde hem in een aan de kanselarij van het Rus sisch consulaat aangrenzend vertrek, het volle be drag der rekening, doch onder opmerkingen, die alles behalve vleiend voor hem waren. Hij sprak namelijk van een „vol abusit" (een woord over welks beteekenis zich op de terechtzitting veel twijfel openbaarde) en bejegende den apotheker met het woord „voleur." Deze stak het geld op, doch achtervolgde den vice-consul onmiddellijk daarna in zijn kanselarij, waar hij hem sommeerde de onder vier oogen gebezigde woorden in tegen woordigheid zijner geëmployeerden te herhalen. Hij maakte hem uit voor een laaghartige, als hij die woorden niet herhaalde, bedreigde hem rnet de vuist, onder den uitroep: ik had wel lust je bij den kraag Ie pakken" en eindigde met hem te noemen een kwade jongen en een schooier. De ver schrikte consul had inmiddels zijn bediende gescheld en dezen bevolen den apotheker te verwijderen. Bij het heengaan werden laatstgenoemde woorden herhaald. Op de deswege bij den officier van justitie gedane aanklacht van den vice-consul stond de apotheker terecht ter zake van beleediging in woorden van een magistraatspersoon in de waarneming van zijn bediening. De beklaagde erkende de woorden te hebben gebezigd, doch in rechtmatiger! toorn, wegens de schandelijke beleediging hem door den consul aangedaan, door de toevoeging van het woord „voleur". Deze, als getuige ter terechtzit ting aanwezig, erkende zich van dat woord te hebben bediend, daarmede bedoelende dat de ander zou zijn een dief wegens misbiuik van het in hem gestelde vertrouwen. Nadat 4 getuigen gehoord waren, requireerde de substituut-officier van justitie, Mr. P. Verloren van Iliemaat, de schuldigverklaring van den beklaagde en zijn ver oordeeling tot een cellulaire gevangenisstraf van 15 dagen. Hij trachtte aan te toonen dat de con sul was een magistraatspersoon deels „de lordre administratis" deels „de l'ordre judiciaire en beriep zich tot dat einde op een in December 1846 met Rusland gesloten tractaat en op het consu lair reglement, waarbij den consul een aantal ver richtingen zijn opgedragen, die hier aan een bur gemeester, ambtenaar van den burgerlijken stand of kantonrechter zijn opgedragen. Hy trachtte verder nog aan te toonen, dat art. 222 van den Code Pénal ook slaat op buitenlandsche magi straatspersonen, die hier te lande hun functiën uitoefenen, en dat de vice-consul in deze bad ge handeld in de uitoefening dier functiën. De advocaat Mr. Piud. B. Benjamins, die voor den beklaagde optrad, betwistte een en ander, beweerde o. a. dat een consul in hoofdzaak een agent ol ambte naar is tol hulp van handel en scheepvaart, die slechts enkele verrichtingen te doen heelt, bij wijze van executeur-testamentair of boedelbered- deraar, bij ontstentenis van familiebetrekkingen van hier overleden landgenooten. Pleiter beweerde voorts dat het O. M. niet had bewezen, dat de eerste getuige in deze in de lunctiën van consul- generaal had gehandeld en die betrekking ver vulde. Hij wees op de ernstige provocatie van de zijde van dien heer, waardoor het anders als politieovertreding te qualificeeren feit alle karakter van strafbaarheid verliest. Hij oordeelde dat de consul wegens het bezigen van hel woord „voleur" een strafbaar feit had bedreven, en betwistte diens door het O. M. gedeelde meening dat de ingele verde rekening te hoog zou zijn. Tot staving van het laatste, legde hij over eenige verklaringen van algemeen geachte apothekers en chernisten, onder welke de heeren Alma en Van Doorn. Hij wees ook ter waardeering dier rekening op het gevaar waaraan een desinfectent zich blootstelt. Ten slotte concludeerde hij tot vrijspraak. Na re en dupliek werd de uitspraak bepaald op Woens dag e. k. BUITENLAND. Frankrijk. De heer Schneider is in zeventigjarigen ouder dom te Parijs overleden. In 1830 kwam hij aan 't hoofd der ijzersmelterijen te Bazeilles, en korten tijd daarna werd hij, met zijn oudsten broeder, hoofdbestuurder van de metaalgieterijen te Creuzot, die hij tot eene groote mate van bloei bracht. In 1845 werd hij in plaats van zijn broeder die overleden was, lid der Kamer van afgevaardigden. Onmiddellijk na den coup d'état werd hij door prins Louis Napoleon in de consultatieve commis sie geroepen, vervolgens tot vice-president van het wetgevend lichaam en in 1865, na den dood van den heer De Morny, tot president benoemd. Na 4 September keerde hij tot het ambteloos leven terug en wijdde zich geheel aan de onder zijn beheer staande zaken te Creuzot. In de zitting der nationale vergadering van Zaterdag drukte Dufaure den wensch uit dat de discussie over de drukperswet de verkiezing van de leden van den senaat zal voorafgaan. Men ge looft derhalve dat die verkiezing eerst in het midden van December en de algerneene verkiezin gen eerst in Maart zullen plaats hebben. De twee eerste paragrafen van artikel 14zyn aangenomen. Een amendement van Testelin, waarbij op elke 75,000 inwoners één afgevaardigde wordt verlangd, zou heden aan de orde komen. De kapitein-ter-zee Galiber zal, naar men uit Toulon schrijft, wegens het in de lucht sprin gen der „Magenta," waarover hij bevel voerde, in de eerste dagen van December voor een krijgs raad terechtstaan. Duit schl an d De rechtbank te Bannover heeft de inbeslag neming der brochure „Pro Nihilo" niet willen bekrachtigen, omdat de advocaat-generaal aldaar geen voordracht had gedaan tot het instellen eener vervolging wegens majesteitschennis of landverraad, maar alleen wegens beleediging jegens den rijks kanselier en het departement van buitenl. zaken. De rechtbank was van oordeel, dat er volgens het strafwetboek wegens zoodanige beleediging geen vervolging kon worden ingesteld dan op aanklacht der beleedigde partij. De andere Prui sische rechtbanken daarentegen zijn van meening dat er wel eene aanklacht van eene beleedigde partij wordt vereischt wanneer het betreft een vervol ging tegen den persoon des beleedigers, maar niet wanneer het betreft eene vervolging tegen een geschrift. Door sommige bladen wordt gemeld, dat de keizer in een gesprek met den heer ^Simson^ gewezen president van den rijksdag, heeft ver klaard: dat hij nooit met graaf Arnim het gesprek heeft gehad, hetwelk in de brochure „Pro Nihilo" wordt medegedeeld, het gesprek namelijk over Arnims rancune tegen Bismarck en eenige andere hooge staatsambtenaren. Volgens den berichtgever heeft de keizer den wensch te kennen gegeven, dat dit démenti openlijk bekend zou worden. Spanje. In den Zaterdag gehouden ministerraad, gepre sideerd door den koning, is beslist, dat de bijeen roeping der Cortes voor den 5den December bekend gemaakt zal worden. Verder is besloten tot geheele wijziging van het ministerie. In de aanstaande week zal Canovas del Castillo minister president en Toreno, alcade van Madrid, minister van bui tenl. zaken worden. De koning heeft aan Canovas del Castillo de orde van het gulden vlies ge schonken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1875 | | pagina 2