■veldwachter eene opruiming laten houden in de uienschuur van kinderen beneden de 11 jaar, ten gevolge waarvan enkele der verzuimers weder de school bezoeken. Uit Grave meldt men: Aan de stads- teekenschool alhier is door de prov. staten van Noord-Brabant eene subsidie toegestaan van 140. De lust voor de beeldende kunsten schijnt echter in deze gemeente niet groot te zijn. Slechts 19 leerlingen nemen les in 't liandteekenen. De onder wijzer in dal vak, overigens een bekwaam man, is dan ook genoodzaakt, wil hij in de behoeften van zijn huisgezin voorzien, 't scheermes te han- teeren. De reizigers, die in den avond van 10 dezer rnet den spoortrein van 6.37 uit Venlo kwarnen, ontdekten tusschen Helmond en Eind hoven dat de bodem der coupé, waarin zij geze ten waren, sterk verhit werd en zelfs de vloer mat begon te smeulen. Als oorzaak bleek later, dat de stormwind, die van ter zijde op den trein stond, het kolenvuur te sterk had aangeblazen. Had de trein een langer traject te doorloopen gehad, dan ware wellicht de coupé in brand geraakt en waren verdere ongelukken niet te overzien geweest. Feitelijk heerscht in Twente onder den boerenstand nog het eerstgeboorterecht, zoodat na overlijden der ouders de oudste zoon op de hofstede blijft wonen en de daarbij behoorende landerijen aan zich behoudt, terwijl aan de andere broers en zusters het hun toekomende door hun oudsten broer in geld wordt uitbetaald, zoodra zij gaan trouwen. Tot zoolang blijven in den regel allen eendrachtig te zamen wonen. Om nu de betaling der verschuldigde rechten van overgang te ontduiken, hebben de Twentenaren een kunstje uitgevonden; namelijk de broers en zusters trekken gezamenlijk naar de griffie van de arrond.-recht- bank en laten daar opmaken een akte van ver werping der nalatenschap en aanvaarding door den oudste der broeders. Vervolgens wordt op het kleinste zegeltje een verklaring van eigendom opgemaakt en daarin van die verwerping en aan vaarding melding gemaakt. Deze wordt geregis treerd en in de openbare registers overgeschreven, en daarmede heeft de nieuwe eigenaar voor onge veer drie gulden rechten de geheele boerderij op zijn naam. Men meldt uil Maastricht: Een kind, dat van den vergiftigden aardappelkoek, waarvan dezer dagen melding werd gemaakt, gegeten had, is onder hevige krampen overleden. Het gerech telijk onderzoek schijnt aan het licht te hebben gebracht, dat de raapolie, waarmee de koek ge bakken was, kopergroen bevatte. Aan schipper Jacob Doz, voerende het te Vlaardingen te huis behoorende vischsloep- schip „Adriana Cornelia", is door den burge meester dier gemeente vanwege den keizer van Duitschland een prachtige verrekijker in étui met toepasselijke inscriptie uitgereikt, voor de redding der bemanning van het in Januari jl. op de Noord zee in zinkenden staat verlaten Duitsche schip „Theodor", kapt. L. Pretzer. Uit Luik worden allerlei droevige bijzonderheden medegedeeld omtrent de vreeselijke ontploffing in de kolenmijn Maribaye bij Seraing. Tot dusverre zijn reeds 42 lijken en een tiental ge wonde werklieden, onder welke 3 zeer zwaar, uit de mijn te voorschijn gehaald, terwijl men nog onmogelijk in alle gangen van de mijn heeft kun nen doordringen en verscheiden werklieden nog vermist worden. In het geheel bevonden zich op het oogenblik der ontploffing 275 personen in de mijn. Op het eiland Borkum is aangespoeld het lijk van kapitein F. C. Prins, te Sneek te huis behoorende. Zijn schip, de „Heerenveen", was met eene lading hout van Noorwegen naar Amsterdam bestemd en schijnt in de jongste stor men te zijn vergaan. Van het lot der overige opvarenden is niets bekend. Uit New-York wordt gemeld: De op een vlot drijvende geredde matroos van het ge zonken stoomschip „Pacific" rapporteert, dat toen het schip aangezeild werd er 250 personen aan boord waren. Eene boot waarin 15 vrouwen sloeg het onderste boven, eene andere waarin de opper stuurman en acht matrozen geraakte in goeden staat vrij van het schip, dat zeer snel wegzonk. De „Lennie", kapt. Hatfeld, van Yarmouth (Nieuw-Schotland) verliet den 23sten October Antwerpen om naar New-York te gaan. Den 31sten sloeg een deel van het scheepsvolk aan 't muiten en de kapitein, stuurman en boots man werden vermoord. Een ander deel van het scheepsvolk vreesde dat zij 't zelfde lot zouden ondergaan en wierpen flesschen over boord, waarin briefjes gestoken waren, waarbij in 't Franschen Engelsch om hulp werd verzocht. Een der flesschen spoelde aan de Fransche kust aan, een schip werd afgezonden en de „Lennie" werd aangehouden. Aan boord waren vijf man en een jongen, vier van hen zijn verdacht Van medeplichtigheid aan 't oproer, terwijl zes anderen, allen Grieken, in een boot ontsnapt zijn. De „Lennie" zal naar St.-Na- zaire worden gevoerd om de beschuldigden aan de Engelsche autoriteiten over te leveren. De Fransche academie heeft den elf den dezer eene zitting gehouden, om de prijzen uit de schenking van Montyon voortvloeiende (schenkingen voor deugd, gelijk zij genoemd wor den), toe te kennen. De eerste prijs, ter waarde van 2000 fr., is ten deel gevallen aan zekere weduwe, Annette Daumonl, welke in dienst ge treden was bij een Pool, Tarnowski, die ten ge volge van den Poolschen opstand in 1831 de wijk naar Frankrijk had genomen en aldaar in zijn onderhoud voorzag door het geven van muziek lessen. Tarnowski had twintig jaren lang een redelijk bestaan; maar in 1854 werd hij door een ziekte aangetast, die hem builen staat stelde al zijne lessen aan te houden. Hij verviel daardoor in behoeftige omstandigheden. Annette Daumont verdubbelde nu hare zorgen jegens haren meester. Niet alleen deed zij afstand van haar loon, maar een sommetje van 900 fr., die zij in de spaarkas had, werd door haar opgevraagd, om Tarnowski te hulp te komen. Deze werd van lieverlede zwak ker, zoodat hij ook moest bedanken voor de wei nige muzieklessen, die hij nog had overgehouden. Dit was voor Annette Daumont een prikkel te meer, om haar leven geheel en al te wijden aan den ongelukkige. Zij had een bezitting die zij te gelde maakte. Met de opbrengst, 1500 fr., ver zachtte zij het lijden van Tarnowski. Toen de 1500 fr. uitgeput waren, nam zij hare toevlucht tot de gewezen leerlingen van Tarnowski. Te midden van de vele moeite, die haar dit werk, gepaard aan den huisarbeid, verschafte, kon zij nog tijd genoeg vinden, om haar meester op zijn ziekbed, bij dag en bij nacht, liefderijk bij te staan en te verplegen. Eindelijk sterft Tarnowski. Hij had aan Annette Daumont zijne nalatenschap ver maakt, bestaande uit eene verzameling klassieke muziekwerken en twee violen. De muziekwerken brachten nagenoeg niets opdaarentegen werden de beide violen tot betrekkelijk hooge prijzen ver kocht. Annette kon daardoor althans gedurende eenige maanden in haar levensonderhoud voorzien. Maar zij dacht er niet aan, het geld te haren nutte te gebruiken. Zij herinnerde zich dat Tar nowski het denkbeeld had gehinderd, dat hij vanwege de diaconie begraven zou worden. Uit de opbrengst der nalatenschap bezorgde zij hem een graf en eene vrij deftige begrafenis. Dit laatste bewijs van diep gevoel en kieschheid, zeide de heer De Vieil-Castel, de redenaar in de Fransche academie, treft mij misschien meer dan alles, wat ik in het leven van deze brave vrouw gevonden heb. De tweede prijs, insgelijks ter waarde van 2000 fr., werd aan. Sebastiaan Basque toegekend. Vooral heeft deze zich onderscheiden door, met gevaar voor eigen leven, vele menschen te redden. Er werden voorts nog 25 medailles uitgereikt, vier van de eerste klasse, elk ter waarde van 1000 fr.; vijftien ter waarde van 500 fr. en 6 van 300 fr. Gelijk gewoonlijk, zeide de heer De Vieil-Castel, zijn het weer de vrouwen, die meerendeels eene bekroning verdienen. Onder de 25 personen, aan wie wij eene medaille waardig gekeurd hebben, bevinden zich 23 vrouwen. Ten slotte deelde hjj mede, dat de academie in staat gesteld is voortaan meer prijzen voor deugd uit te reiken. De hertogin van Otrante heeft namelijk eene som van 200,000 fr. aan de academie ver maakt. Volgens baren wil zullen er om de drie jaren uit dit fonds prijzen ter belooning van goede daden worden toegekend. Te Brest is eene strafzaak behan deld die veel opzien baart. Den 15den October 1874 verliet de brik „H. L.", van Nantes, Hong kong met bestemming naar Cheefoo. De kapitein, Blanchet, had zijn scheepsvolk bijeengeraapt te Hongkong; het bestond uit den stuurman Van dei- Noot, een Nederlander, de malrozen Carl Joly, Johan Plath, Paul Kunei, allen Duitschers, Mariano Manua een Spanjaard, Joseph Gridley, een Engelsch- man en Vicenzo Maraschich, een Oostenrijker; verder A-on de kok en A-quaï, de kajuitsjongen, beiden Chineezen. Van den beginne af klaagde het volk over het voedsel dat aan hen werd uit gereikt, en over de brutaliteit van den kapitein, en toen deze weigerde Manilla aan te doen, nam de ontevredenheid toe. Van der Noot stookte het volk verder op en sommigen stelden voor den kapitein over boord tè werpen. Het blijkt dat Blanchet op vroegere reizen zoo gestreng was, dat hij de geoorloofde grenzen in 't straffen overschreedbovendien was hij zuinig, tot gierig heid toe. Intusschen had het scheepsvolk zich op deze reis niet over wreedheid te beklagenBlan chet was heftig, raasde nu en dan, doch niemand bekommerde zich daarover en volgens het journaal werd geen strafoefening gehouden. De klachten over het eten hebben alleen op de hoeveelheid be trekking; de hoedanigheid was goed, althans A-on de kok erkent dat het gezouten vleesch van goede qualiteit was en over de groenten klaagde niemand. Op den 26sten October des middernachts stond Joly aan het stuurrad en Van der Noot was op het achterdekPlath was bij den grooten mast en Manua was voorop om uit te kijken. De zee stond zeer hol. Blanchet kwam op dek, Joly sprong op hem toe en wierp zjjn kapitein over boord, doch deelde bijna het lot van zijn slachtoffer; deze nl. greep hem bij de haren en sleurde hem mede over boord; Joly wist evenwel zich aan een ketting vast te houden en werd door Van der Noot weer binnen boord geholpen. Joly vertelde toen aan Van der Noot dat hij den kapitein overboord gewor pen had. Van der Noot gaf geen antwoord, vroeg niets, wendde geen poging tot redding aan en vertelde een uur later aan Manua dat de kapitein dood was. Toen maakte hij twee uur later A-qual wakker en vroeg hem waar zijn meester was; hij ging toen naar de kajuit van den kapitein en maakte zich meester van diens geld. Te vier uren riep Van der Noot het scheepsvolk bijeen en vroeg of iemand de kapitein ook had gezien. De „H. L." was toen bij Luzon en er werd een verhaal opge steld waarin wordt gemeld, dat de kapitein om halfeen op 't dek was gekomen en na dien tijd niet meer was gezien; slechts de beide Chineezen werden niet ingewijd in 't geheim. Te Lien-chien gekomen verteerde het scheepsvolk het geld van den kapitein en de opbrengst van een deel der lading in allerlei ongebondenheid. Toen intusschen het verdwijnen van kapt. Blanchet te Hongkong bekend werd, door een bericht dat Van der Noot gemeend had den Franschen consul te moeten doen toekomen (Gridley bracht dat bericht over), kreeg men achterdocht, en een kanonneerboot werd naar Macao, werwaarts de „H. L." intus schen vertrokken was, gezonden. Toen het scheeps volk gevangengenomen was, beschuldigden zij allen Joly van den moord, doch deze ontkende pertinent het feit. Ten slotte werden de man schappen allen naar Brest vervoerd, waar thans hun zaak vervolgd wordt. Een telegram uit Brest meldt, dat na afloop der pleidooien de maritieme rechtbank zich in deze onbevoegd heeft verklaard. Rechtzaken, Gewezen vonnissen in strafzaken door het kan tongerecht alhier van 9 November: 7 wegens honden ongemuilkorfd op straat te laten loopen1 w. vuilnis vervoeren in een niet goed gesloten veertuig; 4 w. zitten op een door honden getrokken kar (Zoeterwoude); 1 w. rijden met een voertuig, bespannen met een ezel (Zoeterwoude). Bij sententie van hel hoog militair gerechtshof, in hooger beroep gewezen, is de huzaar H., door den krijgsraad te Haarlem veroordeeld tot 3 maanden cellulaire gevangenisstraf wegens het overrijden eener vrouw onder Overveen, veroor deeld tot eene cellulaire gevangenisstraf voor den tijd van 9 maanden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1875 | | pagina 2