LET DSCII DAGBLAD. IN0. 4828. Maandag A0. 1875. 8 November. PRIJS DEZER COURANT foor Leiden per 8 maanden1. Franco per postB L40. Afionderifjke Nommersn 0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADYERTENTIEN: Van 16 regels1.0B. Iedere regel meerO-"*- Groolere letters naar plaatsruimte. STAD S-B E RICHT E N. T ««Sf^STEIl en WETHOUDERS der Gemeente eiaen Brengen bij deze ter kennis van de ingezetenen .a j>ePalütgen der Algemeene Politieverordening van en eii October 1875, betrekkelijk de vestiging der woonplaats in en <je verhuizing binnen do gemeente, zijn tie volgende 'f' ZlJ» die overeenkomstig de bepalingen van het oiunklijk besluit van den 3den November 1801 (Staats- va h10 aangifte hebben gedaan van het overbrengen i ïunne werkelijke woonplaats an elders naar deze ge meente, en daarvan eene verklaring hebben gedaan aan bet es uur dezer gemeente, ontvangen op hel bureau van den u ÉJeriijken Stand van die verklariug een bewijs, dat zij erpbcbt zijn binnen 24 uren aan den heer der gebuurte, m w zij komen wonen, te vertoonen, ten einde deze het or gezien teekene en in zijn register inschrijve. rt- 5. Ieder, die binnen deze gemeente verhuist, is v rplicht daarvan, binnen éene maand na de verhuizing, aangifte te doen op het bureau van den Burgerlijken and, en daarbij op te geven, wat tot de invulling van et bevolkingsregister noodzakelijk is. Hij ontvangt van ie aangifte een bewijs, dat hij binnen 24 uren aan den Beer der gebuurte, in welke hij is komen wonen, vertoont, ten einde deze het voor gezien teekene en in zijn register inschrijve. „h,j is mede verplicht, binnen éene maand na ver- buizmgj daarvan kennis te geven aan den heer der ge buurte, welke hij verlaten heeft. Art. 4. Overtreding van eenig voorschrift van de beide voorgaande artikelen wordt gestraft met eene boete van één tot drie gulden. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 6 November 1875. LElllEiV, 6 November. Vierduizend of veertigduizend, hoe groot is ook weer het aantal inwoners van Leiden? Men zou er inderdaad mee in de war raken, als men 't klein aantal belangstellenden gezien had dat gisteravond het Hofmann's concert bijwoonde, en daarbij aannam dat dit nu allen waren, die in Leiden waar kunstgenot op prijs stellen. Dit laatste zal zeker wel niet het geval zijn. De omstandig heden toch, waaronder dit concert plaats had, waren niet zeer gunstig, immers, tegelijkertijd hield de Maatschappij van Letterkunde haie gewone vergadering en waren op de eerste samenkomst van den chemischen cursus door Dr. De Loos niet minder dan 70 heeren tegenwoordig, terwijl twee zangvereenigingen, Caecilia en die van de Maalsch. tot bev. van Toonk., hunnerepetitiën hielden. Hoe 't zij, de afwezigen hebben alle leden zich hunne afwezigheid te beklagen. Er werd veel schoons ten geboore gebracht. De groote technische ontwikke ling van den violist, Isouor Lotto, de stoutheid waarmee hij de grootste moeilijkheden in 't werk van Paganini overwon, wekten ieders verbazing en verwierven hem de levendigste toejuichin gen. Maar meer dan dat alles bekoorde ons zijne heerlijke en gevoelvolle voordracht van Schumann's „Abendlied". Zoo ook was 't met de sopraan-zangeres mevr. Dr. Peschka-Leutner. De kunst, die zij als bravour-zangeres ten toon spreidde, maakte ieders bewondering gaande, en zeker heeft men zelden zulke moeilijke passages en hooge noten met zooveel vastheid en zuiverheid hooren zingen. Meer zuiver muzikaal genot verschafte evenwel het viertal duetten, die' zij in vereeniging met mej. Auguste Redeker zong. Hoe weldadig was de indruk van die eenvoudige liederen. Hoe kwam 't ook hier ud, in tegenstelling met al het kunstige dat we reeds hadden gehoord, dat eenvoud het kenmerk is van waarachtig schoon. Mej Redeker is eene liederenzangeres van den •echten stempel. Haar zeer omvangrijke en wellui dende altstem, hare eenvoudige innige voordracht verwierven haar aanstonds ieders sympathie, en zeer luide klonken de betuigingen van bijval na de heerlijke voordracht van de beide liederen in de tweede afdeeling, en het „Es war ein Traum", dat de zangeres daarna nog ten beste gaf. De vierde solist was onze landgenoote mej. Koning, die in een tweetal stukken het bewijs leverde, dat het, ja zeer moeilijk, maar toch niet onmogelijk is om door de piano alleen te boeien en mee te sleepen. Een enkel woord van lof voor de wijze waarop mej. Steinacker, die de zangeressen accompagneerde, hare moeielijke en zeer ondank bare taak vervulde, mogen we ten slotte niet achterwege houden. Herhaaldelijk werden deartisten na elke voordracht door het opgetogen publiek Leruggeroepen. In het voorloopig verslag over Hoofdstuk V (binnenlandsche zaken) wordt o. a. ten opzichte van art. 146 gezegd: „Daar op deze begrooling eene som van drie tonnen gouds voor het nieuwe academiegebouw te Leiden is gebracht, verlangt men te weten, of de plannen voor dat gebouw thans bepaald zijn vastgesteld. Is dit het geval, dan wenscht men inzage dier plannen te mogen erlangen. Met ernst werd gevraagd, hoe de toe stand is der kostbare papyrussen in het museum van oudheden te Leiden. Uit eene goede bron had men vernomen, dat deze overblijfselen der oudheid zoo zeer door vochtigheid zijn aangetast, dat som mige weldra geheel vernietigd zullen zijn. Was dit waar, dan rustte op de regeering de verplich ting, om bijtijds afdoende maatregelen tegen het teloorgaan van deze schatten te nemen. Met niet minder aandrang meenden eenige leden de aan dacht der regeering te moeten vestigen op de ongunstige uitkomsten in de verloskundige afdee ling van het nieuwe academische ziekenhuis te Leiden verkregen. Waren hunne opgaven juist, dan waren in 1873 en 1874 van de opgenomene kraamvrouwen 25 ten 100 ziek geworden en 6,2 ten '100 gestorven. Bij den nieuwen toestand der inrichting moest de sterfte niet meer dan 1 pCt. bedragen. In het bekrompen oude Nosocomium klom zij hoogstens tot 3 pCt. Indien, zooals waar schijnlijk was, deze ongunstige uitkomsten terecht aan de plaatsing der verloskundige boven de heel kundige afdeeling worden toegeschreven, gaf men het denkbeeld in overweging om de afdeeling voor besmettelijke ziekten tot kraamzaal in te richten en voor de besmettelijke zieken afzonderlijke loodsen of barakken te maken. Door dergelijke verschik king zouden ook andere voordeelen kunnen wor den verkregen. Eindelijk werd gevraagd hoe het stond met de verbetering der inrichting van het Leidsche kabinet van munten en penningen, waar van de noodzakelijkheid ten vorigen jare door de regeering werd erkend. Het overbrengen van dit kabinet naar het door den slaat aangekochte huis van wijlen den heer Bodel Nijenhuis werd toen afhankelijk gesteld van de beslissing der vraag, of voor de stichting van het nieuwe academiege bouw de Ruïne zou worden aangewezen. Heeft, nu die voorwaarde is vervuld, de overbrenging plaats gehad?" En nopens art. 158: „Enkele leden gaven in bedenking, ot het thans niet raadzaam zou zijn, de .lapaneesche verzameling van Siebold naar het ethnographisch museum te 's-Gravenhage over le brengen." De „Staatsct." bevat het verslag van den staat der rijksinstelling van onderwijs in Indische taal-, land- en volkenkunde te Leiden, over het studiejaar 1874/75. Gedurende deze week zijn dagelijks in het Werkhuis alhier opgenomen van 6375 vol wassen personen en van 1721 kinderen. In eene onlangs gehouden vergadering der te Sassenheim gevestigde afdeeling van het Nut van 't algemeen werd de wenschelijkheid betoogd om de herhalingsschool, die het vorige jaar niet gehouden is, weder op te richten. Eene com missie, daartoe benoemd, is met den hoofdonder wijzer in overleg gelreden, terwijl de kosten zoo wel door de afdeeling van bovengenoemde maat schappij als door milde bijdragen der ingezetenen tot het ge wenscht e doel hebben geleid. Met het oog op het soms te vroeg verlaten der openbare school voor gewoon lager onderwijs, is de bepa ling gemaakt, dat op de herhalingsschool geene leerlingen zullen worden toegelaten, die voor hun twaalfde jaar de openbare school verlaten hebben. Gisteren werden voor de akte-examens van het m. o. toegelaten de heerenF. J. Heeris, van Leeuwarden, voor geschiedenis; M. M. L. Rutten, van Sitlard, voor staathuishoudkunde en staatsinrichting; P. Lokman, van Viersen, voor Ned. taal- en letterkunde; T. F. L. Klippink, van Amsterdam, voor boekhoudenen M. J. J. Kröller, van Rotterdam, voor huisonderwijs en boekhouden. Een voor Fransch werd afgewezen, een voor boek houden is niet opgekomen. Gisteren is in Den Haag op plechtige wijze de militaire Willemsorde uitgereikt aan den majoor der art. T. J. A. Van Zijll de Jong en den lsten luit. der inf. J. Van Wijk, die zich deze onder scheiding in den oorlog tegen Atjeh hadden waar dig gemaakt. Naar men uit vrij zekere bron verneemt, zal met Mei 1876 een garnizoensverwisseling plaats grijpen tusschen het 2de en het 5de reg. inf. met het 4de en hel 7de van dat wapen. Dit zou in verband slaan met de minder geschikte oefenings terreinen, die laatstgenoemde regimenten bezitten om op groote schaal manoeuvres te verrichten. De bepalingen nopens de aanspraak van onderofficieren, om bij reëngagement over te gaan bij eenig ander corps of wapen, zijn door den minister van oorlog vervallen verklaard, op grond dat thans, wegens het gebrek aan kader bij sommige corpsen, de toepassing van die be palingen kan leiden tot nadeel van den dienst. Door den minister van oorlog is bepaald dat in elk garnizoen in de lokalen, waarin patro nen zullen worden gesorteerd en ingepakt, de voor de behandeling van buskruit en munitiën voorge schreven veiligheidsmaatregelen moeten worden in acht genomen en daartoe de voorwerpen, zooals buskruitkleeden, zoowel haren als linnen, magazijn schoenen, buskruitblik, waterton, brandemmers enz. moeten aanwezig zijn. Na een kort verblijf hier te lande vertrok dezer dagen weder naar Würzburg Dr. Hugo De Vries. Zijn naam is in het buitenland wellicht reeds meer bekend dan bij ons. Door belangrijke onder zoekingen op het gebied der planten-physiologie had hij reeds sedert eenigen tijd de aandacht der mannen van de wetenschap op zich gevestigd, zoadat, toen in het vorige jaar het Pruisische ministerie van landbouw de nu door hem vervulde betrekking in het leven riep, deze jeugdige Hol- landsche geleerde daarvoor het eerst in aanmer king kwam. De positie is een geheel onaihanke- lijke; zelfs de plaats waar men zich wenscht te vestigen, is geheel aan eigen keuze overgelaten. De wetenschappelijke opdracht is: Het instellen van reeksen onderzoekingen, die omtrent de physio- logie der voornaamste landbouwgewassen, de voor hun groei voordeeligste conditiën enz. nieuw licht kunnen verspreiden. De resultaten zullen in den.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1875 | | pagina 1