LEIDSCH
DAGBLAD.
N°. 4804.
A0. 1875.
Maandag
II October.
Nogmaals tie Duinwaterleiding.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.
Franco per postn 1.40.
Afzonderlijke Nommers0.02.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Van 16 regels1.05.
Iedere regel meerO-"*.
Grootere letters naar plaatsruimte.
„Het gelukkigste volk is dat, hetwelk de meeste
feesten viert." Ziedaar een stelling, waarvan me
nigeen zou schromen de verdediging op zich te
nemen, en ook wij zouden haar niet aan het hoofd
van ons blad willen plaatsen zonder een voor
waardelijke bijvoeging, aldus luidende: „rnits zij
goed gevierd worden."
Dit stemt gij wellicht toe, lezer? Zoo ja, dan
zult ge ook wel uw zegel willen hechten aan de
«i gevolgtrekking, die wij uit onze stelling zullen
afleiden en waarvan de strekking heel wat verder
gaat dan oppervlakkig het geval schijnt te zijn.
„Niet slechts Leiden, neen heel Nederland viert
feestzoo schreven de dagbladen, dat spraken
feestredenaars, reünisten en studenten uit, zoo
I juichten en jubelden onze stadgenooten in koor
met de onafzienbare rijen van landgénooten en
1 vreemdelingen, naar onze aloude veste gestroomd
ter bijwoning van het plechtige winter- ot het
schitterende zomerfeest, waarmee het driehonderd-
j jarig bestaan onzer roemruchte hoogeschool werd
I herdacht.
Een nationaal feestMaar dan is Leiden ook
een nationale stad, een plaats, bij wier bloei ons
geheele volk belang heeft. Zeker, wie zou 't
r ontkennen? Maar nu de consequentie.
In de belangrijke gemeenteraadszitting van den
30sten September 11. is met 16 tegen 3 stemmen
de voordracht van B. en Ws. aangenomen, strek
kende om hen te machtigen, zoo mogelijk, met
bevoegde personen of een maatschappij in onder
handeling te treden over het verleenen van een
concessie tot het aanleggen eener duinwaterleiding
op voorwaarden, die het Gemeentebestuur ten
rneesten nutte der ingezetenen zal meenen te
zijn. Wat meer is, reeds is van particuliere zijde
een aanvraag om voorloopige concessie inge
komen.
Men is echter van meening, dat de begrooting
volgens het ook in ons blad beschreven avant-projet
van den gemeente-architect, den heer J. W. Schaap,
uitbreiding behoeft om tevens reeds onmid
dellijk bij het begin der exploitatie de geheele
stad bvan duinwater te voorzien, en wij moeten
volmondig toegeven, dal, wil men aan het doel der
onderneming, verbetering van den algemeenen
gezondheidstoestand, beantwoorden, ook een zoo
algemeen mogelijke verstrekking van duinwater de
grondslag dient te zijn waarvan men uitgaat.
Nog onlangs, in de meergemelde gemeenteraads
zitting, werd er op gewezen, dat er na Augustus
1874 tot Juli 1875 slechts 109,558 emmers
water kosteloos werden verstrekt tegenover
300,000 emmers a 1 cent. Indien men nu het
■verkrijgen van het duinwater der eventueele leiding
ten gevolge der groote afstanden, door het leggen
van slechts vier hoofdbuizen zoo bezwaarlijk maakt,
zal men dan mogen spreken van een onderneming
ten algemeenen nutle? Men moet hier ook
vooral het oog houden op den nijveren minder-
gegoede, maar daarom niet geheel onvermogende,
die gaarne iets overheeft voor een frisschen dronk
waters, maar wiens middelen te beperkt zijn om
er veel voor uit te geven, als het verkrijgen van
het water hem niet gemakkelijk wordt ge
maakt.
Reeds in ons nummer van 23 September 11.
gaven wij als onze meening te kennen, dat men
spoedig zou moeten overgaan tot het aanleggen
van zij buizen door alle sl raten en grachten. Is het
wonder dat wij, waar zulke sprekende argumenten
in onzen Gemeenteraad worden te berde gebracht,
ons scharen aan de zijde van hen, die voor on-
middellijken aanleg van een volledig buizennet zijn?
Bovendienzal deze uit den aard der zaak betrekkélijk
minder kosten dan een latere uitbreiding van het
buizennet bij gedeelten.
Wij hebben hier dus te doen met een voorloopige
concessie aanvrage op een degelijken grondslag.
Het spreekt echter vanzelf, dat de aanleg volgens
dien ruimeren, maar ook, wel bezien, alleen aan
het doel beantwoordenden maatstaf, ook meerdere
kosten zou eischen, wellicht f 600,000, wat vooral
geen overdreven cijfer zal blijken te zijn, wanneer
men in aanmerking neemt dat onze stad ten ge
volge van de ruime schaal waarop zij is gebouwd,
geen gunstig terrein oplevert voor den aanleg van
een volledig buizennet. In buit^nlandsche steden,
b. v. Berlijn, ontvangt men op hetzelfde aantal
meters lengte eener hoofdbuis de contributiegel-
den van somtijds 40 in één gebouw wonende ge
zinnen, waar men in onze stad met hare afzon
derlijke woningen nauwelijks op 2 a 3 water
verbruikende huishoudens zou kunnen rekenen.
Die meerdere kosten van aanleg zullen echter
moeten worden gevonden door algemeene toetre
ding van consumenten, zoodat aan rentabiliteit der
onderneming na verloop van eenigen tijd juist bij
het bezit van een volledig buizennet niet valt te
twijfelen, te meer daar de grootere lengte der
gezamenlijke buizen slechts een uitgaaf voor een*
maal vordert en de exploitatie-niet kostbaarder
maakt, doch integendeel op een later tijdstip een
grooter opbrengst verzekert. Des te eer zal men
dit toestemmen, wanneer men in aanmerking neemt
dat heel wat kleiner steden in het buitenland,
b.v. in Engeland, plaatsen met '15000 inwoners,
zich in het bezit eener waterleiding verheugen.
Een eerste vereischte ter uitvoering van een
dergelijk meer uitgebreid plan is natuurlijk het
bezit van een nauwkeurig door een deskundige
uitgewerkt ontwerp van het avant-projet van B.
en Ws., met en henevens een gedetailleerde be
grooting.
Thans, nu wij reeds weder een kleine schrede
verder zijn; nu het blijkt, dat er mannen in ons
midden worden gevonden, wien de bloei van de
stad hunner inwoning genoeg ter harte gaat om
de hand aan het werk te slaan thans is
't zeker ook meer dan tijd dat onze mede-ingeze
tenen hun stern doen hooren om te toonen dat
zij prijs stellen op het bezit eener goede, vooral
eener algemeene waterleiding en het bewijs te
leveren, dat het bij de exploitatie niet aan con
sumenten zal ontbreken. De middelen om van
die meening te doen blijken behoeven in onze
dagen zeker niet te worden aangewezen. De meer
dere of mindere steun, dien de zaak zal onder
vinden van het Dagelijksch Bestuur en den
Gemeenteraad zoowel als van de ingezetenen in
het algemeen, zal moeten uitmaken of Leiden al dan
niet van de behoefte aan eene goede waterleiding
overtuigd is.
Vooral ook met het oog op het bijeen te bren
gen kapitaal zal Van die belangstelling moeten
blijken. Hier komen wij terug op het begin van
ons betoog. Thans is de tijd gekomen voor allen,
die met Leiden in eenige betrekking staan of
stonden, om te toonen, dat hun gehechtheid aan
de eerste Academiestad des lands sterk genoeg
is om zich ook in daden te uiten. In de eerste
plaats voor onze stadgenooten, die onmiddellijk
belang hebben by het tot stand komen der zaak;
maar tevens voor hen, wier zonen aan onze hoo
geschool vertoeven en wien het dus verre van
onverschillig kan zijn, of de algemeene gezond
heidstoestand te Leiden meer of minder gunstig
kan worden genoemd; voor hen ook, wier le
vensloop terugwijst op een langer of korter ver
blijf binnen onze wallen in vroeger dagen. Tot
hen allen, die een vorig jaar feestvierden binnen
onze wallen, zeggen wij het thans met nadruk:
„Toont dat gij goed hebt feestgevierd. Leidens
belangen zijn Neerlands belangen; daarom behar
tigt ze zooveel gij vermoogt, of uw woorden zou
den ijdele klanken, uw feestgejuich een spotternij
zijn geweest
Dat daarvoor Leidens ingezetenen en Neder
lands aanzienlijkste burgers te degelijk zijn, zal
wij vertrouwen het ten stelligste ruimschoots
blijken als het kapitaal voor de duinwaterleiding
moet worden bijeengebracht. Hebben de kweeke-
lingen van Leidens hoogeschool het: „sana mens
in sano corpore" niet vergeten, wij willen er
deze spreuk aan toevoegen, die niet minder waar
heid bevat: „sanum corpus in sana urbe."
LEIDEN, 9 October.
Bij het onderzoek der u i t g a v e n in de sectiën
van den gemeenteraad van de ontwerp-begrooting
dezer gemeente voor 1876, verklaarden in eene
sectie alle leden zich tegen de voorgestelde trac-
tementsverhooging van f 100 voor den jongsten
opziener der 1ste klasse. Vermits hij zeer kort in
dienst der gemeente was, achtte men daartoe
voor alsnog den tijd niet gekomen. Een ander lid
merkte aan dat bovendien door die verhooging de
verhouding tusschen de jaarwedden der beide
opzichters 1ste kl. zou worden verbroken. In alle
sectiën verklaarden eenige leden zich tegen den
post van f 500, uitgetrokken voor een beambte
op het bureel van den architect uitsluitend belast
met het verrichten van teekenwerk. In eene sectie
meende een lid in de aanstelling van zoodanig
beambte te zien eene zijdelingsche vermeerdering
van tractement voor den architect, die geroepen
is voor het verrichten van het noodige teeken
werk zorg te dragen. Een lid meende dat het
niet in de bedoeling van het Gemeentebestuur
kon liggen om bij voorkomende gelegenheden
steeds in het bezit te zijn van prachtige teeke-
ningen der te verrichten werkzaamheden. Men
kon in den regel zeer goed volstaan met eene
ruwe schetsteekening, waardoor de werken duidelijk
werden aangewezen. Hij achtte ook op dien grond
de voorgestelde uitgave niet gewettigd. Sommige
leden konden zich echter met de aangevoerde
motieven voor de benoeming van een dergelijk
beambte wel vereenigen. Bij de jaarwedde van
den archivaris werd door een lid gewezen op
den slechten toegang tot het gemeente-archief.
In twee sectiën werd de opmerking gemaakt
dat de prijzen der brandstoffen veel lager dan in
1874 en nog steeds dalende zijn, zoodat het scheen
dat de post veilig met f 200 kon worden vermin
derd. Meerdere leden deelden dat gevoelen. In
ééne sectie werd het houden van strenge controle
op de levering van brandstoffen ten behoeve der
scholen bij voortduring dringend aanbevolen.
Eén lid deed de vraag, of met het oog op het
uitdrukkelijk voorschrift van art. 4 der gemeente
wet, het aantal raadsleden met 2 zou behooren
te worden vermeerderd. Daarop werd geantwoord
dat het aantal zielen op den omslag der begroo
ting als meer dan 40,000 zielen vermeld is, de
uitkomst van den jaarlijkschen loop der bevolking,
terwijl ten opzichte van de toepassing van art. 4
der gemeentewet geldt de bepaling, dat de bevolk