ren monument, voorstellende „de vrijheid de we
reld verlichtende", bij den ingang van de haven
van Nieuw-York, dat des nachts zal worden ver
licht en aan de schepen der geheele wereld als
het ware het welkom zal toeschijnen. Dit gedenktee-
ken, dat zal getuigen van de vriendschap der
Franschen en Amerikanen, welke laatsten aan de
eersten in den vrijheidsoorlog zooveel te danken
hebben gehad, zal op den 4rden Juli 1876,
wanneer de Verc-enigde Staten den lOOsten ver
jaardag hunner onafhankelijkheid vieren, moeten
worden onthuld. Het beeld zal worden geleverd
door de Franschen de Amerikanen leveren het
voetstuk; ook zullen zij het oprichten. Het model
van het monument is reeds klaar; het zal 32
meter hoog zijn en op een voetstuk van 25 meter
staan. Het is ontworpen door den beeldhouwer
Bartholdi, zoon van den gevolmachtigden minister
van Frankrijk te .Washington.
Te Brussel is met veel succesdeproef
genomen met een locomotief voor tramwagens.
De machine zit in een kast, die den vorm van een
personenwagen heeft; alleen door den schoorsteen
bespeurt men haar aanwezigheid. Zij maakt geen
bijzonder geraas en vermijdt het schokken, terwijl
de wagens onmiddellijk tot stilstaan kunnen worden
gebracht. Bij deze proef is gebleken, dat de paarden
op den weg niet schrikken van den trein. Door
de uitvinding van een Fransch ingenieur is de
stoomketel onontplofbaar gemaakt. Eerlang zullen
nieuwe proeven plaats hebben.
Onder de zeerampen, dezer dagen ten
gevolge der orkanen uit het Z. W. voorgevallen,
behoort het vergaan van het schip Helen South
ard, kapitein Woodworth, met eene lading hout
van Quebec, dat evenals zoo vele andere schepen
op de zoogenaamde Jordan Fluts, een gevaarlijke
bank ter hoogte van Tormby en Crosby, schip
breuk leed. De grootste reddingbooten van Liver
pool en van New-Brighton staken zoodra mogelijk
in zee om de schipbreukelingen, 15 in getal, te
redden. Toen de eerste reddingboot de bank naderde,
was het vaartuig reeds bijna geheel verbrijzeld.
Nochtans geraakten allen, die zich aan boord be
vonden, in de boot, die nu 32 mensclien bevatte.
Door een geweldige zee sloeg zij om, terwijl men
bezig was zeil te zetten en naar Liverpool te
roeien. De worsteling van de ongelukkige reizigers
en van eenigen der bemanning van de boot, die
niet tot het gewone scheepsvolk behoorden en
geene reddingbuizen aanhadden, was verschrik
kelijk. Met de grootste inspanning gelukte het,
onder bijstand der reddingboot van New-Brighton,
die, bij het bemerken dat de schipbreukelingen
in de reddingboot van Liverpool opgenomen waren,
was teruggekeerd, maar opnieuw verscheen, toen
zij zag wat er gebeurde, de meeslen te redden.
Het bleek echter later dat twaalf personen ver
dronken warennegen daarvan behoorden tot de
Helen Southard en drie tot de Liverpoolsche
reddingboot. Een der schipbreukelingen stierf van
uitputting in de boot. Onder de negen behooren
de kapitein en zijne viouw, benevens de eerste
en tweede stuurman en de loods. De hofmeester
van het verongelukte schip, die het afvaren der
reddingboot van het wrak twee of drie minuten
verhinderde, daar hij, ondanks alle vermaningen
een valies wilde medenemen, bleef in het leven.
Diegenen der bemanning der reddingboot, welke
kurken buizen droegen, bleven alleen hierdoor
behouden. De kapitein, Martin genaamd, bleef
insgelijks behouden, ofschoon hij in de haast zijn
buis achtergelaten had; na tot op eene groole
diepte gezonken te zijn, kwam hij vlak bij de
reddingboot boven.
BUITEN L.AN I
DV:i nKr ij k.
Toen de telegraaf gemeld heeft dat het gerucht
aanhoudt, dat er een ministerieele crisis bestaat,
heeft zij zich niet te sterk uilgedrukt. Het blijkt
thans dat er eene volslagen crisis bestond. Léon
Say stond er op, dat zijne rede in het „Journal
officiel" zou worden openbaar gemaakt. Zoo niet,
dan zou hij uit het Kabinet treden. De rede was
reeds door hem naar de drukkerij van het „Journal
officiel" gezonden; maar daar het visa van den
minister van binnenl. zaken, die zich toen in het
departement der Vogeezen bevond, er aan ontbrak,
bleef het stuk eenvoudig liggen. Er werd toen
naar den minister getelegrafeerd, doch deze ant
woordde niet. De minister van justitie, die zoodra
hij door de dagbladen kennis gekregen had van
de rede, zijn ambtgenoot per telegraaf had geluk-
gewenscht, verklaarde met hem te zullen gaan of
blijven. Léon Say verzocht nu aan Mac Mahon de
ministers bijeen te roepen, ten einde de zaak door
het Kabinet te laten beslissen. Mac Mahon was
bereid aan dit verzoek te voldoen, zoodra Buffet
terug was. Deze kwam Vrijdag weer te Parijs.
Om één uur zou de kabinetsraad gehouden wor
den, maar eerst te vier uren kwamen de ministers
bijeen. In dien tusschentijd had Buffet aan Mac
Mahon te kennen gegeven, dat hij de rede van
Say beschouwde als een protest tegen hetgeen hij
te Dompierre had gesproken, en dat ook het
publiek haar aldus had opgevat. Onder die om
standigheden kon hij niet langer minister blijven.
Mac Mahon had toen een onderhoud met Léon
Say, Dufaure en Buffet. Aan elk hunner gaf hij
te kennen, dat hij den grootsten prys stelde op
hun aanblijven en dat vooral in de tegenwoordige
omstandigheden een crisis moest vermeden wor
den. Buffet verklaarde toen, dat hij de meerder
heid van 24 Mei nooit als een arngesloten en
duurzame meerderheid had beschouwdmaar dat
zij integendeel bestemd was, om de gelederen der
nieuwe meerderheid, waaraan het tegenwoordig
Kabinet zijn ontstaan te danken had, van liever
lede te versterken, zooals dan ook reeds mannen
als De ICerdrel tot haar waren toegetreden. Alleen
op die wijze zou de republiek conservatief kunnen
zijn, en hij meende dat hieromtrent geen zijner
ambtgenooten andere gedachten kon hebben, aan
gezien dit overeenkwam rnet den geest van het
programma, dat bij het samenstellen van het
Kabinet was opgemaakt. Léon Say antwoordde
hierop, dat toen hij te Isle-Adam gezegd had: „de
meerderheid van 24 Mei is gelukkig ontbonden",
hij eigenlijk bedoelde dat eene nieuwe meer
derheid was gevormd, waarin eene plaats was
voor allen, die tot de nieuwe Constitutie zouden
toetreden. Zoo stonden de zaken toen de ministers
te vier uren bijeenkwamen. Er werd nu spoedig
eene schikking gevonden. Léon Say verklaarde
zich bereid zijne rede door een geleidenden brief
aan Buffet toe te lichten. En zoo verschenen én
de rede èn de brief in het „Journal officiel". In
dien brief zegt hij„Het votum over de consli-
tutioneele wetten is een gelukkig feit, dal, naar ik
hoop, goede gevolgen voor het land zal hebben.
Dit gelukkige feit kon niet plaats grijpen, zonder
dat er eene verandering in de groepeering der
partijen, op 't oogenblik der stemming, in de
Kamer tot stand kwam. Die verandering was het,
die ik in mijne rede heb aangeduid, en toen ik
mij aldus uitdrukte, geloof ik niet den minsten
argwaan te hebben kunnen geven aan diegenen
onzer geachte leden van de Kamer, welke tot de
oude meerderheid behoorden en die zich later
rondom het gouvernement geschaard hebben, of
in 't vervolg er zich om zullen scharen, ten einde
het te ondersteunen in de zaak, welke het op
zich genomen heeft. Op die groote constitutioneele,
conservatieve, liberale partij is het, dat wij kunnen
rekenen om het begonnen werk te voltooien en
om de nieuwe constitutie regelmatig te doen
werken."
De „Echo universel" meldt, dat er weldra
een Chineesch gezantschap te Parijs zal komen,
met het doel om eene schikking te treffen met
de Fransche regeering, ten einde door 's Rijks
Munt eene groote hoeveelheid gouden taels en
halve taels te laten slaan, in alliage overeenko
mende met de Europeesche gouden munt. Het
gezantschap brengt de teekening mede, die tot
model moeten dienen voor de nieuwe taels. Ook
moet in andere opzichten het Chineesche gouver
nement verbeteringen willen brengen in het ver
keer met de Staten van Europa. Het is namelijk
voornemens in de voornaamste landen vaste ge
zantschappen en consulaten te vestigen. Het ge
zantschap zal zich ook naar Londen begeven.
Duitscliland.
Het wetsontwerp, door de rijkskanselarij bij den
bondsraad ingezonden, ter wijziging van het rijks
strafwetboek, bevat een dergelijk artikel als dat
in het Belgisch strafwetboek naar aanleiding van
het incident-Duchesne, alsook eene strafbepaling
tegen ambtenaren bij het departement van buiten-
landsche zaken, die zich schuldig maken aan schen
ding van ambtsgeheim, of in de bewaring van
officieele stukken handelen in strijd met de orde,
of niet voldoen aan een hun gegeven bevel.
Den 26sten October zal te Berlijn het mo
nument ter nagedachtenis van vrijheer Von Stein
worden ingewijd. Den 27sten Maart 1858 hield
de Commissie, met de oprichting belast, onder
voorzitterschap van Alexander v. Humboldt hare
eerste zitting. Dë tegenwoordige president en vice-
president zyn Moltke en Dr.Pertz; Dr. Gneist wordt
beschouwd als de eigenlijke leidsman der zaak.
Daar de bijeengebrachte gelden, nog geen volle
33,000 thaler, niet toereikend waren, heeft de Staat
het bedrag aangevuld. Het gedenkteeken, een werk
van den thans overleden beeldhouwer Schievel-
bein, wordt op het Domhofplein geplaatst. Het
heeft eene hoogte van 25 voet, waarvan 14 voor
het postament en 11 voor het standbeeld van
Stein. Achter hem staat een afgebroken zuil, waarop
een mantel en boek, zijnde een deel der door hem
gegronde „Monumenta Germaniae." Nevens hem
staat de koning, die hem de wet aanbiedt van
24 Nov. '1808, betreffende de regeling van bestuur.
Voorts prijkt het gedenkstuk met de beelden der
ministers Scbrütter, Scharnhorst en Gneiseriau.
Rechts van den koning staat de koningin Louise,
met de prinsen Hendrik en Wilhelm. Verder heeft
men er nog een aantal zinnebeeldige voor
stellingen op, waarin men o. a. de beeltenissen op
merkt van Frederik Wilhelm, Arndt, Eichhorn,
Rühle, Blücher, Von Vincke, enz. De vier hoek-
figuren vormen eene voorstelling van vadeilands-
liefde, energie, waarheid en vroomheid. De hoofd
inscriptie luidt„Aan den minister Heinrich
Friedrich Karl vrijheer Von Stein, geb. 26 Oct.
1757, overleden 21 Juni 1831, koning Wilhelm
van Pruisen en het Duitsche volk, 26 Oct. 1875."
Wijders bevat het nog een aantal andere op
schriften.
Spanje.
De communistische opstand, die te Despenaperros
heeft plaats gehad, is blijkens nadere berichten
van weinig beteekenis geweest. De geheele macht
der opstandelingen bestond uit 24 man; hun
hoofddoel was stelen en rooven en 't vernielen
van telegraafdradentot tooneel hunner werkzaam
heden hadden zij het Sierra-Morena-gebergte uit
gekozen. De bevolking liet deze booswichten geheel
alleen staan, en de regeering heeft oogenblikkelijk
zeer krachtige maatregelen genomen en een vol
doend aantal troepen afgezonden om die struik-
roovers in hunne werkzaamheden te verhinderen.
De bende is oogenblikkelijk op aannadering der
troepen uiteengespat en heeft heil in 't gebergte
gezocht.
De quaestie door de circulaire van msgr.
Simeoni in 't leven geroepen houdt nog altijd de
gemoederen in Madrid bezig. Na langdurige be
raadslagingen heeft de ministerraad besloten, dat
de regeering over dit onderwerp eene nota naar
het Vaticaan zou zenden, en de „Diario Espanol"
weet te verzekeren dat een kabinets-koerier reeds
met die nota naar R.ome vertrokken is. Zoolang
de onderhandelingen over deze aangelegenheid
voortduren, zal de heer Benavides, Spaansch ge
zant bij het Vaticaan, te Rome op zijn post
blijven.
In de „Gironde" is eene correspondentie
opgenomen, waarin het volgende verhaald wordt
omtrent de executie door Spaansche soldaten op
Cuba van den heer Reygondeaud (niet Rigandiau
zooals eerst werd gemeld) die behoorde tot een
der aanzienlijkste Fransche families. Tegen het
einde van Juli werd Reygondeaud, die op zijne
suikerfabriek te Guantanarno was, gewaarschuwd
dat eene groote bende opstandelingen zich gereed
maakte zijne plantage aan te vallen. Reygondeaud
begaf zich toen met zijne familie in het woud,
waar hij bleef tot de opstandelingen vertrokken
waren, hetgeen zij spoedig deden, zonder eenige
schade te hebben aangericht. Daarop werd hij
weder genoopt te vluchten, op het bericht dat
opnieuw gewapende benden in aantocht waren,
doch bemerkende dat het Spaansche soldaten waren,
keerde hij naar zijne woning terug. Nu echter
bevond hij dat zijne eigendommen zeer eel schade
hadden geledenzelfs hadden twee officieren bezit
genomen van zijne eigen appartementen. Men onder
stelt uit een brief, die later gevonden is, dat
Rigondeaud nogal harde woorden gebruikt heeft.
Intusschen werd hij een paar dagen later door