wilden vertrekken, zich in den laatsten waggon geplaatst, waarin niemand plaats had genomen. De trein zette zich in beweging, maar tot hunne verwondering bleef hun waggon staan, omdat hij niet aangehaakt was. Zij moesten zich nu getroos ten te wachten tot de volgende trein vertrok. In den nacht van Vrijdag op Zater dag is het water door den sterken Z. O. wind zoodanig weggedreven, dat het te Urk 1.10 meter beneden peil of volzee was. De visschers, die Zaterdag naar huis kwamen, moesten allen met hunne vaartuigen buiten de haven blijven. Het water is echter spoedig weder gewassen, zoodat zij Zondag-ochtend weder in de haven konden. Drie visschers zijn met hunne vaartuigen naar het eiland Norderney (in de Noordzee) vertrokken, om daar tot Kerstmis te bijven. Zondag -middag had op het smalle voetpad tusschen den Zijpendaalschen weg en het Tamboersboschje, nabij Arnhem, het volgende plaats. Een boer, met twee vrouwen, allen in zeer beschonken toestand verkeerende, kregen, na eene herberg verlaten te hebben, twist, die tot dade lijkheden oversloeg. De boer bracht namelijk met eene flesch jenever een der vrouwen tegen de knie een slag toe, waardoor zij gewond werd, waarna de boer het hazenpad koos. De woedende furiën vielen daarop twee voorbijgangers, waarbij een oud man, aan en brachten den laatste ver schillende wonden aan het hoofd toe. Beide wan delaars vluchtten, met veel inspanning, in de naastbijzynde woningen, doch toen zij die weer verlieten, werden ze opnieuw door de vrouwen aangevallen. Nu keerde echter de kans, want een der vrouwen werd door den jongste der voorbij gangers op hare beurt duchtig toegetakeld. Met de hulp van een daarlangs komend militair ge lukte het den beiden mannen eindelijk zich te verwijderen. Thans zetten de vrouwen onderling de vechtpartij voort, tot ze ten laatste in eene boerderij aan den Zijpendaalschen weg onder dak werden gebracht, om daar tot bedaren te komen. Een harer had verschillende wonden aan hoofd, hals en handen, en was geheel met bloed bevlekt. Naar men uit Harderwijk verneemt is V., werver van beroep en laatstelijk woonachtig te Brussel, op verzoek van het Belgisch gouver nement gearresteerd en Zondag-morgen gevankelijk naar Arnhem gebracht. Bij onderzoek bleek dat hij bij zijne arrestatie in het bezit was van vol ledige stellen valsche papieren. Vrijdag-avond is de stoker J. Ruur- man, oud 57 jaren, aan boord van de veerstoom- boot tusschen Dordrecht naar Papendrecht varende, met het been tusschen de machine geraakt, ten gevolge waarvan hij eene geduchte breuk aan dat been bekwam en de kuit als het ware uitgeknepen werd. De man is terstond naar het gasthuis ver voerd en bevindt zich thans redelijk wel. Nader wordt gemeld dat desergeant, die zich te Bergen-op-Zoom door een geweerschot van het leven heeft beroofd, 28 dienstjaren telde en zich de zilveren medaille en twee chevrons had verworven; hij was in den laatsten tijd aan sterken drank verslaafd geraakt. Vrees voor ver wijdering uit de gelederen schijnt hem tot zelf moord te hebben geleid. Parijs, de stad der vermaken, zal over eenigen tijd een nieuwe inrichting rijk zijn, welke door de vele vreemdelingen zeker niet onopge merkt zal blijven. Men heeft namelijk het plan vastgesteld voor een monster-schouwburg, die Collosseum zal heeten. Deze inrichting zal geves tigd worden tusschen de avenue van het bosch van Boulogne en de avenue van Eylauzij zal tien duizend plaatsen bevatten en des morgens te acht uren geopend worden. Tot goed verstand, waarom de openiDg reeds zoo vroeg zal plaats hebben, dient men Ie weten, dat het Collosseum geen eigenlijk gezegde schouwburg zal zijn, maar een gebouw voor verschillende vermakelijkheden, al waar zoowel de poppenkast als de opera een plaats zal vinden. Er zullen vijf of zes verschil lende voorstellingen per dag gegeven worden in een grooten „betooverenden tuin," die des winters verwarmd zal worden. Voorts zullen er zijneene uitgezochte bibliotheek, een leeskabinet met alle Fransche en buitenlandsche dagbladen en tijd schriften, studie-, muziek- en gymnastiekzalen, eene rijschool, Fransche en niet-Fransche spellen en, vooral niet te vergeten, restaurants en prach tige buffetten. De bals, concerten, comedies en allerhande feesten in dit gebouw zal men kunnen bijwonen, gedurende zestien uren per dag, voor den geringen prijs van 1 frank. Men zal zich herinneren, dat te Par ij s zekere Legrand voor eenigen tijd een beurshandelaar, Degas genaamd, op de Beurs heeft opgezocht en hem aldaar een paar rottingslagen heeft toegediend, waarop Degas een revolver uit den zak haalde en eenige malen op hem schoot. De rechtbank heeft thans uitspraak in deze zaak gedaan. Legrand is veroordeeld tot eene maand en Degas tot zes maanden gevangenisstraf. De abt Carlo Angelini heeft een nieuwe inrichting aanbevolen om Frankrijk met Engeland door middel van een tunnel te verbin den. Hij wil het Kanaal zuiver aflooden en daar door de plaatsen vinden, waar de bodem horizon taal is. Op dien bodem worden buizen van geslagen ijzer gelegd, die met bouten worden verbonden. Elke afzonderlijke buis wordt vooraf gesloten, zoodat zij drijft, en eindelijk zooveel be last, dat zij op de plaats, waar zij moet aange sloten worden, zinkt. Van beide zijden af wordt met het leggen der buizen begonnen, die zoodra ze op hun plaats zijn met een cement- of beton- laag worden omgeven. Eene uitgebreide opgaaf omtrent samenstelling en kosten is opgenomen in „Le Tecbnologiste" van Augustus. Omtrent de schorsing van den ads.- resident Van Vleuten, te Klatten, leest men in „De Vorstenlanden" het volgendeToen, reeds een geruirnen tijd geleden, de resident van Soera- karla, de heer A. A. M. N. Keuchenius, met den rijksbestierder een inspectiereis in het Padjangsche maakte, en met den heer Van Vleuten van Tjokro naar Klatten ging, liet de resident den rijksbe stierder naast zich op een achterbank plaats nemen en den adsistent-resident zitten op het voorbankje van het rijtuig. De heer v. V. was met deze rege ling volstrekt niet ingenomen, maar schikte zich in de noodzakelijkheid, ofschoon hij niet beletten kon, dat zijn gelaat een ernstiger plooi dan ge woonlijk aannam en dien gedurende hel overige gedeelte der reis behield. Dit ontging den resident niet, en te Klatten aangekomen zijnde deelde hij den heer v. V. mede, dat hij aan zijn gelaat had kunnen zien, dat hij met de aangewezen plaatsing ontevreden was. De heer v. V. ontveinsde dit geenszins en, verzocht den heer K. deze zaak bij de hooge regeering aanhangig te maken, opdat deze zou bepalen welke de verhouding tusschen rijksbestierder en ads.-resident was. Toen nu de resident voornemens was, met den rijksbestierder een inspectie over den grooten weg en de brug gen in het Klattensche te maken, schrééf hij den ads.-resident aan, maar deze richtte een schrijven aan den resident, waarbij hij hem ver zocht, hem te willen mededeelen wat de beslissing der regeering in zake de verhouding tusschen hem en den rijksbestierder was. Mocht onverhoopt de regeering die beslissing nog niet hebben genomen, dan verzocht hij van het bijwonen der voorgenomen inspectie verschoond te blijven, terwijl hij den resident uitnoodigde hem de eer te willen aandoen van te zijnent le Klatten af te stappen, waar hij alsdan alle opmerkingen en aanmerkingen betreffende den grooten weg zou mededeelen. Woensdag-rnorgen was de ads.-resident, ofschoon reeds eenige dagen lijdende aan koortsen, gekleed in zijne voorgalerij om den resident en den rijks bestierder af te wachten; maar groot was zijne verwondering toen de met zes paarden bespannen wagen voorbijreed, den weg op naar Prambanan. De resident had, toen hij aan de grens der af- deeling den ads.-resident niet vond, order gegeven om onder de poslloods le Klatten op te houden. Hij had daar, in het rijtuig zittende, iets gebruikt, en was toen met den rijksbestierder doorgereden naar Prambanan, waar wederom iets genuttigd werd; daarop werd rechtsomkeert gemaakt, en reed men terug naar Klatten, waar men in den trein stapte om naar de hoofdplaats terug te keeren. De inspectie was algeloopen. Den volgen den dag ontving de heer Van Vleuten een besluit, waarin hij door den resident van Soerakarta onder nadere goedkeuring der regeering van Ned.-Indië geschorst werd als ads.-resident der afd. Klatten, hebbende hij hem, resident, niet de noodige eer bewezen, door hem niettegenstaande des residents bevel niet aan de grens op te wachten, om ver volgens met hem en den rijksbestierder een in spectie over den grooten weg te houden, en om dat hij (Van Vleuten) zich niet ontzien had, den regent van Klatten te verbieden den le inspec- teeren weg voor de komst van den resident bij zonder in orde te maken. Recktzaken, De hoornblazer P. v. B. van het te 's Herto genbosch in garnizoen liggend regiment infanterie, die in de eerste helft der maand Augustus jl. uit eene woning aldaar door een opgeschoven raam een zilveren theepot wegnam, is te dier zake bij vonnis van den krijgsraad, Zaterdag jl. uitgesproken, verklaard vervallen van den militairen stand en tot twee jaren celstraf veroordeeld. Dienzelfden dag werd ook het vonnis uilgesproken tegen den milicien-plaatsvervanger B. van het 2de reg. inf., die door den 20sten Aug. jl. te Beegden met een losse patroon naar den landbouwer A. te schieten, dezen zoodanig aan zijn oog verwondde dat hij daardoor gedurende meer dan twintig dagen is verhinderd geworden zijn beroep van landbouwer uit te oefenen. B. is voor dat feit door den krijgsraad veroordeeld tot 3 maanden celstraf. Naar men verneemt zal deze zaak in hooger be roep andermaal door het hoog militair gerechtshof behandeld worden. Ter terechtzitting van den hoogen raad, gis teren gehouden, heeft advoc.-gen. Mr. Smits con clusie genomen in de zaken van: 1° de huisvrouw van W. Bolhoven en de wed. Tophof, le Amster dam, die door het Hof in Noord-Holland tot tucht huis zijn verwezen wegens medeplichtigheid aan het namaken en misdadige deelneming aan het in omloop brengen van nagemaakte zilveren nati onale gangbare muntspeciën. Adv.-gen. was van oordeel, dat terecht geen verzachtende omstandig heden waren aangenomen en achtte daarom het betrekkelijke cassatiemiddel ongegrond. De con clusie strekte tot verwerping. 2». H. Ringel- berg, die door het hof in Zeeland wegens diefstal van gelden, hem als voerman toevertrouwd, tot een jaar eenzame opsluiting is veroordeeld. Ook ten deze strekte de conclusie tot verwerping van het beroep, daar de ambtenaar van het O. M. de meening niet kon deelen, dat het geld den req. niet als voerman was ter hand gesteld. In deze zaak is eveneens de uitspraak op 18 October bepaald. Vervolgens nam de hooge raad kennis van het cassatieberoep van den machinist R., die in hooger beroep door het hof in Zuid-Holland tot 6 maanden colstraf is veroordeeld wegens oorzaak te zijn ge weest van het bekende spoorwegongeluk, dat 14 Aug. 1874 nabij Warmond voorviel. Hij werd schuldig verklaard aan het zonder opzet doen ontstaan van gevaar voor een trein, hetgeen hij, die het deed ontstaan, had kunnen en moeten voorzien, waarvan niet alleen verwonding, maar, gelijk men weet, verlies van menschenlevens het gevolg is geweest. Evenals in eersten aanleg en hooger beroep voerde Mr. Ph. A. Haas Az., van Amsterdam, voor den req. het woord. Hij lichtte een drietal cassatiemiddelen toe en was daarbij van meening dat het hof eerstens had recht gedaan op aanwijzingen, verkregen door verklaringen van getuigen, die veeleer als gissingen of redeneerin gen hadden moeten worden aangemerkt. Vervolgens meende hij dat art. 52 van de spoorwegwet, in verband met art. 10 van het seinboek en art. 37 van het dienstreglement, was geschonden, omdat z. i. door den req. geen verzuim was gepleegd, maar alles gedaan om gevaar te voorkomen. Eindelijk stelde hij de schending van art. 52 spoor wegwet in het licht, omdat zijn cliënt was ver oordeeld wegens het niet voorkomen van het ge vaar dat door anderen en niet door hem was ontslaan. Op die gronden concludeerde hij tot vernietiging van het arrest. De conclusie van het O. M. is bepaald op 5 October. BUITENLAND. Frankrijk. De minister van binnenl. zaken heeft een ver zoek om den colportage-stempel aan het portret van wijlen Michelet te verleenen van de hand gewezen. Zijne weigering is gegrond op de over weging, dat men aan den openbaren verkoop van het portret eene staatkundige beteekenis wil geven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1875 | | pagina 2