cussie gevoerd over de conclusiën van de eerste
commissie over privaat internationaal recht, de
burgerlijke procedure en de bevoegdheid der rech
terlijke collegiën. Met eenparigheid van stemmen
werden aangenomen de volgende punten
A. Het domicilie (en subsidiair het verblijf)
van den verweerder, in de personeele actiën of
die roerende goederen ten onderwerp hebben, en
de ligging der goederen in de reëele actiën be
treffende de onroerende goederen, moeten, in den
regel, de bevoegdheid des rechters bepalen, be
houdens de aanneming van exceplioneele fora,
ten aanzien van zekere categorie van geschillen.
B. De regel, sub A gesteld, zal ten gevolge hebben
dat de rechter, die bevoegd is om in een geding
te beslissen, niet altijd tot het land behooren
zal, welks wetten de rechtsbetrekking heheerschen
die het onderwerp van het geding uitmaakt.
Evenwel zal de aanneming van de exceptioneele
fora, onder A vermeld, inzonderheid ten doel
hebben, zooveel mogelijk te doen beslissen door
de rechters des lands, welks wetten eene rechts
betrekking beheerschen, en gedingen die deze be
trekking betreffen, b. v. de gedingen die hoofd
zakelijk ten doel hebben te statueeren over quaes-
tiën van slaat of van persoonlijke capaciteit, door
de rechtbanken van het land, waarvan de wetten
den status personalis enz. beheerschen. C. In de
burgerlijke en handelsgedingen moet de nationali
teit der partijen zonder invloed op des rechters
bevoegdheid blijven, behoudens in de ge
vallen waarin de aard zelf van het geschil
de uitsluitende bevoegdheid van de nationale
rechters van eene der partijen moet doen aannemen.
Punt D luidende„De rechtbanken, die van een
geschil gesaisseerd zijn, moeten, ten aanzien van
bevoegdheid door de tractaten aangenomen, recht
spreken naar dezelfde regelen, die ten aanzien
der bevoegdheid, door de wetten des lands, vast
gesteld zijn. Zy zullen zich niet ex officio onbe
voegd verklaren, wanneer het geldt de onbe
voegdheid ralione personae", wordt na discus
sie aangenomen, met wijziging der laatste alinea,
waardoor de zinsnede aldus luidt„Ook in de
landen waar dat stelsel is aangenomen ten opzichte
van de toepassing der wetten, betreffende de com
petentie, zullen zij zich niet onbevoegd verklaren
ambtshalve wanneer het betreft de onbevoegdheid
ratione personae."
In de heden gehouden tweede algem. verg. is
ingekomen eene kennisgeving van den heer Dela-
veleye, dat hij verhinderd is aan de verdere werk
zaamheden deel te nemen, doch zijne stem uit
brengt voor de conclusiën der comm. omtrent de
Brusselsche verklaring nopens de wetten en ge
bruiken in oorlogstijd en de eerbiediging van
den privaat eigendom ter zee. Het hoofdbestuur
van den Vredebond betuigt in een brief zijne
sympathie met het doel van het „Institut". De
conclusiën over de Brusselsche verklaring werden
gewijzigd. Na discussie over drie artikelen van het
tractaat van Washington omtrent de onzijdigheid is
de conclusie der commissie, de verplichtingen der
onzijdige staten omschrijvende, aangenomen. Morgen
voortzetting.
In de zitting van Zaterdag der Ned. Juris
tenvergadering werd vraagpunt 3 in stemming
gebracht: „Is het stelsel van straf-minima met
bevoegdheid om in geval van verzachtende om
standigheden beneden die minima te dalen, aan
te bevelen Die vraag werd met overgroote meer
derheid ontkennend beantwoord. Het amendement
Goudsmit c. s.„Is het wenschelijk dat alleen
strafmaxima en geene strafminima worden vast
gesteld?" werd met 39 tegen 26 stemmen be
vestigend beantwoord, zoo ook of het wenschelijk
is, om uitsluitend in omstandigheden, die eene
zoogenaamde geringere toerekenbaarheid aanwijzen,
de geheele strafschaal te verlagen.
Z. M. heeft aan Mr. D. Everwijn, Hd.
minister-resident te Lissabon, vergund het aanne
men van het grootkruis der Christusorde; inge
trokken de benoeming van den kolonel der genie
H. J. Enderlein tot lid van het coll. van regenten
over het huis van arrest te Gorcum, en benoemd
tot lid van dat coll. J. A. Schuurman, majoor der
geniebij het personeel van den geneesk. dienst
der landmacht benoemd tot olf.-van-gez. 3de kl.
de studenten voor den genoemden dienst (artsen)
W. H. L. Borgerhoff Mulder en A. A. J. Quanjer
tot 2den luit.-kwartierm. bij den dienst der milit.
administr. in Ned.-Indië, den eervol ontslagen 2den
fuit.-kwartierm. van het leger hier te lande J. P.
Lotichius, thans ambt. bij de maatsch. tot expl.
van staatsspoorwegen, en de heeren C. A. Bekker,
A. J. A. F. Eerdmans, J. F. Ie Roux, H. T. Hen-
driksz en J. C. Rijk.
Gemengd ÏVievrvrs.
Gistermiddag omstreeks zes uren had
het 9-jarig dochtertje van S. het ongeluk in den
Nieuwen Rijn te vallen en werd door v. K. gered.
Zaterdag waren eenige werklieden
aan de noordzijde der Koningshaven te Fijenoord
werkzaam aan de aldaar staande kraan, toen deze
brak, waardoor een man aan een zijner armen
ernstig, een ander in lichte mate werd gekwetst.
Dezer dagen, des morgens te half-
acht, kwam bij een winkelier in hoeden en petten
te Delft iemand om een pet te koopen. Terwijl
de meid, die alleen in den winkel was, zich een
oogenblik verwijderde, om haar meester iets te
vragen, maakte de vreemdeling zich meester van
een gouden horloge, dat in de kamer achter den
winkel lag, en maakte zich uit de voeten. De dief,
een Rotterdammer, is echter bij de politie bekend
en zal wel spoedig in hare handen vallen.
Zaterdag-ochtend begaf zich een kra
mer te Delft, met zijne galanteriekraam op de
groote markt staande, voor zaken naar Leiden.
Toen hij 's namiddags terugkwam, was zijn be
diende J. v. O., een Belg, verdwenen en met
hem eene som van p. m. 550 fr., die geborgen
was in een lederen lasch welke zich bevond in
eene gesloten koffer. De politie te Delft heeft
onmiddelljjk getelegrapheerd aan die te Rotter
dam en te Brussel, om den dief zoo mogelijk op
te sporen.
De Vrijdag bij de oefening in de dui
nen bjj Zandvoort doodgeschoten infanterist heette
P. Umans en verdiende voor zijne moeder (eene
weduwe) en een gebrekkigen broeder den kost.
Bij de Zaterdag gehouden lijkopening zijn een
kogel en een gedeelte van een knoop in het
lichaam gevonden.
Vrijdag-avond kostte het baden ook
te Alblasserdam een ofler. Een jongeling, van zijn
werk komende, wilde zich in een der balkgaten
verfrisschen, waagde zich te ver en verdronk.
Donderdag had te Hagenstein een
treffend ongeval plaats. Twee kinderen van 6 en
3 jaren van den landbouwer K. vermaakten zich
achter de landhoeve in de nabijheid van de zoo
genaamde Biezen wetering en hadden het ongeluk
in die vaart te vallen. Op hun hulpgeschrei kwam
men wel spoedig toeschieten, doch helaas te laat,
daar zij reeds opgehouden hadden te leven.
De boeren in Eierland op Tessel ver
drijven nu de ralten door kippen. Die zoogenaamde
„bollekippen" hebben gem staart en ruiken zoo
onpleizierig, dat zelfs de ratten haar ontloopen.
De boeren, en dat is het aardigste, ruiken er
niets van.
De burgemeester van Tilburg deelt
het volgende mede omtrent hetgeen aanleiding kan
gegeven hebben tot het bericht, dat te Tilburg
eene non uit het klooster gevlucht, doch aan het
station aangehouden en wederom naar het klooster
teruggevoerd is: „Eene der liefdezusters uit het
klooster aldaar, die nu en dan blijken gaf wat
zwak van hoofd te zijn, verlangde, tot herstel
harer gezondheid, eene bedevaart te doen. Zjj
verlaat stilzwijgend het gesticht, wandelt te voet
naar 's-Hertogenbosch (vier uren van Tilburg),
gaat daar een paar uren in de St.-Janskerk bid
den en bezoekt vervolgens hare ouders, die haar
naar de aldaar gevestigde afdeeling van het lief
degesticht te Tilburg geleidden. Den volgenden
morgen komt de Tilburgscbe nou, vergezeld van
eene Bossche non, per spoor terug, beiden be
geven zich naar het gesticht, waar de eerste
wederom wordt opgenomen en waarmede de ge
heele affaire is afgeloopen."
Het Journal Officiel maakt melding
van een dezer dagen te Parijs ontcijferd manu
script, waaruit blijken zou dat Gultenberg in 1422
te Mainz gerechtelijk vervolgd is, beschuldigd van
het vermoorden van een zijner ooms, maar vrij
gesproken is na eene vrij langdurige gevangenschap.
ft echtzaken,
Gewezen vonnissen in strafzaken door het kan
tongerecht te Leiden dd. 23 Augustus,
wegens3 het ophalen en vervoeren van asch
en vuilnis zonder vergunning; 2 bestuurder
zijnde van een voertuig, bespannen met paarden,
de gegeven bevelen van de politie niet te hebben
opgevolgd; 1 het houden van een meststaal
zonder vergunning; 3 ongemuilbande honden
op straat gelaten2 het rijden op de klinker
straat 2 het werpen van vuil in gemeentewa
ter; 1 spelen om centen op straat; 1 aan
den openbaren weg datgene verricht te hebben,
waartoe urinoirs bestemd zijn.
Vrijdag werd bij de rechtbank te Groningen
behandeld de zaak van den brugwachter P. Hanja,
door wiens onbedachtzaamheid in den laten avond
van 22 Juli jl. het spoorwegongeluk nabij Sappemeer
plaats had, dat overigens gelukkig is afgeloopen.
Bij de behandeling der zaak is gebleken, dat de
onbedachtzaamheid van genoemden brugwachter
daarin heeft bestaan, dat hij, nadat te halfacht
een trein goed en wel de brug was gepasseerd,
naar Sappemeer was gegaan, waar het toen kermis
was en bij zijne terugkomst in den laten avond
zich niet had vergewist of de brug nog goed ge
sloten was. En dit nu juist was niet het geval,
vermits het 15-jarig dochtertje van Hanja, ge
durende zijne afwezigheid en die van de goeder,
in weerwil van het verbod om zulks te doen,
de brug had opengedraaid om een schip door te
laten passeeren en niet krachtig genoeg was om
de brug weder volkomen te sluiten. Zij had niets
er van verteld, dat zij het verbod had overtreden^
Vandaar het déraillement op de brug. Het O. M.
kon geene termen vinden om de laagste straf te
eischenhet vroeg 6 maanden gevangenisstraf in
eenzaamheid te ondergaan, en veroordeeling in de
kosten van het geding.
Men zal zich herinneren dat in den namid
dag van den 21sten Juli II. aan den Zijpschen
weg, nabij Sonsbeek onder Arnhem, een artillerist
werd doodgeschoten door een in het nabijgelegen
artilleriepark op wacht staanden militien-infante
rist. De laatstgenoemde, G. E. Gonlay, werd des
wege door den krijgsraad in staat van beschuldiging
gesteld wegens manslag en gedetineerd in het huis
van burgerl. en milit. verzekering te Arnhem,
niettegenstaande de beschuldigde verklaarde zijn
op de wacht ontvangen consigne te hebben uit
gevoerd. De benoemde deskundigen, de heeren Dr.
Kerbert, Dr. Woltersom en de officier van ge
zondheid Peltzer, vanwege den krijgsraad belast
met een onderzoek naar den staat der geestver
mogens van gezegden beschuldigde, houden zich
thans bezig met het opmaken van hun rapport,
dat weldra ter beschikking zal zijn van heeren
officieren-commissarissen, belast met de instructie
van militaire strafzaken te Arnhem.
BUITENLAND.
Frankrij li.
Naar thans gemeld wordt, heeft de minister
van binnenlandsche zaken, met het oog op de
komst der Duitsche bedevaartgangers, aan de pre
fecten last gegeven, niet te dulden, dat zij eenige
manifestatie op straat, welke ook, aan den dag leggen.
In den Moniteur leest men dienaangaande:
Niemand in Frankrijk bekommert zich om den tocht
der Duitschers, waarmede de nationale belangen
van het land niets hoegenaamd te maken hebben.
Zeker, Frankrijks bodem staat voor ieder vreem
deling openmaar de regeering heeft het recht,
en 't is zelfs haar plicht, maatregelen te nemen
tegen elke opeenhooping van menschen en tegen
het ontplooien van banieren of het tentoonspreiden
van insigniën, waardoor de rust zou kunnen worden
verstoord. Zij zal dien plicht dan ook onder alle
omstandigheden nakomen. Frankrijk moet ten
opzichte van den kerkelijken strijd in Duilschland
eene zeer behoedzame houding in acht nemen.
De nationale vergadering, het gouvernement en de
openbare meening zijn het hieromtrent volkomen
eens. Sedert 1871 heeft Frankrijk aan dit beginsel,,
in 't belang des vredes, stipt vastgehouden. En
dit valt ons te gemakkelijker, aangezien wij het
geluk hebben hier godsdienstvrede te hebben. In
't belang des vredes ware het wenschelijk, dat de
Duitschers het Fransche grondgebied niet gebruikten
voor hunne godsdienstige twisten, en dat zij, ons
voorbeeld volgende, eene behoedzaamheid in acht
namen, die door de omstandigheden dringend
geboden is.