LEIDSCH DAGBLAD. N0. 4701. A0. 1875. Vrijdag li Juni. HET DERDE EEUWFEEST. STADS- BERICHTEN. Wat de Maskerade belooft. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1. Franco per postn 1.40. Afzonderlijke Nommersn 0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIES Van 16 regelsf 1.05. Iedere regel meer0.174. Grooterc letters naar plaatsruimte. TCene herinnering; aan| de Leidsche [Maskerades VAN VROEGER EN LATER, benevens eene beschrijving van den GECO§TÜ9IEERDE[N OPTOCHT le honden ter viering van het 300-jarig jubilé der Leidsche Hoogeschool op Dinsdag 15 Juni 187 5. Deze PREJIEE zal vóór de Maskerade voor de Abonné's verkrijgbaar worden gesteld, terwijl ze ook hun, die nog niet op het Ceidsch Dagblad hebben ingeteekend, doch zich Tan heden af op deze Courant abonneeren, zal worden aangeboden. Alleen zal voor emballage 10 cents in rekening worden gebracht. Voor hen, die niet op het Leidsch Dagblad geabonneerd zijn, doch deze beschrijving eveneens wenschen te bezitten, zal ze tegen den prijs van 1.worden verkrijgbaar gesteld. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Gezien art. 8 der Verordening van den 4den Mei 1872 (Gemeenteblad n°. 11); Brengen ter algemeene kennis dat tot het laten in schrijven van nieuwe leerlingen voor de openbare scholen voor voorbereidend en voor meer uitgebreid lager onderwijs gelegenheid gegeven wordt: voor die voor voorbereidend onderwijs voor jongens en meisjes, in het Schoolgebouw aan de Oude Vest-, voor die voor meer uitgebreid onderwijs: der 1ste klasse, voor jongens, in het tijdelijk schoollokaal in de Stadssaal der 1ste klasse, voor meisjes, in het Schoolgebouw op de Boommarkt der 2de klasse, voor jongens, in het Schoolgebouw in de Pieterskerkstraat der 2de klasse, voor meisjes, in het Schoolgebouw op de Br eestraat; en wel van den 7den tot en met den 19den Juni e. k., ■dagelijks (behalve op Zondag en van 14 tot 16 Juni), van des voormiddags hal/negen tot negen uren, en op Woensdag en Zaterdag, .daarenboven, van twaalf tot twee uren des namiddags. En geschiedt hiervan afkondiging door plaatsing in de Leidsche Courant. - Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 3 Juni 1875. "Wie zich heeft voorgesteld dat de maskerade bij gelegenheid van het driehonderdjarig jubilé onzer Academie iets buitengewoons zal zijn, zal zich wij zijn er zeker van in die verwachting niet zien teleurgesteld. Althans een enkele blik in het programma van den gecostumeerden optocht geeft alle recht tot die onderstelling. Reeds het onderwerp der maskerade brengt dat mede. Het geldt thans niet de aanschouwelijke voorstelling van een enkel feit, zooals de intocht van een vorst binnen een of andere stad; neen, ditmaal zal een geheel tijdperk worden weerge geven, loopende van de stichting onzer Hoogeschool tot omstreeks het einde der vorige eeuw; gelegen heid dus genoeg, om over een zoo langdurig tijdvak een veelomvattend programma samen te stellen. Waar men heeft willen voorstellen „de Leidsche hoogeschool, afgebeeld in de beroemdste en merk waardigste mannen, die van haar stichting af hun naam aan den haren hebben verbonden", spreekt het wel van zelf dat men in de eerste plaats heeft te denken aan wat men zou kunnen noemen de stichlingsgroep, waarvan natuurlijk prins Willem I de hoofdfiguur vormt. Reeds onmiddellijk na het voorbijtrekken van het traditioneele muziekcorps, gevolgd door de niet minder traditioneele trompetters te paard, die den banierdrager van Leiden en Holland, jonker Hendrik Pietersz. Wassenaer, vooraf gaan, worden wij aan het belegerings- en stich tingstijdperk herinnerd in den persoon van Jhr. Johan Van der Does, den bevelhebber der gewa pende burgerij, later curator der Leidsche hooge school. Een afdeeling schutters is hier als militair element even juist op hun plaats als de banierdragers en hoofdlieden van verschillende gilden de burgerij vertegenwoordigen bij den burgemeester Pieter Adriaansz. v. d. Werf en den secretaris der stad Jan Van Hout. Dat hierbij ook de Watergeuzen verschijnen met den admiraal van Zeeland, Jhr. Lodewijk van Boisot, die zooveel tot het ontzet der stad toebracht, ligt voor de hand. Volgen een zestal voorloopige professoren, zooals Coolhaze en Van der Nieuborch, benevens de eerste curatoren, waaronder Mr. Paulus Buys, „Raad nevens zijne Excellentie". Die forsche krijgsman te paard is Diderick Sonoy, gouverneur van het Noorderkwartier. Welk een contrast vormt hij met den man met dat diep denkend gelaat, die hem volgt. Nu ge weet dat deze Philips van Marnix, heer van Mont St. Aldegonde, de boezemvriend van den eersten Willem van Oranje is, zult ge begrijpen dat de „vader des vaderlands" niet verre meer is, ook al duidden die pages het niet aan. Daar verschijnt hij, Willem, prins van Oranje, grave van Nassau, van Catzenellbogen, van Vianden, van Dietz, van Buren, en van Leerdam, baron van Breda, van Diest, van Nozeroy en van Besan?oo, markgraaf van Antwerpen, markies van der Veer en van Vlissingen, stadhouder en kapitein-gene raal over Holland, Zeeland, West-Friesland en Utrecht, en terwijl wij u al zijn titels opsommen, hebt ge ruimschoots gelegenheid deo edelen ruiter te bewonderen; ge herinnert u dat hij meer dan die titels had om op te boogen, en slaat tevens een blik op dien stoet van edelen, die 't zich een eer rekent hem te volgen. Deze afdeeling wordt besloten door een bende Staatsche ruiters te paard met hun aanvoerder graaf Van Hohenlo, en eindelijk door een allegorischen wagen, voor stellende: Victoria, die de Leidsche stedemaagd kroont en haar Minerva toevoert, met andere woordende stichting der hoogeschool na het ontzet der stad. Die twee pedellen verkondigen u, dat ge het gebied der geleerdheid betreedt. Eere wien eere toekomt: de curatoren vooraf; en er zijn mannen van naam onder, als Adriaen Pauw, Jacob Gats, Pieter Paulus. Maar al die bekende en beroemde hoogleeraren der verschillende faculteiten, door baar banierdragers voorafgegaan, brengen ons in verlegenheid wien te noemen Donellus of Voe- tius onder de juristen; Arminius of Gomarus, mannen juist niet louter des vredes, al was hun faculteit die der theologie; 's-Gravesande, den wis- en sterrenkundige; de groote Boerhaave heeft zijn meialen kleed afgeworpen en beweegt zich te midden zijner ambtgenoolen van weleer. Maar vooral de banierdrager der literarische faculteit vervult een eervolle taak, waar hij man nen voorafgaat als Lipsius en Scaliger, Heynsius en Salmasius, Gronovius en Hemsterhuis, Ruhnkenius en Valckenarius. Hier geldt het „Academiae decus" bij uitnemendheid. Dat toen evenals nu de doorluchtige telgen uit het huis van Oranje-Nassau de hoogeschool be zochten, daaraan herinneren u al die vorsten, van prins Maurits tot Willem V, omstuwd door hun schitterend gevolg of door mannen van naam uit hun tijd, zooals den waterbouwkundige Simon Stevin, den pensionaris van Leiden Hoogerbeets, Constantijn Huygens. Maar wij mogen niet onvermeld laten de schit terende reeks van vreemde vorsten, die Leidens hoogeschool met een bezoek vereerden, zooals een hertog van Mantua, Frederik V, koning van Boheme, een groothertog van Toscane, Richard Cromwell, een keurvorst van Brandenburg, Gzaar Peter de Groote; of wel builenlandsche wijsgeeren en geleerden, gelijk Milton en Locke, Fielding en Goldsmith, Voltaire en Descartes. Al de namen op te sommen van mannen, die te Leiden studeerden en tevens een groote rol speelden op het tooneel onzer geschiedenis, als Johan en Cornelis De Witt, of, in een later tijd perk, de raadpensionaris der Bataafsche Republiek Mr. Rutger Jan Schimmelpenninck 't zou in een kort bestek als het onze een onbegonnen werk zijn. Eindigen wij daarom met nog alleen gewag te maken van een staatsiekoets uit de helft der zeventiende eeuw, en van een triomfwagen, ver sierd met de vlaggen der natiën, van welke stu denten aan de Leidsche hoogeschool hebben ge studeerd, en gevolgd door een muziekcorps te paard tot sluiting van den trein. Eindigen wij tevens met na deze korte schets onzen lezers te vragen, of wij overdreven met te beweren dat de maskerade van den 15den Juni 1875 iets buiten gewoons belooft. LEIDEN, ÏO Juni. H. M. de Koningin zal de muziekuitvoering in de Hooglandsche kerk morgenavond bijwonen. Wij vernemen dat bij Jan Paedts Jacobs- soon, op den hoeck van de blauwe steen tot Leyden, ter perse is: „Een schoen liedt opt Belegh ende Ontset der Stadt Leyden, ende de triumphante incompste van zijn fantelicke Exel- lentie binnen derselver stadt, op bevel van Burghe- meesteren ende die van den Gerechte gedicht voor de Camere gesegt de witte acoleykens: Liefd' is 't fondament." De brieven, naar Ned.-Indië te verzenden per stoomschip Koning der Nederlandenkunnen ten postkantore alhier bezorgd worden tot 11 dezer te middernacht, drukwerken en monsters tot 6 uren 's avonds. In het belang van het publiek brengen wij in herinnering dat de correspondentie voor Enge land, buiten de bestaande verzendingen, met den dagelijkschen stoombootdienst van Rotterdam op Harwich (uitgezonderd des Zondags) plaats heeft, waarvoor de laatste lichting ten postkantore alhier geschiedt te 12.25 namiddag, welke dienst zoodanig is geregeld, dat de brieven enz. reeds 's morgens te 7 uren te Londen aankomen. Uit Valkenburg wordt ons gemeld, dat de eerste steen van het in aanbouw zijnde schoolge bouw aldaar niet is gelegd door den burgemeester, maar door diens jongsten zoon. In plaats van wijlen den heer F. Vieveen is Dinsdag met 31 van de 47 uitgebrachte stem-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1875 | | pagina 1