LEIDSCH DAGBLAD. N°. 4694. A0. 1875. Donderdag 3 Juni. GYMNASIA. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1. Franco per postn 1-40. Afzonderlijke Noramersn 0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADYF^ïENTIEN: Van 16 regelsf 1.05. Iedere regel meer0.17^. Grootere letters naar plaatsruimte. i. In de laatste zitting van de Tweede Kamer, die thans tot nadere bijeenroeping is uiteengegaan, heeft de Minister van Binnenlandsche Zaken op een vraag van den heer Yan Wassenaer Catwyck geantwoord, dat hij nog niet ver genoeg gevorderd was met de voorbereiding der wet op ~*t hooger onderwijs dat een voorstel kon worden gedaan om in een zomerzitling dat ontwerp te behandelen. Yeler hoop is dus in dat opzicht de bodem ingeslagen, en vooral in onze stad, die zoo groot belang heeft bij alles wat het hooger onderwijs betreft, zal die verklaring van den Minister teleur stelling hebben verwekt. Immers de meerdere of mindere bloei onzer hoogeschool hangt zoo nauw samen met hetgeen de te verwachten nieuwe wet op het hooger onderwijs geven zal, niet zoozeer in de eerste plaats met het oog op de wijziging van het onderwijs aan en de inrichting van die academie zelve, als wel op de geheele reorgani satie, die de inrichtingen van voorbereidend onder wijs voor de universiteiten zullen ondergaan. Onder bevoegde beoordeelaars is het dan ook een uitgemaakte zaak, dat in de eerste plaats wat de gymnasia betreft de grootste behoefte aan een nieuwe wet op het hooger onderwijs wordt gevoeld. Die inrichtingen toch beantwoorden vol strekt niet rneer aan het doel: jongelieden voor te bereiden voor het academisch onderwijs in verband met de eischen, die onze tijd aan de verschillende vakken van weienschap stelt. Werd in vroeger jaren schier uitsluitend de classieke richting gehuldigd, daarnaast zijn, onder den drang van een onmiskenbaren eisch des tijds, de zoogenaamde exacte wetenschappen meer en meer op den voorgrond getreden. Aan dien drang hadden de h. b. scholen haar ontstaan te danken, maar ondanks het groote nut, dat zij ontegen zeglijk reeds hebben gesticht, zal men niet kunnen beweren dat zij de leemte hebben aan gevuld, die het gymnasiaal onderwijs opleverde. Want ook aan de gymnasia wordt die behoefte niet bevredigd, en, mocht de nieuwe wet op het hooger onderwijs tot stand komen volgens de be ginselen, die aan het ontwerp ten grondslag liggen, dan zal ook in hel vervolg die leemte niet worden aangevuld. Wat toch is het geval? Men wil de literarische propaedeusis van de academie naar het gymnasium overbrengen, maar schijnt te vergelen, dat er ook b. v. voor de aanstaande medici een voorbereidend, een propaedeutisch onderwijs bestaat. Het nadeelig gevolg van die naar veler meening onjuiste ziens wijze zal niet uitblijven. Waarheen zal de toe komstige medicus zijn toevlucht moeten nemen, indien alleen het lilerarisch-propaedeulisch onderwijs naar de gymnasia wordt overgebracht? Zal hij dan gedwongen zijn den geheelen langdurigen literarischen cursus aan hel gymnasium af te loopen, tevens met het onaangename bewustzijn dat hij, aan de academie gekomen, andermaal een paar jaar zal moeten besteden aan de voorbe reidende studiën voor zijn eigen vak, zooals botanie, physica enz. Zeker, den medicus en in 't algemeen hem, die zich aan de beoefening der natuurweten schappen wil wijden, geheel verstoken te laten van classieke opleiding, zou niet geraden zijn het nut der classieke studie is zoo onbetwistbaar, dat niemand daartoe zijn-stem zou willen geven; evenmin echter schijnt het aanbeveling te verdienen den zoodanige te noodzaken, ten koste van zijn eigen vak van studie al te veel tijd te besteden aan de beoefening van oude talen, waarvoor hij geen hart heeft. Het middel om die klip te vermijden zou mis schien hierin gelegen zijn, dat ook de propaedeusis voor de exacte wetenschappen naar de gymnasia werd overgebracht, wat natuurlijk bij een reorga nisatie in het oog zou moeten worden gehouden. Gemeenschappelijke opleiding van alle gymnasiasten, onverschillig voor welk vak van wetenschap bestemd, in de twee, drie eerste jaren van den cursus, maar vervolgens afzonderlijk onderricht èn voor hen, die zich meer bepaald aan classieke studiën, èn voor hen, die zich by voorkeur aan de exacte wetenschappen willen wijden. Zoodoende zouden beide rubrieken van toekomstige studeerenden, tusschen wier richting een essentieel verschil be staat, geheel voorbereid aan de hoogeschool komen, zeker zeer in het voordeel van het academisch onder wijs, daar elk hunner zich onmiddellijk uitsluitend zou kunnen wijden aan het door hem gekozen vak van studie. Dat een reorganisatie in dien geest een gun- stigen invloed op den toestand der gymnasia zou uitoefenen is buiten twijfel. Algemeen is de be hoefte, die er gevoeld wordt aan een verbeterde inrichting van die instellingen van onderwijs. Daar van getuigt het groote aantal adressen van adhaesie, althans in het algemeen, aan het aanhangige wets ontwerp tot regeling van het hooger onderwijs, en wel bepaald, zooals nog onlangs de gezamenlijke leeraren van het Haarlemsche gymnasium verklaar den, „opdat hoe eer hoe beter een einde kome aan den onhoudbaren toestand onzer gymnasia", een meening, ook uitgedrukt in de adressen der leeraars van de Arnh. en Utrechlsche gymnasia. De redenen voor den „toestand van verval, waarin dat onderwijs in ons vaderland verkeert," worden door laatstgenoemde adressanten voor een deel en zeker niet ten onrechte gezocht in de wijze van toelating tot de academische lessen, zoowel uit kracht van het aan alle erkende gym nasia en Latijnsche scholen toegekende jus promo vendi als door het admissie-exarnen. De „hoogste klassen", zoo luidt het in dat adres, „worden voor een groot deel verlaten, en door het veelvuldig overhaast vertrek van zoovele medeleerlingen vestigt zich bij de overblijvenden de voor het onderwijs verlammende meening, dat degelijke voorbereiding geheel overtollig is." Dat ongunstig verschijnsel wordt dan toegeschreven aan het feit dat „op eene andere wijze of elders de toelating tot de hoogeschool veel gemakkelijker en veel spoediger verkregen kan worden." In die bewering ligt ongetwijfeld veel waarheid, Toch zijn naar onze meening voor die wanver houding tusschen het aantal leerlingen der lagere en hoogere klassen, die ook op ons gymnasium wordt waargenomen, vele andere oorzaken op te geven, die op de gymnasia zelf te zoeken zijn. LEIDEN, 2 Juni. Er bestaat gelegenheid tot verzending der correspondentie naar Batavia en Padang door mid del van het stoomschip Holland, waarvan het vertrek uit Nieuwediep op den 9den dezer is bepaald. In de buitengewone vergadering der Staten van Zuid-Holland, in April 11. gehouden, werd door eene ad hoe benoemde Commissie een belangrijk rapport uitgebracht over de grondwettigheid en de voortdurende rechtsgeldigheid van het kon. besluit van 17 December 1819, n°. 1, waarbij o. a. aan onze provincie een tal van zeewerende werken in beheer en onderhoud zijn overgedragen. Naar men thans verneemt heeft de minister van binnen landsche zaken zijn voornemen kenbaar gemaakt om de intrekking van dat besluit te provoceeren en het daarheen te wenden, dat de kosten der be doelde werken gebracht zullen worden ten laste van den Staat. Gisteren werd te Amsterdam de jaarlijksche algemeene vergadering gehouden van afgevaardig den der afdeelingen van de Maatschappij van Weldadigheid. Tegenwoordig waren 15 afge vaardigden, uitbrengende 69 stemmen. Het verslag over 1874 werd voorgelezen. Daaruit blijkt dat, hoe groot de belangstelling voor de Maatschappij ook moge zijn bij vele particulieren en instellingen (één persoon, die onbekend wenscht te blijven, schonk reeds f 61,000 aan de Maatschappij), toch over het algemeen onder het groote publiek niet die belangstelling beslaat, die deze edel werkende, echt philanthropische inrichting zoo ruimschoots verdient. De balans over 1874 werd goedgekeurd eene Commissie benoemd tot opneming der balans over 1875. De aftredende commissaris, de heer Mr. J Bieruma Oosting, werd herbenoemd. In plaats van den commissaris A. J. baron Schimmelpenninck van der Oye, die wegens vertrek naar Suriname voor die betrekking bedankt heeft, werd benoemd de heer C. W. graaf Van Limburg Slirum. De begrooting van het jaar 1876 werd medegedeeld, en op voorstel van den heer Jansen, vertegenwoordigende de afdeeling Graaf Van den Bosch, werd aan commissarissen de wenk gegeven op volgende begrootingen het uilgetrokken bedrag tot het verstrekken van voortgezet lager onder wijs te verhoogen. Tevens werd voorlezing en mededeeling gedaan van een in 1876 te behan delen voorstel van commissarissen ter klasgewijze wijziging der tegenwoordige pacht (ad 50) van de hoeven der vrijboeren, zooveel mogelijk in overeenstemming met de getaxeerde respectieve huurwaarde van het land dier boeren. De minister van binnenl. zaken heeft, voor- loopig voor een tijdvak van driejaren, eene Com missie benoemd, welke speciaal belast is met het toezicht op het onderwijs in de vier rijks lagere scholen der Maatschappij van Weldadigheid. Tot leden dezer Schoolcommissie werden benoemd de heeren J. A. C. Wijnaldy, C. J. M. Jongkindt Goninck en J. Cannegieter. Op een nader te bepalen datum zal bij de algemeene rekenkamer een vergelijkend onderzoek plaats hebben voor de betrekking van tweeden klerk bij dat college. Tot hel examen zullen worden toegelaten zij, die op 1 Januari 1875 hun 18de jaar zijn ingetreden, doch op dien datum minder telden dan 23 jaren. De verzoekschriften moeten vóór 14 dezer bij de rekenkamer zijn ont vangen. Nadere inlichtingen zijn te bekomen bij den secretaris, den heer S. De Savornin Lohman. Maandag zijn de president der Tweede Kamer en eenige andere leden van het hoofdcomité der Thorbecke-commissie te Amsterdam geweest, om met B. en Ws. de plaatsen op te nemen, ge schikt voor de plaatsing van het standbeeld van Thorbecke. Te Amsterdam zal na afloop van de uit reiking der onderscheidingsteekenen aan de Ned. inzenders, behaald op de Weener tentoonstelling, den 7den Juni a. s. door de exposanten een diner worden gegeven in het Amslelhotel, waarop o. a. I zijn genoodigd Z. IC. H. Prins Hendrik, de minis'ers, de Oostenrijksche gezant, de leden der

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1875 | | pagina 1