LEIDSCH
DAGBLAD.
N°. 4619.
A°. 1875.
Woensdag
3 Maart.
S T A D S - B E 1\ I C H T E N.
MULTATÜLI'S VORSTENSCHOOL.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.
Franco per postn 1*40.
Afzonderlijke JNommere0.02.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIES
Van 16 regelsf 1.05.
Iedere regel meern 0.174.
Groolere lettere naar plaatsruimte.
NATIONALE MILITIE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN,
Gelet op art. 150 der Wet op de Nationale Militie, van
den 19den Augustus 1861 (Staatsblad N°. 72);
Noodigen de lotelingen dezer gemeente, die verlangen
bij de Zeemilitie te dienen, uit zich daartoe aan te
melden vóór den lslen April aanstaande, op een der
werkdagen, tusschen des Voormiddags tien en des na
middags drie uren, ter Secretarie dezer gemeente.
En geschiedt hiervan openbare kennisgeving door plaat
sing in de Leidscke Courant.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester.
E. KLST, Secretaris.
Leiden, 1 Maart 1875.
1IER-IJH.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN,
gezien het besluit van de Gedeputeerde Staten der pro
vincie Zuid-Holland, van den 21sten December 1874, n°.
6/1 Provinciaal Blad n°. 124), houdende bepaling van de
tijdstippen van den her-ijk der maten en gewichten in de
verschillende gemeenten in deze provincie, voor het jaar
1875; herinneren den ingezetenen dezer gemeente hunne
verplichting, overeenkomstig art. 15, lelt a., der Wet van
den 7den April 1869 (Staatsblad n°. 57), tot het doen her
ijken van alle reeds in gebruik zijnde maten, gewichten
en weegwerktuigen, onder mededeeling dat daartoe door
den ijker zitting wordt gehouden in het lokaal van den
ijk, op de Aalmarkt, naast de Gemeente-apotheeken wel:
voor de gewone gewichten, benevens de maten en strijkers,
voor wijk VIII, op den 3, 4, 5, 9, 10 en 11 Maart,
de buitenwijk, op den 12 Maart,
voor de gewichten voor iijne weging, in gebruik bij medi-
cijnbereiders, goud- en zilversmeden, speciehandelaars,
beleenbankhouders en verdere m goud en zilver handelende
personen,
voor wijk I, II, III, IV en V, op den 16 en 17 Maart,
VI, VII, VIII en de buitenwijk, op den 18 en
19 Maart,
telken dage van des morgens 9 tot des namiddags 3 uren;
en wijders na den 29slen Juli, iederen Woensdagen Zater
dag van 9 tot 1 uur.
Tevens worden de belanghebbenden er op gewezen:
a. dat zij verplicht zijn hunne maten en gewichten, be
hoorlijk droog en schoon, bij den ijker, op voorschreven
dagen, tot het ondergaan van den her-ijk te bezorgen;
b. dat zij die zulks verzuimen of daarin verhinderd
worden, voormelde rnaten en gewichten vóór den lsten
October nog aan den ijker op de daarvoor aangegeven
dagen ter her-ijking moeten aanbieden; en
c. d.at, na het eindigen van den termijn van den her-ijk
het gebruiken of voorhanden hebben van maten en ge
wichten, niet voorzien van de vereischte sternpelmerken,
volgens art. 29 der bovenaangehaalde wet, verboden en
straf baar is.
Eindelijk wordt ter kennis van de belanghebbenden
gebracht, dat volgens besluit van den Minister van Bin-
nenlandsche Zaken, van den Ssten December 1874, de
letter H, in den gewonen drukvorm, schuin gesteld, be
stemd is tot goedkeuringsmerk zoowel van den ijk als
van den her-ijk.
En geschiedt hiervan openbare kennisgeving door aan
plakking en door plaatsing in de Leidsche Courant.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
y. d. BRANDELER, Burgem.
E. KIST, Secretaris..
Leiden, 31 December 1874.
ii.
In het vierde bedrijf worden wij binnengeleid
in hel kamertje van Hanna, waar wij kennis
maken met haar minnaar Albert, die haar een
proefje van zijn dichterlyk talent voorleest. Dat
rustig tafereeltje wordt op eens verstoord door de
verschijning van haar broeder Herman, die Puf
met zich voorlsleurt, Puf, den dronkaard en leuge
naar, die nauwelijks de helft heeft van het aantal
kinderen, dat hij de koningin opgaf. Nu eerst
begint zich de intrige van Van Huisde te ontspin
nen. Deze heeft, om den schijn te vermyden dat
Van Weert der koningin een nachtelijk bezoek
bracht een bezoek trouwens dat het tegen
overgestelde van iets onedels bedoelde het
doen voorkomen of deze des nachts bij Hanna
verscheen en Puf een geldbeurs had ter hand
gesteld, die hij beweerde op de trap naar Hanna's
kamer te hebben verloren, en de boekdrukkers
knecht had dientengevolge, van de pleegmoeder
zijns kinds sprekende, een uitdrukking gebezigd,
die den toorn van Herman maar al te zeer wettigde.
Spoedig echter gelooft de broeder weder aan
haar onschuld, maar deze is daarmede nog niet
voor de kwaadsprekende wereld bewezen.
In de tweede afdeeling van hetzelfde bedrijf
treffen wij in Hanna's kamertje de koningin met
haar hofdame De Walbourg aan. Onder een gesprek,
dat door voorgewende kiespijn der laatste opzet
telijk wordt gerekt en waarin Hanna hare omstan
digheden blootlegt, treedt Herman binnen en
verklaart, dat hij nu althans iets weet, den naam
(Van Weert) van den man, die „zoo iets'1 aan
het hof is en Hanna 's naam in opspraak heeft
gebracht. Nu volgt een belangwekkend tooneel.
De barschheid van Herman tegenover de hem
onbekende vorstin, die nu den samenhang begint
te begrijpen en op edelaardige wijze de beleedigde
Hanna aanspoort alles in het werk te stellen om
haar goeden naam te zuiveren, wat deze afwijst
uit vrees van de koningin een smet aan te
wrijven; het streven van De Walbourg om haar
gebiedster te doen vertrekken, ten einde haar te
vrij waren voor het vernemen van nog meer woorden,
die haar verre van aangenaam kunnen zijn, im
mers Albert heeft reeds verklaard, dat men overal
vertelt, dat Van Weert de minnaar der koningin
is, dal alles vormt een pikant tafereel. De ver
schijning van Hesselfeld in het gewaad van een
lakei geeft eindelijk aanleiding lot de ontdekking
dat de vreemde dame, die zich onder het nederige
dak der naaister bevindt, de koningin in persoon is.
Het vijfde of laatste bedryf eindelijk brengt
ons weder op Louises Rust, thans in een wa
rande, waar wij eerst alleen De Walbourg aan
treffen. Spoedig verschijnt de koning, die gebukt
gaat onder het besef dat hij zijn onschuldige ge
malin ten onrechte heeft verdacht, en thans al
het mogelijke wil doen om zijn fout weer goed
te maken, wat blijkt uit zijn gesprek met de
hofdame. Men zou dit tooneel de „strafoefening"
of wel de „eerherstelling" kunnen noemen. Van
Huisde, de intrigant, die aanleiding had gegeven
tot het geheele hofkabaal, is op dit uur bij de
koningin ontboden en krijgt de koning is in
middels afgetreden in de koelheid, waarmede
de hofdame hem bejegent, reeds een voorproefje
van hetgeen hem van de vorstin te wachten staat.
De auteur, die in zijn rol optreedt, heeft bij het
nu volgend bijtend onderhoud met de beleedigde
koningin, die tevens Hanna in haar eer wil her
stellen, geen gemakkelijke laak, daar het van de
nuanceering in de actie, waarop 't hier voor hem
bijna uitsluitend aankomt, zal afhangen of hij zal
voldoen. Reeds door de ironische wöoiden der
vorstin ten diepste vernederd, ziel Van Huisde zich
eindelijk gedwongen Hanna, die met Herman en
Albert tegenwoordig is, geknield om vergeving te
smeeken en kan eindelijk vertrekken met de over
tuiging dat hij in ongenade is gevallen.
Na het aftreden van alle overige personen be
halve de vorstin verschijnt de koning opnieuw,
nu om te verklaren dal hij „anders wil worden
dan hij was." De woorden, die hij ten slotte
spreekt, geven op treffende wijze de geheele
strekking van het drama weder: „Ik wil als gij,
Louise, mijne plaats verovren in hel hart des
j Volks"Daarom omschreef Multaiuli zelf den
j den titel „Vorstenschool" in de volgende bewoor-
dingen: „Vluchtige schets van een paar verschil
lende wijzen waarop hooggeplaatste personen hun
roeping zouden kunnen opvatten."
Zoo we ons een paar opmerkingen wilden ver
oorloven. zouden we vragen of de schrijver op
pag. 68 (nieuwe uitgave van G. L. Funke) bij
het nederschry ven der overigens zoo kernachtige
regels: „Elke terz van een seconde draagt z'n
navelmerk als wij", niet eenigszins uit het oog
heeft verloren, dat hij die woorden eener vorstin
of, rneer algemeen, eener beschaafde vrouw in den
mond legde. Men behoeft zeker nog geen purist
te zijn om tot die meening te komen. Zoo ook
klonk ons de uitdrukking „Scheer je weg!" (pag.
98) in haar verband wel wat zonderling in de
ooren. Maar wij zeiden het reeds, wij zouden ons
van alle critiek onthouden. Wie zou zich bij zoo
veel schoons ook aan een wellicht nog subjectief
oordeel willen wagen?
Sporen wij liever onze lezers aan gebruik te
maken van het zeldzame genot, dat ons tooneel
morgenavond zal aanbieden. Is zulk een aanspo
ring overbodig met het oog op de actrices en
vooral op den auteur, wiens werk zeker geen
aanbeveling behoeft, zij kan haar nut hebben
voor het tooneelgezelschap, dat den moed had
een laak te ondernemen, waarvoor anderen terug
deinsden. Moge het in een drukke opkomst een
bewijs van waardeering erlangen!
LEIDEN, 2 Maart.
Blijkens een regeeringstelegram uit Indië,
dd. 27 Februari, had generaal-majoor Pel den
23sten Februari geseind: Den 15den Februari
zijn drie versterkingen genomen in Larnara, be
zuiden Mandarsa Poeti. Aan onze zijde gesneuveld
1, gewond 17, waaronder de 2de luitenant Pope
lier. De vijand leed een gevoelig verlies. Den 17den
Februari is zonder tegenstand eene versterking
gevestigd in Tibang. De gezondheidstoestand is
treurig.
Het stoomschip Voorwaartsvan Nieuwe-
diep naar Batavia, is 28 Febr. des ochtends te
Port-Saïd aangekomen en zou 1 Maart de reis
voortzetten; de Java, van Nieuwediep naar Ba
tavia, is 26 Febr. le Aden aangekomen en heeft
den volgenden dag de reis voortgezet.
De N. R. Ct., die, gelijk bekend is, niet
zeer met mej. Krüseman is ingenomen, zegt over
de eerste opvoering der Vorstenschool, gister
avond te Utrecht, het volgende: Het publiek nam
in 't begin eene afwachtende houding aan en
bleef verder vrij kalm. Een ontijdig applaus van
het parterre werd herhaaldelijk gesust; enkele
passages werden levendig toegejuicht. De geest
drift der studenten gold meer den auteur dan de
vertooners. Het eerste bedrijf slaagde zeer goed
mej. Mina Krüsernan was toen vrij gelukkig. Het
tweede bedrijf maakte niet het verwachte drama
tisch effect. Spiridio (de heer Van Zuylen) was
j goed, de Koning (D. Haspels) zeer goed. De
redevoeringen der Koningin in het derde bedrijf
(door den auteur, volgens het affiche „ter wille
van de scenerie" een weinig bekort) werden zeer
veel verkort voorgedragen. Indruk maakten zij
niet, dew'yl zij mat, eentonig en met zwakke stem
werden voorgedragen. De tooneelen in Hanna's
kamer (vierde bedrijf) slaagden beter. Mej. Elize
Baart is zeer jong, ook in de tooneelspeelkunst,
'i maar had goede momenten. Bovendien, die scènes
j troffen. Het laatste bedrijf, ofschoon de heer
J. Haspels (Van Huisde) en de heer D. Haspels
(de Koning) uitstekend speelden en mej. Krüse
rnan haar best deed, was mat. Het parterre riep
Multaiuli op het tooneel, doch de regisseur deelde