LEIDSCH DAGBLAD. N°. 4606. A0. 1875. Dinsdag 16 Februari. STADS-BERICHTEN. Academische Dissolving-views. PRIJS DEZER COTJRAJVT: Voor Leiden per 3 maandenf 1. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommersn 0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER AD VERTESTIEN: Van 16 regelsƒ1.05. Iedere regel meer...,Jn 0.17$. Grootere letters naar plaatsruimte. IIER.IJK. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, gezien hel besluit van de Gedeputeerde Staten der pro vincie Zuid-Holland, van den 21sten December 1874, n°. 6/1 Provinciaal Blad n°. 124), houdende bepaling van de tijdstippen van den her-ijk der maten en gewichten in de verschillende gemeenten in deze provincie, voor het jaar 1875; herinneren den ingezetenen dezer gemeente hunne verplichting, overeenkomstig art. 15, lett. a., der Wet van den 7den April 1860 'taaisblad n°. 57), tot het doen her ijken van alle reeds in gebruik zijnde maten, gewichten en weegwerktuigen, onder rnededee'ing dat daartoe door den ijker zitting wordt gehouden in het lokaal van den ijk, op de Aalmarkt, naast de Gemeente-apotheek, en wel: voorde gewone gewichten, benevens de maten en strijkers, voor wijk VII, op den 17, 18, 19, 23, 24, 25 en 26 Fe bruari en 2 Maart, VIII, 3, 4, 5, 9, 10 en 11 Maart, de buitenwijk, op den 12 Maart, voor de gewichten voor fijne weging, in gebruik bij rnedi- cijnbereiders, goud- en zilversmeden, speciehandelaars, beleenbankhouders en verdere in goud en zilver handelende personen, voor wijk I, II, III, IV en V, op den 16 en 17 Maart, VI, VII, VIII en de buitenwijk, op den 18 en 19 Maart, telken dage van des morgens 9 tot des namiddags 3 uren; en wijders na den 29sten Juli, iederen Woensdag en Zater dag van 9 tot 1 uur. Tevens worden de belanghebbenden er op gewezen: a. dat zij verplicht zijn hunne maten en gewichten, be koorlijk droog en schoon, bij den ijker, op voorschreven dagen, tot het ondergaan van den her-ijk te bezorgen; b. dat zij die zulks verzuimen of daarin verhinderd worden, voormelde maten en gewichten vóór den lsten October nog aan den ijker op de daarvoor aangegeven dagen ter her-ijking moeten aanbieden; en c. dat, na het eindigen van den termijn van den her-ijk het gebruiken of voorhanden hebben van maten en ge wichten, niet voorzien van de vereischte stempel merken, volgens art. 29 der bovenaangehaalde wet, verboden en strafbaar is. Eindelijk wordt ter kennis van de belanghebbenden gebracht, dat volgens besluit van den Minister van Bin- nenlandsche Zaken, van den 8sten December 1874, de letter II, in den gewonen drukvorm, schuin gesteld, be stemd is lot goedkeuringsmerk zoowel van den ijk als van den her-ijk. En geschiedt hiervan openbare kennisgeving door aan plakking en door plaatsing in de Leidsche Courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgem. E. KIST, Secretaris. Lat den, 31 December 1874. „Den eersten dag student." Hoeveel duizenden er sedert de stichting onzer Academie tot aan haar driehonderdjarig jubilé reeds in dien eigenaardigen toestand hebben verkeerd, zou het „Album studi- osorum" in juiste cijfers kunnen uitmaken. Zoo veel is zeker, dat die eerste dag van het student schap in verschillende tijden ook op geheel andere wijze werd doorgebracht, ja dat de levensuitingen zelfs van hen, die dezen dag gezamenlyk beleven, zich lang niet alle onder denzelfden vorm voor doen. Dit neemt niet weg dat dit abnormale et maal want ondanks de vermoeienissen der voorafgegane inauguratie wordt die eerste dag met den volgenden nacht niet zelden tol één geheel van leven en actie aaneengeregen zooveel ka rakteristieks aanbiedt, dat al de bijzonderheden, die het veelal oplevert, uiterst geschikt zijn ze tot een type te vereenigen. Dat deed Mr. P. Broos- hooft in de dezer dagen verschenen tweede afle vering zijner „Academische Dissolving-views" met de woorden, waarmee wij deze regelen begonnen, tot opschriften gaf reeds de voor eenigen tijd gepubliceerde eerste aflevering een goeden dunk van hetgeen volgen zou, dit tweede proefje van den talentvollen schrijver is alleszins geschikt de verwachtingen der lezers te bevredigen. Het onderwerp, een beschrijving van den eersten dag van het studentschap, behoort zeker niet tot de gemakkelijkste. Dien dag, men zou hem een J dag van reactie, volgende op het inauguratie-feest, kunnen noemen, maar tevens ook een dag van j actie, waarop de jeugdige zoon van Miverva het eerst als zoodanig optreedt. Terecht wordt de lezer dan ook terstond bin nengeleid in een slaapkamer, waar hij kennis maakt met den hoofdpersoon van het tafereeltje, die het na zijn nachtelijke thuiskomst niet tot zijn ledikant heeft kunnen brengen, maar op een „hoopje vuil goed" in slaap is gevallen als een sprekend of liever zwijgend toonbeeld van iemand, die te veel aan Bacchus heeft geofferd. Reeds terstond by de beschrijving van de ver warring, die in het slaapvertrek heerscht. treft ons de eigenaardige wij zouden het willen noemen vergelijkende schrijftrant van den auteur, die aan elke bladzijde nieuwe frischheid geeft en voor eentonigheid bewaart. Vandaar de zoo menigmaal voorkomende woordjes „alsof", „als" enz., die echter nimmer vervelen, omdat zij dienen om onder geheel anderen en daardoor verrassenden vorm twee gelijke denkbeelden te verbinden. Maar wij zouden vergeten, dat het volstrekt ons doel niet was de nieuwe pennevrucht van den heer Brooshooft tot in bijzonderheden te ontleden. De eerste dag van het studentschap is voor een zoo minutieuse bezigheid ook niet geschikt. Meer in overeenstemming daarmee zou 't zijn den slaper van zooeven, Jan Karei Van Noord, met zijne tafelvrienden te volgen naar de „kroeg", die thans reeds tot het verledene behoort, met „haar zijkamertje aan de eene en haar pijpenla aan de andere zijde der groene voordeur", de kroeg, die „op de nieuw aangekomenen den indruk maakt alsof zij een vreemdsoortige fabriek in volle wer king zijn binnengetreden." Maar daar betrap ten wij den schrijver onwillekeurig alweder op een vergelijking. Een aangename afwisseling levert de kennis making op met andere personen, waarmede de jeugdige studiosi in aanraking komen, zooals Keesje Kalk, de oppasser van den ouden stempel, en Jans, de behaagzieke gedienstige van Van Noords hospita, in tegenstelling met het snoeperige, maar toch zedige Betje, in staat om zelfs de eerzame leden van het bekende dameskransje van onzen Lauriïlard, die vonden dat het „zoo erg was met de meiden" in alle opzichten te voldoen. Doch oni het bijwerk te beschouwen, dwaalden we van het hoofdtafereel af. Toch is het zeer bezienswaardig. Al zou men liever niet met Van Noord en een zijner vrienden den nacht door brengen in de politiewacht, of na afloop van het eerste vriendenmaal in juist niet zoo geheel nuch- teren toestand meerijden naar „Den Deyl", toch zal men moeten bekennen dat de beschrijving zelfs van die tooneeltjes van bovenmatige opgewonden heid niet aan onkieschheid mank gaat, en al moge menige huismoeder het hoofd schudden, als zij leest van al de verschillende gerechten, die tot projectielen werden gebezigd, zij stelle zich gerust en bedenke dat het „de eerste dag van het studentschap" was. Beter zal haar zoo menige fijne opmerking, zoo menige juiste greep uit het leven bevallen, die een zekere moraal bevat, welke men zoo gaarne aanneemt, omdat zij in vorm en verband zooveel aantrekkelijks bezit. Die brief eener zuster na den in ongebondenheid doorge- brachten nacht; dat nog kort te voren aangelegde cahier van ontvangst en uitgaaf, dat hem thans in handen komt nu hij zelfs in de verste verte niet kan berekenen wat hij in de laatste 24 uren heeft doorgebracht ze geven veel te denken. Gaan wij niet verder! Dat wij de lezing der tweede aflevering van de „Academische Dissolving- views" aanbevelen, zal niemand, na hetgeen wij boven nederschreven, verwonderen. Men neme het boekske ter hand en oordeele zelf! Vooral in een Academiestad mag dergelijke lectuur niet onbekend blijven. LEIDEN, 15 Februari. Naar aanleiding der herstelling en het weder- optreden van mevrouw Kleine in „Maria Stuart", waarvan Donderdag a. s. volgens achterstaande kennisgeving door de Vereenigde Tooneelisten in onzen Schouwburg eveneens eene voorstelling zal gegeven worden, schrijft de in de tooneel- wereld gunstig bekende J. H. Róssing onder den titel „Een herstelde kranke" o. a. het volgende: Aan den avond van den lOden Februari trad zij wederom op, niet als een zwakke, eene krachte- looze, maar als Koningin. Hare keuze was gevallen op Schillers „Maria Stuart", vertolkt door Ten Kate, voor het tooneel bewerkt door Veltman. Zeker een waardige, een gepaste keuze, na weken lijdens en strijdens. Een groote menigte was saamgevloeid om haar te bewonderen, haar te waardeeren, maar bovenal om blijk te geven van innige blijdschap over. haar herstel. Daar treedt ze op een algemeen gejuich een regen van bloemtuilen en kransen met sierlijke linten fanfares van 't orkesteen kunste nares diep bewogen Het derde bedrijf is aangrijpend schoon. Maria Stuart komt uit haar kerker, zij drinkt weer de frissche, de heerlijke, de goddelyke lucht. Elisabeth nadert. Een tooneel van trots en zelfverloochening, doch dat eindigt met herleving van vroegere fier heid en in gekwetste majesteit verkeert. Dat deel is het glanspunt van mevr. Kleines spel. Zeggingskracht, gelaatsverandering, sober geba renspel dat alles is onovertrefbaar. In plaats van toe te juichen, blijft men onbeweeglijk; het spel is te wegsleepend, doch het blijde handge klap wekt u uit den droeven toestand; harts tochtelijk klapt ge mee en bewondert den fijnen smaak van hen, die dat oogenblik hebben gekozen om hun kransen en bloemen der kunstenares te vereeren. -Bij de heden gehouden openbare verkoo- ping van Cokes op het raadhuis alhier van par tijen van 100, 50, 10 en 5 hectoliters waren de hoogste prijzen f 50, f 25.50, 5.40 en f 2.65; de laagste f 50, f 25.00, f 5.00 en f 2.50. In de zitting der Tweede Kamer van Zater dag deed de heer Van Eek eene vraag aan den minister v. binnenl. zaken betreffende het Nieuwe Academiegebouw te Leiden. Spr. wenschte, dat tot die verbouwing niet worde besloten alvorens de wet op 't Hooger Onderwijs is vastgesteld; vroegere klachten deswege hebben weinig weer klank gevonden, zoodat hij de Kamer daarmede niet te lang zou ophouden. Maar toch wilde hij er nogmaals op aandringen dat de plannen van het te maken werk en de adviezen der deskun digen aan de Kamer worden overgelegd, in verband met de kosten en met de daar te stichten musea. Spr. verzocht den minister de Kamer daarmede in kennis te brengen, alvorens eene beslissing te nemen. De minister van binnenl. Zaken gaf daarop ten I antwoord dat, indien er quaestie was aan een lid der Kamer of der Kamer in 't geheel de teeke-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1875 | | pagina 1