LEIDSCH DAGBLAD. N°. 4556. A°. 1874. Donderdag 17 December. STADS-BERICHTEN. EEN BELANGRIJK VERSLAG. cèoO va-' v?ïï PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven, PRIJS DER ADVERTENTIES: Van 16 regelsf 1.05. Iedere regel meer0.174- Grootcrc letters naar plaatsruimte. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, In aanmerking nemende dat de eerste en tweede Kerstdag dit jaar op Vrijdag en Zaterdag, en de Nieuwjaarsdag op Vrijdag zullen invallen; Herinneren bij deze den belanghebbenden dat, ngevolge de verordening van 9 Januari 1868 [Gemeenteblad n°. 1), de BEESTENMARKT, in plaats van op Vrijdagen 25 December en 1 lanuari, zal worden gehouden op Woensdag <len 23sten en op Woensdag den 30sten December e. k., terwijl de gewone WEEKMARKT, n plaats van op Zaterdag 26 December, zal plaats ïiebben op Donderdag den 24sten bevorens. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRAN DELER, Burgemeester, E. KIST, Secretaris. Leiden, 9 December 1874. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Gezien de adressen van 1°. Levi Tail Geld eren en Joseph Marcus Gobus, vleeschhouwers, daarbij verzoe kende otn het perceel aan de Voldersgracht n°. 11 te mogen inrichten lot slachtplaatsen de adressen om vergunning iot het houden eener bergplaats van petroleum, van 2°. Jacobus Smittenaar, winkelier, in den kelder van zijn huis in de Groenesteeg hoek Oranjegracht n°. 963°. iTheodorns Johannes Bots, grutter, in zijn pakhuis in de Vestestraat n°. 18; en 4°. Johanna Rietbergen, huis vrouw van Jacobus De Bruin, winkelierster, in haar huis in de Waardkerksteeg n°. 6; Gelet op art. 4 van het Koninklijk besluit van 31 Januari 1824 Staatsblad n°. 19), in verband met dat van 29 April 1864 Staatsblad n°. 39); Doen te weten, dat tot het hooren der eigenaars en be woners van de naast bijgelegene en belendende panden, ten opzichte der informatiën de commodo et incommodo, door Burgemeester en Wethouders zal worden gevaceerd op het Raadhuis dezer gemeente, op Maandag den 2tsten December aanstaande, 's voormiddags te elf uren; zullende de belanghebbenden verplicht zijn hunne bezwaren tegen die verzoeken op dien tijd in te brengen, terwijl, bij ver zuim daarvan, zij gehouden zullen worden zich tegen de inwilliging niet te hebben verzet. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 16 December 1874. Vergadering van den Gemeenteraad van Leiden, op Vrijdag 18 December 1874, des namiddags te half vier. Onderwerpen 1°. Benoeming van eene hulponderwijzeres aan de meis jesschool der 2de klasse. (295). 2o. Verzoek van Mr. J. T. Buys, om ontslag als lid der Plaatselijke Schoolcommissie. (306). 3°. Voordracht van Commissarissen der Bank vanLeening, betrekkelijk de invoering van het gewijzigd Reglement voor die instelling. (303). 4°. Idem betrekkelijk de viering van het Derde Eeuwfeest der Hoogeschool alhier. (304). 5°. Idem tot onderhandsche verhuring van de woning boven het Telegraafkantoor. (308). 6°. Idem tot verkoop van boomen. (299 en 301). 7°. Verzoek van P. Van Duuren, om eene waterloozing te maken. (307). Ons land is van oudsher bekend om den wel dadigheidszin zijner bewoners, en zeker te recht. Die vrijgevigheid wordt niet, zooals men dat wel eens bij andere volken kan opmerken, uitgeoefend onder den invloed van een oogenblikkelijke opge wondenheid, waardoor zij maar al te dikwijls een verkeerde uilwerking heeft en aan onwaardigen wordt betoond; neen, zij berust op degelijker grondslag, zij vertoont zich als een telkenmale zich herhalend verschijnsel en levert alzoo het bewijs dat zij een aangeboren iels, een volksdeugd is. Wil men een bewijs voor die bewering, men zal het vinden in het groot aantal liefdadigheids instellingen, waarop elke stad, ja schier elke plaats in ons vaderland zich kan beroemen, inrichtingen wier bestaan afhankelijk is van periodieke, van geregeld terugkeerende bydragen, die 't mag gezegd worden zoo overvloedig inkomen, als vertegenwoordigden zij den interest van kapitalen, die het eigendom dier stichtingen waren. Met andere woorden men kan eenigszins staat maken op de liefdadigheid der Nederlanders. Juist in dat groote aantal van dergelijke inrich tingen vinden wij een reden om de aandacht onzer lezers te vestigen op een enkele onder die vele, die zeker een eerste plaats bekleedtwij be doelen de Leidsche Maatschappij van Weldadigheid, waarvan het verslag over het boekjaar 1873/74 voor ons ligt. Dat verslag getuigt van gunstige resultaten, ofschoon nog menig knap en braaf gezin om de een of andere reden van de hulp der Maatschappij verstoken moest blijven. Toch was de vorige winter niet streng en heerschten geen groote epidemieën. Hierin ligt zeker voor onze stadgenooten een aansporing om haar zoo mogelijk door nog grooter bijdragen in staat te stellen haar hulp nog verder uit te breiden. Aan haar heeft men zeker voor een groot gedeelte het gelukkige verschijnsel te danken dat het pauperisme binnen Leiden afneemt, ge lukkig vooral omdat, zooals in het verslag te recht wordt opgemerkt, armoede niet alleen het lichaam maar ook den geest dood. Met die waarheid voor oogen trachtte de Maat schappij de door haar verleende hulp dienstbaar te maken aan bevordering van het schoolbezoek der kinderen van hen, die ondersteuning erlang den, een maatregel die, hoe men hem ook moge beoordeelen, zeker getuigt van een edel streven, dat vooral voor de toekomst goede vruchten zal afwerpen. Behalve vele giften, ook aan gebrekkigen en ouden van dagen, werd ruim 14000 aan arbeids loon uitbetaald, ongetwijfeld de beste vorm, waar onder men zijne minder voorspoedige medemenschen kan te hulp komen. Niet minder aandacht verdient de van de Maatschappij uitgaande Hulpbank, die aan personen met een kleine nering of bedrijf f 65085 uitleende en zoo menigeen van een anders wissen ondergaug redde, waarbij opmerking verdient dat, moge aan het beginsel van coöperatie, hulp door eigen kracht, de voorkeur toekomen, de Hulpbank zegen verspreidde vooral voor hen, wier toestand het hun onmogelijk zou hebben gemaakt, zelfs voor een hoogst gering bedrag deel te nemen aan een coöperatieve ver- eeniging. Kortelijk willen wij nog vermelden dat de Maatschappij voortging hare 33 arbeiderswoningen tegen een matigen prijs te verhuren. Hoe menige leerrijke bijzonderheid zouden wij nog kunnen trekken uit de vergelijkende tabellen, aan het verslag toegevoegd. Doch wij meenen genoeg te hebben gedaan om althans de belangstelling onzer stadgenooten in de Leidsche Maatschappij van Weldadigheid bij vernieuwing op te wekken, ver trouwende dat het voorbeeld eener hoogbejaarde geachte inwoonster, die een gift van f 1000 schonk, anderen tot navolging zal aansporen. Wij kunnen zeker niet beter besluiten dan met een woord van hulde aan de leden van het Hoofd bestuur, aan medewerkers, geneeskundigen en zoovele anderen, die hun gewaardeerde hulp op belangelooze wijze aan de Maatschappij van Wel dadigheid verleenden. Mogen hunne vereende pogingen ten gevolge hebben dat, vooral door be vordering van het schoolbezoek, steeds een kleiner aantal medeburgers tot de Maatschappij hun toe vlucht behoeven te nemen. LEIDEN, 16 December. De memorie van beantwoording op het af delingsverslag betrekkelijk het ontwerp tot be krachtiging van eenige artt. eener met de Amst. Kanaalmaatschappij gesloten overeenkomst bevat het volgende als slotsom: Worden de tegenwoor dige voordrachten tot wet verheven, dan bestaat het voornemen bij den min. van binnenl. zaken het kanaal tusschen de Noordzeesluizen en de Meerweide tot 35 meter op den bodem te ver- breeden. De grond, uit die verbreeding te erlangen, zal voor de staatsspoorwegwerken te Amsterdam worden gebezigd. Kwam die grond niet uit den bodem van het kanaal, dan zou de directie van den bouw der Staatsspoorwegen daarin van elders moeten voorzienzoodat dit geen meerdere kosten ten laste van den staat brengt. De minister van koloniën heeft een wets ontwerp ingediend tot wijziging der begrooting van Ned.-Indië voor het dienstjaar 1875. De aanleiding daartoe is deze: In het ontwerp der Indische begrooting voor 4875 werd behalve de bijdrage in Ned.-Indië, bedoeld bij art. 4 der comptabiliteitswet, een bedrag van 2,100,000 uitgetrokken als bijdrage van Ned.-Indië tot dek king van de nadeelige saldo's der algemeene reke ningen van de staatsinkomsten en uitgaven over de dienstjaren 1871 en 1872. Bij de nota van wijzigingen werd de post van f 2,100,000 uit de ontwerp begroting verwijderd, ten einde nopens de bedoelde beschikking bij afzonderlijke voordracht eene be slissing uit te lokken. Daartoe strekt het thans aangeboden wetsontwerp. Tevens wordt daarbij voorgesteld, een bedrag van 4,000,000 beschikbaar te stellen uit het nader bij de wet vast te stellen slot der algemeene rekening van den dienst van Ned.-Indië over 1871, met het oog op de buiten gewone uitgaaf die, ingevolge art. 3 der wet tot regeling en voltooiing van het vestingslelsel, wordt voorgedragen. Het tweede genootschap van Teyler's stichting beeft besloten als prijsvraag voor het jaar 1875 uit het vak der dichtkunde uit te schrijven„Eene historische verhandeling, waarin de Nederlandsche dichters worden beschouwd en beoordeeld als ver tegenwoordigers en woordvoerders van het volk, of van de groote politieke en kerkelijke partijen en inrichtingen, waarin het volk zich verdeelde, van de opkomst der onlusten tijdens Karei den Vijfden tot op onze dagen." De prijs voor het best en voldoend gekeurd antwoord is eene gouden medaille, ter innerlijke waarde van 400 gulden. De verhandelingen moeten in het Neder- landsch, Fransch, Engelsch of Hoogduitsch goed en leesbaar met Latijnsche letter geschreven zijn, door eene andere hand dan die van den opsteller. Zij moeten in haar geheel worden ingezonden vóór den lsten April 1876, ten einde vóór de maand Mei des jaars 1877 te worden beoordeeld. Op de prijsvraag uit het vak der penningkunde, waarvoor de termijn van inzending nog tot den eersten April 1875 openslaat, zijn tot nogtoe geene antwoorden ingekomen. In de laatste jaren wordt in den landbouw, wegens de toenemende schaarschte en vooral ook wegens het onvoldoende van de gewone mest stoffen, meer en meer gebruik gemaakt van zoo genaamde hulp-meststoffen, zooals verschillende

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1874 | | pagina 1