niettegenstaande onmiddellijk toegesnelde hulp, ook
uit die stad, de molen, met een groolen voorraad
.zich daarin bevindend graan een prooi der vlam
men is geworden; de oorzaak van den brand is
onbekend.
INGEZONDEN.
Aan eenige Tooneelliefhebfoers,
inzenders in de L. Crt.
Mijne Heer en!
Vergun mij uw laatste schrijven te beantwoorden
Gij zijt dus minnaars van muziek, maar ge
verwerpt de opera's omdat zij gewoonlijk met
accompagnement van onnatuurlijke en bovenmatig
hartstochtelijke tooneelproducten zijn samengesteld
Maar, omdat vele opera's, van dien aard zijn,
verdienen zij daarom de opvoering niet En
komen zy, die de opera bezoeken, niet hoofd
zakelijk om muziek te hooren en is het spel niet
eene bijzaak4? Onverschillig dus of de handeling
onnatuurlijk of bovenmatig hartstochtelijk is
(welk laatste bij vele comediestukken ook wel
het geval zal zijn), wanneer de muziek slechts
schoon, edel en gevoelvol zij. De handeling op het
tooneel (natuurlijk of niet) verhoogt den indruk,
welken de muziek op ons maakt.
Dikwerf is 't u voorgekomen dat juist zij, die
dwepen met opera's, de heilige taal der muziek
niet verstaan. Daar ik nu volstrekt niet de ver
waandheid hebben wil om mij onder de kenners
der muziektaal te rangschikken, geef ik u toch
den raad, om niet iedereen, die gaarne muziek
hoort en gevoelig is voor de indrukken daarvan
en die gaarne opera's bezoekt, ja zelfs er mede
dweept, van algeheele onbekendheid met en doof
heid voor de taal der muziek te beschuldigen.
"Wanneer van een anderen kant, er zijn, die
gaarne degelijke comediestukken zien opvoeren,
ja er mede dwepen, en juist zij de taal der kunst
niet verstaan, zoudt gij, mijne heeren, dan ook
onder hen moeten gerangschikt worden en zou
men dan van u moeten getuigen dat ook gij,
juist omdat ge met comediestukken dweept, van
de taal der kunst niets begrijpt en alleen genoe
gen neemt met eene bloote aanschouwing van
wat wordt voorgesteld, zonder te gevoelen en zon
der overtuigd te wezen van alles wat zich voordoet
tot in het fijnste en bijzonderste toe? Immers hem,
die zoo iets durfde beweren, zoudt gij een dwaas
noemen en gij zoudt daarin geen ongelijk hebben
Hoe kunt gij alzoo iemand die met opera's dweept,
zonder hem te kennen, verdenken van algeheele
onbekendheid met de taal der muziek? Wanneer
gij de handelwijze van hem, dien gij met mij een
dwaas zoudt noemen, onbillijk zoudt achten, moet
gij dan niet overtuigd zijn van uwe onbillijkheid
tegenover mij
Dat ik u verdacht van gebrek aan muzikaal
gevoel, kwam alleen daaruit voort, dat gij tegen
het opvoeren van opera's te velde trokt. Ik ver
denk er u nog van, omdat gij bij de opera meer
let op de handeling dan op de muziek; want hoe
kunt ge anders spreken over „misselijke gerechten
waarvan opera's den hoofdschotel uitmaken", zon
der daarmee te kennen te geven dat gij 1°. op
de handeling der opera's hoofdzakelijk let en 2°.
ongevoelig zijt voor de muziek. Behooren tot die
misselijke gerechten b. v.Fidelio, Faust, Roméo
et Juliette, le Trouvère, Lara, of, gelijk vroeger
hier zijn opgevoerd, ook Tannhauser, Freischütz
of Euryanthe, en bezit gij niettegenstaande mijne
tegenovergestelde meening, wezenlijk muzikaal ge
voel, tracht dan zooveel mogelijk te zorgen dat
men ons betere gerechten voorzette, opdat tevens
uw schoonheidsgevoel niet meer worde beleedigd.
Zal de directie van den schouwburg nu hande
len in het belang van comedie- en opera-lief-
hebbers, dan zullen alvast wij, gij en ik, geene
reden tot ontevredenheid hebben.
Ik neem hiermede afscheid van u en wensch
u gedurende het aanstaande seizoen veel genoegen
bij de opvoering van degelijke producten door
het tooneelgezelschap van A. Sc v. O. Ik voor
mij hoop mij dan in de opera sterk te zullen
amuseeren.
Ontvangt, mijne heeren, mijn groet.
Een opera-liefhebber.
Leiden, 2 September 1874.
BUITENLAND.
Frankrij k.
De Tempsde Bien public en de Opinion
Nationalewelke het schrijven van Bazaine had
den medegedeeld, nadat er tegen gewaarschuwd
was in het officieele orgaan, zijn veroordeeld tot
50 franken boete en de kosten.
Voor het Hof van assises in het departe
ment Eure-et-Loir werd de vorige week een ver
schrikkelijke zaak behandeld. Zy is dezeDen
8sten Juni hoorde men dat de weduwe Plais, te
Faverolles, tot de gemeente Terminiers behoo-
rende, plotseling gestorven was. De geneesheer,
die geroepen was om eene lijkschouwing te hou
den, bemerkte dat de hals van de weduwe spo
ren van verworging droeg. De twee kinderen van
de overledene, Albin, 22 jaren, en Anna, 20
jaren oud, hadden verklaard dat hunne moeder
door zelfmoord een einde aan haar leven gemaakt
had, en men was geneigd hen te gelooven, aan
gezien eene vervolging tegen de weduwe Plais
was ingesteld wegens het stelen van kippen.
Maar eenige huurlieden kregen weldra argwaan,
de justitie insgelijks, en de beide kinderen wer
den in verzekerde bewaring genomen. De zoon
verklaarde in den beginne dat zijne moeder zich
had willen ophangen en daarvoor zijne hulp had
ingeroepenmaar die bewering hield hij niet lang
staande. Hij en zijne zuster verspreidden spoedig
een volledig licht over hetgeen er gebeurd was.
Den 3den Juni had de weduwe Plais, die zich
ongesteld had gevoeld, een geneesheer laten komen.
De zoon mengde eene hoeveelheid luciferskoppen
in brandewijn, liet toen den drank koken en zeide
lot de moeder: „Ziehier wat de dokter voor u
bevolen heeft". Hij ging nu weg en beval aan de
zuster de moeder den drank in te geven. Nadat
de weduwe een half glas had gedronken, kwam
zij aan 't braken. Den daaropvolgenden nacht
viel ze in zwym. Anna meende dat de moeder
dood was, en haalde twee vrouwen uit de buurt
om de moeder le helpen afleggen. Toen de vrou
wen kwamen, hief de gewaande doode den arm
op en begon opnieuw te braken. De beide vrou
wen stoven verschrikt het huis uit. De zieke
herstelde. Albin zeide tot zijne zuster„Zy wil
maar niet stervendaar moet een eind aan komen."
Hierop haalde hij een touw, legde er een strik
in en begaf zich naar bed, het touw naast zich
leggende.
's Avonds te elf uren stond hij op en zeide tot
zijne zuster: „'t Is nu het geschikte oogenblik." Hij
ging naar de legerstede der moeder, bemerkte
dat zij sliep, legde het touw om haar hals, en
trok er met zulk een ruk aan, dat de moeder
op den grond viel. „Albin," had de zuster aan
den rechter van instructie verklaard, „trok als
een paard". De moeder spartelde nog altoos.
Albin ging nu nog krachtiger te werk en zette
zijn knie op den schouder van het slachtoffer.
Eindelijk had het gerochel opgehouden. „Ziezoo",
riep hij uit, „nu is 't gedaan." Hij nam nu het
lijk in zijne armen, legde het op bed en beval
zijn zuster een zakdoek om den hals te doen, om
de striem, door het touw er in gedrukt, te ver
bergen. De buurvrouwen werden nu opnieuw ge
roepen, ten einde het noodige voor de begrafenis
voor te bereiden. De vrouwen gingen het van de
kleederen ontdoen, maar toen zij den doek van
den hals wilden wegnemen, sprong Anna op en
trok de vrouwen met geweld terug. Daardoor
kwam men tot de ontdekking der misdaad.
Al die bijzonderheden zijn door den zoon en
de dochter aan 't licht gebracht. Hebzucht was
de eenige drijfveer van hunne misdaad. Albin had
zijne zuster zijn helschen toeleg medegedeeld. „Ik
ga trouwen", had hij er bijgevoegd, „gij zult bij
mij inwonen en daarentegen mij in 't bezit laten
van uw vermogen." „Neen, dat nooit", had Anna
geantwoord, „ik houd het mijne zelf."
De zuster is vrijgesproken, op grond dat zij
half idioot was en, beheerscht door haar broeder,
in 't gansche voorval zoo goed als eene lijdelijke
rol heeft gespeeld. Albin is veroordeeld, maar
met aanneming van verzachtende omstandigheden.
De verzachtende omstandigheden heeft men ge
vonden in de „opvoeding der kinderen."
Voor eenige dagen is opnieuw een persoon
in verzekerde bewaring genomen, als verdacht
van medeplichtigheid aan de ontsnapping van
Bazaine. Die persoon, te Nizza gearresteerd, is de
ex-kapitein Doineau. Hij was vroeger chef van een
der „Bureaux arabes" (in Algerië), werd vervol
gens door het hof van assises te Oran wegens
moord of medeplichtigheid ter dood veroordeeld,
kreeg gratie van den keizer, en vestigde zich
toen te Nizza.
Duitschlancl.
Omtrent het voorgevallene in de kerk te Xions,
waarvan per telegraaf kortelijk melding is gemaakt,
wordt uit Posen het volgende gemeld
Reeds sinds eenigen tijd was in de stad het
gerucht verspreid, dat de vicaris Rubeczak (bekend
door zijne openbare oproeping tot onderwerping
aan de Staatswetten) door den collator, zijnde de
heer Kennemann, was voorgedragen om benoemd
te worden tot proost. De deken Rzezniewski kwam
onmiddellijk naar Xions, om de geloovigen op deze
zijns inziens noodlottige benoeming voor te be
reiden en hun voor te houden hoe te hande
len. Een paar dagen later ontving de deken
eene aanschrijving van regeeringswege, waarin
hem de benoeming bekend gemaakt en tevens
gelast werd den benoemde in zijne nieuwe functie
te installeeren. Op den hiertoe bepaalden dag
begaf de deken zich naar de proostdij, in af
wachting van de dingen die komen zouden. Te
4 uren kwam de vicaris Rubeczak aan, vergezeld
van den heer Kennemann, den burgemeester en
den landraad. Toen nu de vicaris aan den deken
was voorgesteld, verklaarde deze, hem slechts als
een indringer te kunnen beschouwen en weigerde
hem de sleutels, kerkeregisters, enz. af te geven.
De landraad liet toen de kast, waarin de registers
en papieren waren geborgen, door een smid open
breken, nam alles er uit en eischte nogmaals
de overige sleutels. „Gij kunt," antwoordde de
deken, „met mij doen wat gij wiltik ben
op alles voorbereidmaar de sleutels geef ik
niet af, want dat zou in strijd zijn met mijn
geweten." Er bleef dus niets anders over
dan ook alle deuren te doen openbreken. Terwijl
de smid daarmede bezig was, trok de deken zijn
koorkleed aan, ging naar de kerk, nam de hos
tiën, enz. van het altaar weg en liet de altaarlamp
uitdooven. Toen nu de nieuwe proost 's morgens
naar de kerk wilde gaan om godsdienstoefening l
te houden, vond hij de deur gesloten; de klok
kon niet worden geluid, doordien de kerkeknecht
zijn ontslag had genomende organist zond eene
boodschap dat hij wegens ongesteldheid geen
dienst kon doen; de proost achtte het noodig,
den burgemeester van dit een en ander kennis
te geven, met verzoek de kerkdeur te doen ope
nen. Terstond kwam de burgemeester met den
dislricts-commissaris en drie gendarmes. De deur
werd opengebroken, maar zoodra de proost de
godsdienstoefening wilde beginnen, ontstond er
zulk een rumoer en hoorde men zulke bedreigin
gen en vloeken, dat het hem onmogelijk was
voort te gaan. Een der aanwezigen, een kastelein
uit een naburige gemeente, trachtte hem van het al
taar weg te dringen, terwijl anderen zich meester
maakten van de banieren en andere kerksieraden
en zich daarmede verwijderden. Nadat de gendar
mes den proost een poos met alle moeite tegen de
woedende aanvallers hadden beschermd, verliet de
menigte het kerkgebouw; doch nu ontstond daar
buiten nog veel erger tumult, zoodat de gendar
mes hem naar huis moesten geleiden. Dit gelukte
wel, maar niet zonder krachtige medewerking
van de politie, die een paar personen greep en al
vechtende moest medesleuren, daar het volk hen
trachtte los le rukken, terwijl anderen den proost
beleedigden en reeds steenen aanbrachten om nog
meer tumult te maken, waarin zij echter verhin
derd werden. Bij de afzending van het bericht
was uit Schrimm een detachement soldalen aan
gekomen om verder de openbare orde te helpen
handhaven.
Gisteren heeft de keizer den Spaanscben
gezant in eene plechtige audiëntie ontvangen en
zijne geloofsbrieven aangenomen.
Ter gelegenheid van het nationaal feest werd
des voormiddags eene groote parade gehouden.
De keizer werd met de hoogste geestdrift be
groet. Des namiddags had een gala-diner plaats
van 260 couverts.
Spanje.
Het officieele blad der Carlisten deelt uittreksels
mede uit een brief van den graaf De Chambord