LEIDSCÏÏ DAGBLAD. N°. 4404. A0. 1874. Maandag 31 Augustus. Een merkwaardige Tentoonstelling. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1. Franco per posl1.40. Afzonderlijke Nommeis0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS OER ADVERTENTIES Van 16 regelsf 1.05. Iedere regel meer0.174. Groolere letters naar plaatsruimte. STADS-BERICHTEN. De BURGEMEESTER van LEIDEN, Gezien art. 21 der wet van 4 December 1872 {Staatsblad n°. 134); Brengt ter kennis van de ingezetenen dat in de afge- loopen week geene personen aan de Mazelen zijn over leden. En geschiedt hiervan openbare kennisgeving door plaat sing in de Leidscke Courant. De Burgemeester voornoemd, v. d. BRANDELER. Leiden, den 29sten Augustus 1874. Misschien zijn er onder onze lezers die 't niet zoo gaaf zullen willen toestemmen, dat de ten toonstelling van planten door den werkenden stand gekweekt, heden feestelijk in de Stadszaal geopend, merkwaardig verdient genoemd te wor denen toch is het zonder eenigen twijfel. Zeker, ze staat verre achter bij de prachtige plantenlentoonstellingen door Maatschappijen of "Vereenigingen voor tuinbouw nu hier dan daar gehouden, maar ze is ook heel wat anders. "Wat thans hier werd bijeengebracht, 't zijn niet de producten van een specialen tak van nijverheid; 't zijn ook niet de troetelkinderen van rijke lief hebbers, in sierlijke en doelmatige kassen ge kweekt, maar de planten die we hier zien wer den grootgebracht voor een deel onder omstan digheden, die men voor het plantenleven ten eenenmale ongeschikt zou achten ze werden ge koesterd en verzorgd met een liefde en toewij ding waarvan hij, die er niet vaak getuige van was, zich zelfs geen Hauw begrip kan vormen; ze werden gedragen in de zon als 't wat koel, uit de zon als 't wat heet was, van binnen naar buiten en van buiten naar binnen, al naar het weder het dat wenschelijk deed schijnen; ze werden bij zooveel zorg ook wel eens precies verkeerd behandeld; maar hoe ook, ze waren vaak een zonneschijn daar, waarheen de zonne stralen den weg niet weten te vinden. Er zijn er die voor deze expositie koel en onverschillig zijner zijn er ook die er uit nieuwsgierheid eens gaan kijken; die 't wel aardig vinden en daarmee uit; er zijn er ook die zeggen dat 't, nu ja, wel een frisch geheel is, dat er heel wat bloemen aan die Geraniums en Fuchsia's te zien zijn, maar dat 't toch maar Geraniums en Fuchsia's zijn, meeren- deels van de gemeenste soorten, en dat er derhalve niets bijzonders te zien is; maar er zijn er ook b'y wie het zien van dat tal van meest bloeiende planten eigenaardige gewaarwordingen wekt, en die zich op deze tentoonstelling zonderling temoede gevoelen. Dat zijn zij, die zich de omstandigheden voor den geest roepen, onder welke vele van die planten opgekweekt zijn, en voor dezen is die Begonia, die slechts een ziekelijk blad overhield, is die Geranium met een paar bleekzuchtige blaadjes van meer beteekenis nog dan die, welke van krach- tigen groei getuigen. Wie weet of niet nog gis teren de oogen van een zieke met belangstelling tuurden op die steeds kleiner wordende blaadjes en of deze niet met hunkerend verlangen eiken morgen uitzag of er geen zweem van nieuw leven in die plantjes kwam, alsof dit het teeken zou wezen voor 't begin van eigen lichamelijke her stelling. En die vuurroode Geraniums, die mildbloeiende Fuchsia's, die sierlijk gekleurde Coleussen daarginds, zouden de kinderen er wellicht gisteren niet om heen gedanst hebben, in het blijde vooruitzicht dat vader of moeder met de planten, die zij had den helpen verzorgen, nu toch wis en zeker een prijs zou halen. Genoeg echter, dergelijke veronderstellingen, die we zeker weten dat op de werkelijkheid berusten, zouden er in menigte te maken zijn. Men ga die donkere, sombere stegen maar eens in, om voorbeelden van het eerste geval te zien, en lette voorts eens op de zorg die er besteed wordt aan sommige verzamelingen op de lichtere grachten, verzamelingen die veel wat thans hier aanwezig is, is er 't bewijs van werkelijke pracht exemplaren bevatten, die alleen door gestadige zorg zoo zijn op te kweeken, Iiij, die met zulke gedachten deze tentoon stelling bezoekt, zal er veel vinden dat hem stof tot nadenken geeft, want veel getuigt van bijzondere behandeling, en wijst op bijzondere toestanden. Niemand die daar heden was, erkende niet volmondig dat deze merkwaardige expositie de verwachting ver overtreft, 't Is een mooie en zeer interessante tentoonstelling en 't is te hopen dat een ruim bezoek niet alleen het Bestuur der "Volksvoorlezingen zal aanmoedigen om op dezen weg voort te gaan, maar dat Leidens ingezetenen op die wijze door hunne belang stelling de inzenders mogen loonen voor hunne moeite en die publieke belangstelling tevens een prikkel moge zijn vooral voor hen, die nu minder gelukkig waren, om later-geen moeite le sparen, teneinde niet voor anderen onder te doen. Van den moreelen invloed, dien dergelijke aanmoediging onvermijdelijk ten gevolge moet hebben, spreken wij niet. "Wij achten dit niet noodig. Diegenen uit den beschaafden stand die dien betwijfelen zijn wei nigen en dezen inzonderheid sporen wij tot een bezoek der tentoonstelling aan die dezen heilza- men invloed op hoogen toon ontkennen, blijven veeleer thuis. Mag de Commissie met tevredenheid op den uitslag harer pogingen wijzen, ook ten opzichte van de ingenomenheid van het meerendeel onzer medeburgers met deze hoogst nuttige pogingen om den werkenden stand hoogst nuttig te zijn, hem te releveeren en velen, die anders niet veel feest- momenten in hun leven hebben, eenige oogen- blikken van waar genoegen en een groote vol doening tevens te bezorgen, zal ze zich gewis niet te beklagen hebben. LEIDEN, 29 Augustas. Heden heeft in de Stads-Gehoorzaal alhier de opening plaats gehad der Tentoonstelling van door den werkman gekweekte bloemen en planten. De voorzitter der commissie, de heer Ds. Rümke, heette daartoe die geïnviteerden, die deze plechtig heid met hunne tegenwoordigheid vereerden, en het stedelijk dagelijksch bestuur, dat tevens blijken van belangstelling in deze zaak had gegeven, maar in de eerste plaats de inzenders, zonder wie de tentoonstelling natuurlijk niet zou kunnen plaats hebben, hartelijk welkom. Des te aangenamer vervulde hij dien plichl, nu het product van de zorg en liefde van mannen en vrouwen voor de bloemen hier op zoo verblijdende wyze was ver tegenwoordigd. Niet minder toch dan ruim 1000 planten zijn hier door 125 inzenders tentoongesteld en wanneer men nu nagaat dat deze tentoonstelling de eerste van dien aard is die hier gehouden wordt, dan geeft zij voor de volgenden de grootste ver wachtingen. Vervolgens ging hij in korte maar duidelijke trekken de geschiedenis na der bloemen tentoonstellingen als deze en wees er vooral op welken heilzamen invloed ze reeds op den werk man hebben gehad en nog zullen uitoefenen. Na eindelijk de commissie van beoordeeling die zich op uitnoodiging der commissie voor de Volksvoor lezingen, van wie de tentoonstelling uitgaat, wel willend bereid verklaard had zich met de toekenning der prijzen te belasten voor de volbrenging van hunne zeker niet gemakkelijke taak een woord van dank te hebben toegebracht, verklaarde hij deze eerste tentoonstelling voor geopend, na vooraf nog te hebben meegedeeld, dal aanst. Maandag-avond de uitreiking der bekroningen door den eere-voor- zitter der Tentoonstellings-commissie, den burge meester Dr. W. G. Van den Brandeler, die ver hinderd was nu tegenwoordig te zijn, zou geschieden. De opening werd opgeluisterd door de stafrnuziek van het lste reg. huzaren uit Den Haag, daartoe welwillend aangeboden door een lid der Com missie voor de volksvoorlezingen. Wij laten hier eene opgaaf der bekroningen volgen Een eerste prijs, zijnde een dokaat en een getuigschrift, aan* L. E. De Groot, J. Slechtenhorst, J. Schrijver, J. Van der Meer en P. S. Schoondergang. Een tweede prijs, zijnde een rijkedaalder en een getuigschrift, aan: p. Dingjan, D. Siljee, J. F. Ottho, D. Klinkenberg, F. W. Lauta van Aysma, H. J. Drinhnyzen, J. Hetnerik, J. Van Eyk, F. Doovcn en J. Driuhuyzeu. Een derde prijs, zijnde een getuigschrift, aan: A. Staal, G. Chandron, wed. Van der Heydeu, J. Blommendaal, wed. Den Oude, J. Tisseur, J. M. Van Gelder, F. L. Dee, M. Du Pró, T. Maryt, F. Laterveer, L. Uittenbosch, J. Van der^Nat, J. N. Van der Mark, S. Bonte, P. Bey, L. Zijlstra, J. Volkert, wed. Jongbloet en W. Dee. Loffelijk vermeld zijnG. Diepenbach, P. J. Gertenaar, Wc F. Chandron, G. Favier, F. Van der Nat, J. Bouwman, A. De la Court, G. J. Hnl9t, S. Bonte, J. A. Beuzemaker, It. E. Stokhuizen, J. II. Lefeber en H. W. Van Nichof. Al deze prijzeu zijn toegekend voor planten, die aan de inzenders in 't voorjaar als stekplantjes door het Bestnnr zijn verstrekt. Voorts zijn voor oudere, vroeger vertoonde en voor ter ver siering der tentoonstelling ingezonden planten toegekend dc vol gende Bestuursprijzen, aan: J. VAN DER MEER de eerste Bestuursprijs, geschonken door den heer burgemeester, eere voorzitter der Tentoonstellings-comrnissie, en voorts aanF. Sollie, A. Van den Brander, Lucas Clavant, H. Selier, G. Loozen, J. Hemcrik, J. Tissenr, G. Van der Post, A. De la Court, D. Klinkenberg, L. Uittenbosch, Lauta van Aysma, P. Groen in 't Woud, G. J. Hulst, P. Dee, P. Bey, J. G. Mathol, F. La terveer en J. J. Slechtenhorst. Gedurende deze week zijn dagelijks in het Werkhuis alhier opgenomen van 80—88 vol wassen personen en van 3036 kinderen. Aan de zwem- en badinrichting Rhynzigt zyn gedurende deze week 890 baden genomen. Bij gelegenheid van het aanstaande eeuw getij van Leidens ontzet zal namens de Historische Commissie van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, door Martinus Nijhoff in Den Haag worden uitgegeven een bundel der oudste verhalen van het beleg en ontzet der stad Leiden in 1574, in klein 4° formaat, in den oorspronkelijken vorm, waarin eenige dier stukken indertijd zijn uitgegeven. Aan deze stukken gaat een inleiding van bibliographischen aard van een der uitgevers, prof. Fruin, vooraf. "Van denzelfden zal nog afzonderlijk een verhaal van het beleg en ontzet, met een kaart ter op heldering, verschijnen. Uit de legerplaats bij Milligen wordt ons gemeld: Gistermorgen heeft de eerste tirailleur oefening van twee partijen tegenover elkander in het vuur plaats gehad, waaraan heeft deel genomen het 4de bataljon van het 4de regiment infanterie onder den luitenant-kolonel Van der Beek en als tegenpartij het 2de bataljon van het 7de regiment infanterie onder den majoor Dommers. Beide bataljons waren op een sterkte gebracht, behalve het kader, van 800 soldaten, terwijl aan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1874 | | pagina 1