LEIDSCH
DAGBLAD.
IV0. 4455.
A0. 1874-
Donderdag
20 Augustus.
GEEN TIENDE PENNING.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.
Franco per postin L40.
Afzonderlijke Nommersn 0.02.
Deze Courant wordt dagelijksniet uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER AD VERTESTIEN:
Van 1G regelsf 1.05.
Iedere regel jmecr0.174.
Grootere letters naar plaatsruimte.
STADS-BERICHTEN.
Oproeping in irerkelijken dienst, van
milicien-verlofgangers der
lichting van 1871.
De BURGEMEESTER der Gemeente LEIDEN.
Gezien de Circulaire van den Heer Commissaris des Konings
in de provincie Zaid-Holland van den Gden Mei en den 6den
Jani 1874, A. n°. 1307/2 en 1795/1 (2de afd.), Provinciaalhlad
n°. 56 en n°. 67;
Brengt ter kennis van de in deze gemeente gevestigde milicien-
verlofgangers der lichting van 1871, die behooren tot de 7de,
8ste, 10de en 14de compagnie van het 1ste regiment vesting
artillerie en die, bchoorende tot het 2de regiment vesting
artillerie, met uitzondering der 10de compagnie;
dat zij zijn opgeroepen ora in weAclijken dienst te komen, tot
het honden van oefeniogen op groote schaal en het bijwonen van
troepenvereenigingen, en daartoe op Donderdag den listen Augus
tus aanstaande, des namiddags vóór vier uren, bij hunne
corpsen tegenwoordig moeten zijn, in uniform gekleed en voor
zien van al de voorwerpen van /deeding en uitrusting door
hen bij hun vertrek met groot verlof medegenomen, alsmede van
verlofpas en zakboekje; 2ullende de opgeroepen manschappen op
den 23sten September d. a. v. in het geDOt van onbepaald verlof
worden hersteld;
dat zij mitsdien worden uitgenoodigd om zich op Dinsdag
den 25steti Augustus te voren, des namiddags tusschen 2 en 4
uren, aan te melden der plaatselijke Secretarie, tot het ontvangen
van aanwijzing van de plaats waarheen zij zich hebben te be
geven en van het hun eventueel toekomende daggeld
en dat, byaldien ziekte of andere wettige redenen hen
mochten verhinderen aan deze oproeping tc voldoen, zij daarvan
tijdig ter plaatselijke Secretarie behooren kennis te geven, in het
eerste geval onder overlegging eener geneeskundige verklaring.
Ten einde niemand hieromtrent onwetendheid zoude kunnen
voorwenden, geschiedt hiervan opeubare kennisgeving door plaat
sing in de Leidsche Courant.
De Burgemeester voornoemd,
STOFFELS, Weth., 1°. Burgr.
Leiden, 18 Augustus 1874.
PATENTBLADEK.
De BURGEMEESTER, Hoofd van het Gemeentebestuur van
Leiden, doet tc weten dat de ingevalde patentbladen over het
dienstjaar 1874/5, voor wijk VI, bij het College van Zet
ters, in een der vertrekken van het Raadhuis dezer gemeente, verkrijg
baar zijn dagelijks, de Zondag uitgezonderd, van des middags
twaalf tot twee uren; wordende de belanghebbenden uitgenoodigd
de aanslagbiljetten mede te brengen.
En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Courant afge
kondigd.
De Burgemeester voornoemd,
Leiden, 15 Augustus 1874. v. d. BRANDELER.
De BURGEMEESTER, Hoofd van het Gemeentebestuur van
Leiden, doet te weten, dat aan den ontvanger der directe be
lastingen alhier is ter hand gesteld een op den 18den dezer
maand invorderbaar verklaard Kohier van het patentrecht, dienst
1874/5, houdende aanslagen voor wijk VII, VIII en IX; terwijl
ieder verplicht is zijn aanslag op den bij de wet bepaalden
-voet te voldoen.
En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Courant afge
kondigd.
De Burgemeester voornoemd,
STOFFELS, Weth., loco Burgemeester.
Leiden, 19 Augustus 1874.
Een dag, in drukke bezigheden en de beslom
meringen van het dagelijksche leven doorgebracht,
te besluiten met een wandeling in ons fraai aan
gelegd plantsoen niemand zal ontkennen dat
het een genot mag heeten, vooral dan wanneer
het hijzijn van een vriend of een huisgenoot u
uitnoodigt plaats te nemen op een der rustbanken,
terwijl de schoone omgeving u als van zelf uit
lokt tot een opwekkend onderhoud, waartoe het
vrienden of bloedverwanten, die met elkanders
verleden hekend zijn, wel nimmer aan stof zal
ontbreken.
Die ontspanning, men zou ze indirecten arbeid
kunnen noemen; of put men uit haar niet de
kracht om met nieuwen lust de taak te aanvaar
den, die den volgenden dag op ons wacht? En
■we vragen daarbij niet wat de bank heeft gekost,
waarop we gezeten zijn, of welk een cijfer wordt
vertegenwoordigd door de gelden, besteed aan den
aanleg en het onderhoud van de wandelplaats,
waar we ons verlustigen. Wij gevoelen behoefte
aan die verpoozing, en gaarne zien wij van de
gelden, door ons in den vorm van belasting in
de gemeentekas gestort, een klein, zeer klein ge
deelte besteed tot instandhouding van dat alles.
Neen, wij leiden geen plantenleven en zijn niet
bekrompen genoeg ons de ontspanning te ont
zeggen, zoo noodig om onze veerkracht, om onze
energie te onderhouden, en evenmin vergeten wij,
dat er nog een andere taak op ons rust dan die
van den dagelijkschen arbeid, dat wij niet alleen
leden van een gezin zijn, maar ook ingezetenen
van een stad, ook burgers van den staat; wij
weten het, dat wij naast de gebeurtenissen van
ons huiselijk leven ook nog een geschiedenis van
de plaats onzer inwoning, een geschiedenis van
ons geheele vaderland bezitten. Die drie histo
riën, zoo nauw te zamen geweven, vormen een
schoon geheel, waarvan de deelen opklimmen tot
het grijs verleden, maar waaraan wij tevens nog
dagelijks voortarbeiden.
Ook van dien arbeid moeten we ons nu en dan
verpoozen, zal onze geestkracht niet verloren gaan
ook in de lustwarande onzer roemrijke geschiedenis
moeten wij van tijd tot tijd een wandeling maken.
Ot het er ontbreekt aan schoone groepen, uitlok
kende rustpunten en indrukwekkende vergezichten?
Indien wij die vraag in ernst moesten stellen, het
zou beschamend zijn.
Toch willen we wijzen op den weldra driehon
derdjarigen eik, door onze moedige voorvaderen
geplant in den lusthof der geschiedenis van ons
vaderland, van onze stad, den trotschen boom,
wiens takken ons thans nog zoo weldadig be
lommeren en waarheen we weldra als in plechtige
bedevaart zullen optrekken. Wij willen er op wijzen
om te voorkomen dat er op dat heuglijk tijdstip
menige bank zou ontbreken om ons neer te vlijen,
ten einde in de schaduw van dien eerbiedwek-
kenden boom op waardige wijze feest te vieren.
En we hebben zeker wel reden om door ruime
bijdragen tot dat doel te toonen, dat wij het
voorrecht op prijs stellen dat wij dit rustig kunnen
doen, terwijl elders in Europa inwendige woelingen,
moordaanslagen en burgeroorlog de gemoederen
in beweging brengen en ervaren staatslieden niet
zonder bezorgdheid de toekomst tegemoet zien.
Daarom in waardeering van het verledene
kracht gezocht om die toekomst, wat zij ook
brengen moge, moedig onder de oogen te zien.
Geen bloedplakkaten bedreigen ons, geen gewetens
dwang belemmert onze vrijheid, geen tiende penning
wordt ons afgeëischt om tot soldij te strekken
voor onze eigen bestrijders, maar vrijwillig brengen
we een honderdsten penning of nog minder van
onze inkomsten ten offer om met onze medeburgers
op waardige wijze feest te vieren, daartoe aange
spoord door het voorbeeld van eendrachtige
samenwerking, ons door velen uit den minder
gegoeden stand gegeven. Waar dezen voorgingen
mogen zij niet achterblijven, die meer door de
fortuin zijn begunstigd en dus ook zooveel temeer
reden hebben om zich te verheugen in de gevestigde
maatschappelijke orde, waartoe onze voorzaten
vóór drie eeuwen den grondslag legden.
Maar wij zouden onzen stadgenooten onrecht
doen, indien wij trachtten aan te toonen, dat het
in hun belang is op stoffelijke wijze tot de aan
staande feestviering bij te dragen. Zij zijn zeker
niet minder dan wij doordrongen van de diepe
beteekenis, die in een luisterrijke, geestdriftvolle
viering van het driehonderdjarig jubilaeum ligt
opgesloten.
Alleen door te bewijzen dat wij de vrijheid,
door onze voorvaderen bevochten, op den waren prijs
stellen, kunnen wij ons hunner waardig toonen,
en een schitterende en opgewekte feestviering in
October zal tot waarborg strekken, dat wij weten
te handhaven wat zij verwierven, dat mocht ooit
de nood dringen, wij op onze beurt niet zouden
aarzelen goed en bloed ten offer te brengen op
het altaar des vaderlands.
Daarom bereidwillig een honderdsten penning
bijgedragen ter nagedachtenis van hen, die te
fier waren om bukkende voor vreemden dwang,
den tienden penning op te brengen.
LEIDEN, 19 Augustus.
Z. M. de Koning heeft den heer Heems
kerk Az. Zaterdag 11. ter audiëntie toegelaten.
Hij werd reeds gisteren in Den Haag terugver
wacht.
De hoofdonderwijzer J. J. Guyle is gesteld ter
beschikking van den gouv.-generaal van Ned.-
Indië, om te worden benoemd tot onderwijzer
3de kl. voor den dienst daar te lande.
Heden mogen Willem Frederik Chaudron
en Elena Bij, wonende in de Mosterdpoort N°. 3
op de Middelstegracht alhier, den dag herdenken,
waarop zij vóór zestig jaren in het huwelijk
traden. Zij tellen te zamen ruim 157 jaren en
verkeeren in behoeftige omstandigheden. Misschien
dat enkelen zich opgewekt gevoelen de beide oud
jes in de gelegenheid te stellen dien dag op ge
paste wijze te vieren. Zondag a. s. hopen zij den
dag godsdienstig te herdenken.
De vrouw van den koetsier, die bij het
spoorwegongeluk te Warmond het leven heeft
verloren, ligt steeds te bed en heeft, behalve eene
wond aan een der beenen, inwendig veel pijn;
de kleindochter heeft eene wond aan het hoofd,
en de beide beenen hebben kneuzingen bekomen.
Beide vrouwen genieten eene liefderijke verpleging
ten huize van den heer Kouwenhoven aldaar; zij
gevoelen zich naar omstandigheden zeer wel en
denken spoedig de reis naar Haarlem te kunnen
ondernemen. Naar men ons meldt, is thans ook
de vrouw van den bij de ramp omgekomen conduc
teur Hedikhuizen, nadat zij reeds eenigszins lijdende
was, bij het vernemen der noodlottige tijding
door den schrik overleden, zoodat nu hunne kin
deren binnen enkele dagen geheel ouderloos zijn
geworden.
Men gaat steeds ijverig voort met de baan bij
Warmond weder vrij te maken. De meest bescha
digde wagens bevinden zich thans voor het station
Leiden.
Uit de legerplaats bij Milligen meldt men
De ochtend-oefeningen zijn Maandag voor een
groot deel verhinderd door regenachtig weder.
De telegraafdraad is gelegd, in verbinding met
het kantoor, over het heideveld tot in Garderen
om het kerkgebouw heenvervolgens tot Hout
dorp, waar men de werking heeft beproefd en
voldoende uitkomsten verkregen, 's Namiddags van
5 tot 7 uren schijfschieten en gewone exercitie.
De laatstgekomen miliciens zijn afzonderlijk ge
oefend. Bij dagorder is bepaald, dat gedurende
het verblijf der troepen alhier het bijwonen der
godsdienstoefening verplicht zal zijn.
Het stoomschip Koning der Nederlanden
is Dinsdag-middag van Southampton vertrokken,
met bestemming naar Batavia.
De Minister van financiën heeft in ant
woord op eene vraag van een der provinciale
inspecteurs der directe belastingen, in- en uit-