LEIDSCH DAGBLAD. iV. 4396. A°. 1874. Vrijdag 12 Juni. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1. Franco per posln 1.40. Afzonderlijke Noinmers0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIES Van 1G regels,f 1.05. Iedere regel meern 0.174. Crooterc lcllcrs naar plaatsruimte. ST A D S-BE R! C UTEN. Oproeping in werkelijken dienst van millclen-vcrlofgangers der lichting van 1S7I. /)e BURGEMEESTER der gemeente Leiden, Gezien de Circulaire van den heer Commissaris des* Konings in de provincie Zuid-Holland, van den Gden Mei 1874, A n°. 1307/2 (2de afd.), Drovinclaalblad n°. 56; Brengt ter kennis vau de in deze gemeente gevestigde milicien verlofgangers der lichting van 1871, die behooren tot de lste, 3de en 4de divisie Infanterie en de reserve-brigade (het lste, 2de, 8de, 5de, 6de en 8ste regiment infanterie en het regiment grenadiers en jagers), dat zij zijn opgeroepen om in werkelijken dienst tc komen, tot het houden van herhalingsoefeningen, en daartoe op Zater dag den 20sten Juni aanstaande, des namiddags vóór vier uren, by baune corpsen tegenwoordig moeten zijn, iu uuiform gekleed en voorzien van al de voorwerpen van kleeding en uitrusting door hen bij hun vertrek met groot verlof medegenomen, ab- medo van verlofpas en zakboekje, zullendo de opgeroepen man schappen den 3lsten Juli daaraanvolgende in het genot van onbepaald verlof worden hersteld dat zij mitsdien worden nitgenoodigd om zich op Donderdag den 18den Juni e. k., des namiddags tussc/ien 2 en 4 uren, aan tc melden ter plaatselijke Secretarie, tot het ontvangen vau aanwijzing van do plaats waarheen zij zich hebben te bcgeveu; en dat, bijaldien ziekte of andere wettige redenen hen mochten verhiuderen aan deze oproeping to voldoen, zij daarvan tijdig ter plaatselijke Secretarie behooren keuni9 te geven, in het eerste geval, onder overlegging eencr geneeskandige verklaring. Ten ciude niemand hieromtrent onwetendheid zoude kunnen voorwenden, geschiedt hiervan openbare keuDisgeving door plaatsing in de Leidsche Courant van deu 12den en den I5den dezer maand. De Burgemeester van Leiden, y. d. BRANDELE li. Leiden, 11 Juni 1874. JL-EIDJEIV» EER i). Op liet letterkuudig congres ten vorigen jare te Antwerpen gehouden, werd tusschen Maastricht en Leiden om de eer gestreden de vergadering der Nederlandsche taalkundigen te mogen ont vangen. Nauwelijks werd Leidens naam genoemd, of, niettegenstaande de groole sympathie die in België voor het aanverwante Maastricht bestaat, werd Leiden met groote meerderheid als verga derplaats gekozen, en geen wonder: immers Lei den, zoo heette het, vertegenwoordigde bij uitstek alles wat den beoefenaar van Neerlands taal en geschiedenis niet onverschillig is, zoodat natuurlijk de balans dadelijk ten haren günste overhelde. En het rnoet erkend wordenLeiden met de ge schiedenis van het beleg, Leiden met de academie, Leiden met de vele letterkundige maatschappijen die er zetelen, de stad zelve met haar nog in vele opzichten traditioneel en historisch karakter: wat al redenen van aantrekkelijkheid voor hen die Neerlands taal en letteren liefhebben en be oefenen. Maar men had buiten den waard gerekend. De waard, hier Leidens burgerij, scheen weinig sym pathie voor het feest te gevoelen, en vóór eenige dagen kon men in de nieuwsbladen lezendat de vergadering van het Nederlandsche taalcongres wegens gebrek aan deelneming der letterkundigen geen plaats zou hebben. Doch ieder die geen vreemdeling in Jeruzalem is zal het wel niet onbekend zijn, dat andere, meer geldige redenen, ook het hare tot het niet feestvieren hebben bij gebracht want hoe kan er sprake zijn van gebrek aan deelneming, terwijl diezellde letterkundigen ten vorigen jare Leiden met enthousiasme als verga derplaats begroetten. Naar de namen te oordeelen van hen, die to?n te Antwerpen vergaderden, bestond het congres toch niet uit jongens, die heden niet weten, wat zij morgen zullen willen. Doch de zaak behoort thans tot de geschiede- l) Ingezonden. nis. Het dwaze figuur is door Leiden geslagen, en na de opgewonden invitatie rnet den treuri- gen afloop is het verstandigst over de zaak te zwijgen. En men moet erkennen (om er nog even op terug te komen) dat onder de burgerij weinig ingenomenheid met het congres bestond; velen beschouwden het congres als eene zaak alleen bestemd voor de groote lui en de geleerden, en buitendien, daar men van het congres een soort feest wilde maken, was het idee bij veel burgers voorheerschend dat er nog zoovele feesten op til zijn. Deze meening houdt om twee redenen, dunkt ons, geen steek: 1°. omdat niets het gevoelen wettigt alsof het congres alleen een feest zoude zijn voor groote lui en geleerden, daar voor de werkelijk niet hooge som van f 2,50 ieder zich als lid van het congres had kunnen laten benoemen, en aan alles wat het congres bezorgde had kunnen mededoen2°. zien wij volstrekt niet in waarom, zoodra in eenige stad van ons land vijf en twintig mensehen van hetzelfde beroep of studievak te zamen komen, dit dadelijk moet aan leiding geven tot feestviering. Het excuus: er zijn nog zoovele feesten binnen Leiden te vieren, is dus eenigszins gezocht; de betrekkelijk geringe som om de Nederlandsche taal- en letterkundigen te ontvangen had best kunnen worden opgebracht zonder de andere feesten te schaden. Leidens eer als bij uitstek letterkundige stad eischle dit ge biedend. En welke zijn nu die feesten die de zakken der Leidsche burgers dreigen uit te putten? Een er van is reeds gevierd, en met allen eerbied voor den goeden afloop van het koningsfeest hier ter stede durven we het gevoelen uitspreken, dat de financiën zoowel van de gemeente als van de particulieren door deze feestviering niet in het ongereede zijn geraakt. Het congres is mislukt en nu blijven er nog drie feesten over, (volgens de meening van velen) het feest van 3 October 1874, dat van 8 Febuari 1875 en de maskerade van dat jaar. Wat nu de beide laatste feestvie ringen betreft, die ten doel hebben het herdenken van het 300-jarig bestaan der Leidsche academie zoowel vanwege den Senaat als vanwege de stu denten, over den afloop van beide zyn wij niet ongerust; beide lichamen hebben gedurende 299 jaren de eer der Leidsche Alma maler roemrijk gehandhaafd, zij zullen met het 300sle jaar aan de glorierijke tradiliën niet ontrouw worden. En wanneer de burgerij die beide feesten helpt op luisteren, (trouwens er zal alleen van het laatste sprake behoeven te zijn), dan zal ze door die handeling alleen sympathie bewijzen aan eene instelling, die dan toch ook wel eenig voordeel voor de stad heeft aangebracht van 15751875. Er blijft dus slechts éen feest over, waarvan de waardige viering aan de burgerij is opgedra gen het derde eeuwfeest van Leidens On'zet. Dat dit feest waardig en luisterrijk worde gevierd, is een punt van eer voor Leiden. Wij gaan verder. Dat feest herdenkt een der schoonste feiten uit den strijd legen Spanje, eene gebeurtenis waar door Leiden voor altijd een eereplaats heeft ge kregen in 's lands histoi ie en waaraan buitendien ook Leiden zijne meest glorieuse instelling, zijne academie heeft te danken. En wat is er tot nu toe geschied dat ons niet zou doen wanhopen, of wel dat ons zou doen verwachten, dat wij ons in eene waardige feest viering zullen mogen verheugen? Een voorstel tot oprichting van een standbeeld, waarvoor de gel den nog niet bij elkaar zijn en dat men nog niet eens weet te plaatsen, en een voorstel tot het houden van een historischen optocht, dat met een motie van sympathie is begraven. Kan dat, mag dat, Leidenaars? Moet Leidens burgerij aan zijne voorouders een démenti geven voor de verdediging der stad tegen Spanje, of zijn zij somtijds in hun recht, die beweren dat de strijd voor de vrijheid eene dwaasheid is geweest, en dat het voorge slacht te laken is omdat door zijn toedoen de naam van Neerlands hoofd en koning is Wilhel mus van Nassau en niet die van den koning van Spanje. Moet Leiden door Brielle en Alkmaar worden overschaduwd, en dat terwijl Leiden alleen stoffelijk voordeel trok uit hare verdediging? Leiden mag zich geen tweede testimonium paupertatis gevenéen is meer dan voldoende. Of hebben we dan niets aan het voorgeslacht te danken? Wat zouden we zijn zonder zijne daden. Moet het niet vereerd worden èn om het geen het in zijn lijd tot stand bracht èn om hetgeen waarvan we nu nog de vruchten plukken Aan wie anders dan aan de voorvaderen zijn we onze koloniën en onzen handel en last not least onze vrijheid verplicht en wat zoude er van ons land geworden zijn zonder de mannen van voor 300 jaar Men vergelijke eens onze academie met die van Salamanca, en het antwoord is ge reed. Neen, men viere een feest, zooals er nog nooit binnen Leidens muren een is gevierd en daar voor zijn twee zaken noodig: eendracht cn geld. Eendracht, want de oude spreuk der Unie van Utrecht blijft ten allen tijde waar: Eendracht maakt Macht. En eendrachtig tusschen alle stan den moeten de dagen van WTillem van Oranje en Van der Werff en van Janus Douza worden herdacht, want ook zij, die toen bij Spanje ston den, zijn nu even goed Hollandsch als de anderen en dan de onverschilligen, die mannen van de exacle wetenschap voor wie ieder enthousiasme een gruwel, iedere feestelijke herdenking van vroegere grootheid een dwaze geldverspilling is, hen late men met hun wrok alleen; zelfs hier in Leiden zijn zij gelukkig niet talrijk. En dan de tweede factorgeld? Zouden we geen geld over hebben om hen te herdenken door wier toedoen de Hollandsche vlag reeds voor honderden jaren aan de Oosterslranden wapperde, geen geld om hen te vereeren, die goed en bloed opoffer den voor de vrijheid, geen geld om den naam te prijzen van hen, die koloniën veroverden maar ze niet verkochten, academiën slichtten maar ze niet sloopten, en geen zilver ter eere van hen, die zilvervloten narnen maar geen zilvermijnen exploiteerden? Neen, voor hen is binnen Leiden nog wel geld te verkrijgendat is een punt van eer voor Leiden. Men behoeft nu geen noodmunt te slaan als tijdens het beleg, maar men zij bij het geven van iederen penning voor het feest van 3 October de spreuk indachtig, die we op de Leidsche noodmunt van 1574 vinden: Haec. libertatis ergo. Dat is om de vrijheid. OCtU(f>OQCt. LEIDEN, II Juni. Naar wij vernemen is de hoogleeraar Mr. J. E. Goudsmit benoemd tot „membre corres- pondant de l'Académie de jurisprudence et de législation de Madrid.'' Het Ned. stoomschip Holland, van het Nieuwediep naar Batavia, is Dinsdag te Southamp ton aangekomen, hebbende 26 uren reis. Alles wel aan boord.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1874 | | pagina 1