LEIDSCH
DAGBLAD.
N0. 4875.
A0. 4874.
Maandag
18 Mei.
STADS-BERICKTEN.
Na de Feestviering.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.
Franco per posln 1.40.
Afzonderlijke Nommers0.02.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIES
Van 16 regelsf 1.05.
Iedere regel meer0.174. T-
Groolere letters naar plaatsruimte.
De BURGEMEESTER van LEIDEN,
Gelet op art. 21 der wet van 4 December 1872 {Staatsblad
n». 434);
Brengt ter kennis van de ingezetenen dat in de afge-
loopen week geene personen aan de Mazelen zijn over
leden.
En geschiedt hiervan openbare aankondiging door plaat
sing in de Leidsche Courant.
Het feestgewoel in de hoofdstad is voorbij en,
wanneer ook de tweede koopstad des rijks den
geliefden Vorst binnen hare veste zal hebben
gezien, zal het zilveren kroningsfeest tot het ver-
ledene behooren. Tot het verledene? Ja, maar
ook tot de toekomst en voor ons, inwoners
van Leiden, die tot onze dagelijksche bezigheden,
tot kalmte zijn teruggekeerd, is de tijd om dat te
bedenken reeds aangebroken.
Wat is het doel van elke feestviering? Zich voor
eenige oogenblikken ie onttrekken aan de beslom
meringen des levens en met vol bewustzijn terug
te denken aan de voorrechten en zegeningen,
genoten in het tijdperk, dat achter ons ligt; zich
met onvermengde blijdschap te verheugen in het
besef dat men door zijn daden en handelingen heeft
bijgedragen om met welgevallen op het afgeloopen
jarental te kunnen terugzien; zich en dit vooral
niet het minst te verbroederen met alle feest
vierenden, die hebben samengewerkt tot het doen
dagen van het heuglijke tijdstip.
Dat heeft ook onze geëerbiedigde Koning
gevoeld, die gedachte heeft hij neergelegd in de
proclamatie, op den 12den Mei tot zijne geliefde
landgenooten en onderdanen in Nederland en zijn
overzeesche gewesten gericht, waarin gesproken
wordt van de gebleken gehechtheid aan orde,
gehoorzaamheid aan de wet, noeste vlijt en onver
flauwde liefde voor den Koning en het Koninklijk
huis. Wij Nederlanders waren het waardig feest
te vieren met Willem III, de wijze waarop wij
het laatste vierendeel eener eeuw hebber, door
leefd gaf er ons het recht toe, en daarin ligt
zeker het geheim van de geestdrift, de eerbied
afdwingende geestdrift, die ons zoogenaamd phleg-
matieke bewoners van Holland in de feestweek be
zielde. De handdruk, ten aanschouwe van de tallooze
juichende menigte in de hoofdstad door den mach
tigen monarch van het Russische rijk aan onzen
Koning geschonken, heeft een diepe beteekenis.
Ja, wel benijdenswaardig moest in de oogen van
den Keizer de derde Koning uit het Huis van Oranje-
Nassau zijn, die door zijn volk als op de handen
wordt gedragen, die geen wachten noodig heeft
als hjj zich begeeft te midden zijner onderdanen,
neen de proclamatie zeide het immers te
midden zijner landgenooten, wiens veiligste be
schutting de liefde en verknochtheid der lands
kinderen is. Komt hij ons thans niet belachelijk
voor, de waan van hen, die gevaar zagen in de
vergadering binnen onze landpalen van een ver-
eeniging, wier doel het is de maatschappelijke
orde te verstoren?
De feestviering dezer week legt ons echter ook
verplichtingen op. Ook daarvan gewaagt de pro
clamatie, waarvan het slot aldus luidt
„Gaan wij zoo, nauw vereenigd, op den tot
hiertoe gevolgden weg voort
„Spannen wij, elk in zijn kring, onze krachten
in om de belangen van het Vaderland, dat ons
dierbaar is, te bevorderen, om het op de plaats,
die het te midden der beschaafde volken inneemt,
met eere te handhaven."
Zien wij terug op de afgelegde baan, dm heb
ben wij ongetwijfeld alle reden om ons in het
verledene te verheugen en kunnen wij, wat
volksgeluk en algemeene welvaart betreft, voor
zeker de vergelijking doorstaan met de meeste,
zoo niet met alle landen van Europa. Maar
daarom mogen wij niet rusten op de verworven
lauweren. Integendeel, de behaalde zegepalmen
op het gebied des vredes moeten aansporen er
nog schoonere, nog meer te veroveren, als
het bereikbaar is. En die mogelijkheid bestaat.
Van niemand kan men volmaaktheid eischen,
maar wel mag men vergen, dat die zooveel doenlijk
worde nagejaagd. Daarin moeten wij, Nederlanders,
elkander behulpzaam zijn, en voorgaan. Met de
hand op het hart zullen wij wel allen willen
bekennen, dat hier of daar nog wel een enkel
vlekje is aan te wijzen, al bestaat er over het
algemeen reden tot tevredenheid.
In de kolommen van ons blad, dat zich niet
met partijschappen inlaat, zouden wij wellicht het
meeste recht hebben er op te wijzen, dat nu en
dan wel eens het algemeen belang uit het oog
werd verloren. Ook in het maatschappelijk leven
kleven ons volk ondeugden aan, die juist bij
feestvieringen 't meest aan het licht komen. Of
hebben wij naast het woord „Oranjefeest" ook
niet het minder welluidend klinkende: „Oranje
bitter" Zie, veel is er goed in ons, Nederlanders,
maar veel ook kon nog beter zijn. Vooruitgang
zij ons aller leuze ook in dat opzicht. De man,
die daarnaar met ernst streeft, viert dagelijks
feest in het verheffend bewustzijn van nauwge
zette plichtsbetrachting. Als dat onze vaste wil
is, dan zullen wij bij een volgend nationaal feest
met geoorloofde zelfverheffing mogen zeggen
De verwachtingen, in de proclamatie van 12 Mei
1874 uitgedrukt, hebben wij niet beschaamd,
maar overtroffen.
LEIDEN, IS Biel.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
Werkhuis alhier opgenomen van 8092 vol
wassen personen en van 2738 kinderen.
Naar wij vernemen zal de heer J. Kehl,
de oudste ambtenaar dezer gemeente, morgen zijn
50jarige ambtsbediening herdenken.
Uit Katwijk aan den Rijn wordt ons ge
meld, dat het door het Instituut te geven vuur
werk, dat prachtig belooft te zijn, morgen bij goed
weder zal worden afgestoken.
Het stoomschip Prins van Oranje is gis
termorgen te vjjf uren te Napels aangekomen, en
zou te twee uren 's middags weder van daar
vertrekken; alles wel.
Het stoomschip Koning der Nederlanden,
kapt. M. C. Braat, is den llden dezer 's middags
van Batavia vertrokken.
Het stoomschip Conrad is hedenmiddag uit
Nieuwediep naar Batavia vertrokken.
Z. M. heeft benoemd bij de orde van den
Nederlandschen Leeuwtot commandeur den Minis
ter van Justitie, den heer De Vries; van Oorlog,
generaal Weitzel; van Binnenlandsche Zaken, den
heer Geertsema; tot ridder den Minister van
Financiën, den heer Van Deldenen tot Groot
kruis der orde van de Eikekroon den Minister
van Koloniën, den heer Fransen van de Putte.
Z. M. heeft benoemd tot ridder derde klasse
in de orde van den Gouden Leeuw van Nassau,
de heeren Mr. H. J. Van Lennep, Mr. F. Th.
Westerwoudt en Mr. H. L. M. Luden en tot
ridder in de orde van de Eikekroon de heeren
P. C. Van Beeck Vollenhoven, Jhr. J. A. Hoeufft,
en C. D. Van der Vliet, allen te Amsterdam.
Z. M. heeft aan den President der Fransche
Republiek, maarschalk Mac Mahon, het Grootkruis
der orde van de Eikekroon geschonken.
De Minister van Oorlog heeft aan de offi
cieren, die gedurende de feesten te Amsterdam
van elders aldaar tijdelijk verblijf hebben moeten
houden, gedurende de eerste 14 dagen van dat
verblijf toegekend den bijslag van Iractement, be
doeld bij art. 3 van 's Konings besluit van den
15 Juni 1867 N° 43 en zulks onverminderd de
toelage wegens verblijf in de hoofdstad.
Onder de feestgaven aan Z. M. den Koning
behoort een levensgroote schilderij van A. Van.
Pelt, te St. Anna, bij Nijmegen. Het doek stelt
voorden Prins van Oranje, het bewind over
ons land aanvaarend na de inneming van Den Briel.
Naar men uit Suriname verneemt heeft de
Commissie, benoemd tot het doen van voorstellen
om 's Konings zilveren kroningsfeest op eene waar
dige wijze te vieren, de voor genoemde kolonie
niet onaanzienlijke som van f 1568.35 uit vrijwillige
inschrijvingen van burgers en militairen ontvan
gen. Zij heeft Z. Ei. den Gouverneur voorgesteld
twee derden van dit bedrag te bestemmen voor
een geschenk bestaande uit eene verzameling
inlandsche vruchten en gewassen, gegroepeerd in
eene kast van Surinaamsche houtsoorten, gemon
teerd met zilver en voorzien van toepasselijke
ornamenten, en dat het overschietende zal strek
ken tot eene Bijdrage tot het houden van volks
feesten te Paramaribo op 12 Mei.
De herinneringsmedaille door de Amster-
damsche feestcommissie Z. M. den Koning aange
boden, van welke plechtigheid wij in een vorig
nommer melding maakten, heeft aan de eene
zijde het borstbeeld van den Koning gekroond
door de Amsterdamsche Stedemaagd en de Muze
der historie. De laatste rust met haar eenen arm
op een gedenksteen waarin gegrift zijn de woor
den: „Koningsfeest 12 Mei 1874."
Op de keerzijde leest men om den buitenrand
van een lauwerkrans: „Het feestvierend Amster
dam op 's Konings Jubilée 184912 Mei 1874"
en binnen den krans:
„Voor iederen Vorst
uit het huis van
Oranje-Nassau
afgebeden,
door
Koning Willem III
het eerst beleefd."
Hedenmiddag heeft in Den Haag de optocht der
jongelieden van het gymnasium en de h. burgerschool
plaats gehad, die geopend en gesloten werd door
muziek. Bij het passeeren van 's Konings paleis
stond Z. M. voor de glazen en werd met geest
drift toegejuicht, gelijk mede de Koningin en de
Prinsen Hendrik en Frederik, wier paleizen de
stoet voorbijtrok. Hedenavond illuminatie.
De jonge meisjes, die den Koning en de
Koningin bij HD. komst in Den Haag met bloe
men bestrooiden en wegens het ongunstige weder,
niet op den feestwagen plaats namen, werden,
alvorens huiswaarts te keeren door den heer Van
der Pijl, op de Plaats, onthaald. Als eene aardige
bijzonderheid daaromtrent kan hier bijgevoegd
worden, dat, toen H. M. de Koningin aan een.
dier meisjes vroeg, of zij het niet koud had, zij
ten antwoord gaf: „Neen, Koningin, want mijn
hart klopt warm voor Oranje."
Naar nader wordt vernomen was 't niet
een Burgerweesjongen die den Koning het kin
dergeschenk overreikte; wel zijn echter ongeveer
de gemelde woorden tot het „Van Speykje" ge-