LEIDSCH DAGBLAD. N°. 4366. A0. 1874. Woensdag 6 Mei. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1. Franco per po41.40. Afzonderlijke Nommers0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven, PRIJS DER ADVERTENTIES Van 16 regelsf 1.05. legere regel meern 0.171. Grootcre letters naar plaatsruimte. STADS-BERICHTEN. Beschrijving van het patentrecht en de personeele belasting voor het dienst jaar 1874/76. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN doen te weten, naar aanleiding van een ontvangen besluit van dén Cormniasaria des Konings in de Provincie Zuid-Hol land, van den lOden Maart jl., Provinciaalblad n°. 37, houdende eenige bepalingen ten aanzien der beschrijving van het Patentrecht voor het dienstjaar 1874/75, alsmede naar aanleiding van een gelijk beslait, van dezelfde dagteekening, Provinciaalblad n*. 36, betrekkelyk de beschrijving der personeele belasting voor het dienstjaar 1874/75; dat op den lsten Mei eerstkomende een aaovaDg zal worden gemaakt met de beschrijving der patentplichtigen, bedoeld by n°. 3740 van tabel n°. 14, zijnde de slijters, tappers, kroeg en koffiehuishouders, waarvoor dc declaratoircn aan de huizen zullen wordeD rondgebracht en na verloop van drie dagen, van wege den ontvanger der directe belastingen, tegen re9u worden afgehaald, en wordt dien patentplichtigen herinnerd de bepaling van art. 2 der Wet van den 24sten April 1843 Staatsblad n°. 16), dat zy hun beroep niet mogen uitoefenen dan nadat zij de helft van hunnen aanslag over het dienstjaar 1874/75 hebben voldaan, en nadat het verschnldigde over het voorgaande jaar ten volle zal zijn aangezuiverd, waarvan zal moeten blijken, alvorens de akten vau patent aan hen kunnen worden afge geven; dat zoodra mogelijk hunne aanslagbiljetten zullen worden bezorgd, de patentbladen in gereedheid gebracht, en die dadelijk moeten worden afgehaald; dat, met uitzondering der bedrijveD, bedoeld bij dc tabel n°. 16 der Wet van den 22sten April 1852 Staatsblad n°. 61), houdeude wijzigingen en uitbreidingen vbd dc ordonnancie op het recht van patent, van den 21aten Mei 1819 Staatsblad n°. 34), de tijd der uitgifte vau de door de patentplichtigen in te vallen verklaringen van aangifte, voor den jare 1874/76 wordt vastgesteld op den 7den Mei aanstaande, en dat de wederinzameling, tegen re$o, door den ontvanger of zijn gemachtigde geteekend, op den achtsten dag na dc uitgifte zal geschieden dat de registers der patentplichtigen, uiterlijk op den 31sten Mei aanstaande, zallen worden gesloten cn er na dien tijd vol strekt geenc verklaringen zullen worden aangenomen wordende ieder patentplichtige bij deze herrinnerd art. 18 der Wet op het recht van patent, van den 21sten Mei 1819, inhoudende„dat zy, die bij het aanbieden of bezorgen der verklaringen van aangifte, of ook bij het terughalen van die, mochten zijn voorbijgegaan, zich niet mogen beroepen op een of ander begaan verzuim, maar integendeel gehouden zijn om zorg te dragen, dat de bij de Wet gevorderde aangiften, ver klaringen cu aanvragen, welke ter invulling aan het kantoor van den ontvanger der directe belastingsn (op do Breêêtraat binnen deze gemeente) verkrijgbaar zijn, door hen in persoon of door hunne gemachtigden, behoorlijk iDgevuld, op den daarby bepaalden tijd, ter zeiver plaatse moeten worden ingediend;" alsmede art. 37 der gemelde wet, houdende: „de aan het recht van patent onderhevige personen, welke, na den afloop van den tijd, tot het doen der aangifte bepaald, bevonden zallen worden zich niet, of door valsche, onnauwkeurige of onvolledige opgave, niet behoorlijk van hunne verplichtingen ten aanzien dier aangiften te hebben gekweten, zullen telken reize, wanneer hun verzuim of overtreding wordt ontdekt, vervallen in een boete van niet minder dan 25, cd niet meerder dan 400 gulden"; dat, met betrekking tot de schippers, schnitenvoerders, enz., in de tabel n°. 16 der Wet van den 22stcn April 1852 Staatsblad n*. 61) voorkomende, de eigenaars, vaste huurders en andere vaste gebruikers van binnenvaartuigen, gebonden zijn om zich van behoorlyk patent te voorzien; dat, tot de door heD daartoe te doene schriftelijke aangiften, zal worden gevaceerd in een der vertrekken van het Raadhuis, van 1 Mei eerstkomende tot uiterlijk den 16den Mei daaraanvolgende, des middags van 12 tot 2 uren, de zon- en feestdagen uitgezonderd, voor zoo verre dat beroep niet in den loop des jaars wordt aangevangen zij worden tevens uitgenoodïgd om de raeetbrievcu hunner vaar tuigen, mits niet ouder zijnde dan vijf jaren, mede te brengen, en al die inlichtingen te geven, die van hen betrekkelyk de ▼aartuigen zullen worden gevorderd, terwyl er na den 16den Mei voormeld geenc verklaringen meer worden aangenomen en de gebrekigen, bij ontdekking, znllen iucurreeren de boete, bepaald Bij artikel 37 der Wet van 21 Mei 1819, hiervoren om schreven dat voorts alle patentplichten, bij tabel n°. 7 der Wet van den 16den Juni 1S32 bedoeld, zijnde inlandscbe en vreemde kramers, welke met kramen, stallen, tafels, enz. hnnne waren in herbergen, huizen, kamers of op openbare markten en ker missen uitstallen, mitsgaders de debitanten in loterijbriefjes en alle handeldrijvende en als kooplieden te belaste personen, welke bonne waren ten verkoop, hetzij in 't klein, hetzy in 't groot, k water of te lande met zich voeren, alsmede de ondernemers van openbare vermakelijkheden, in tabel n°. 15 genoemd, voor zooverre al die patentplichtigen in de algemeene beschrijving voor 1874/75 moeten worden begrepen, gehouden zyn zich ge durende do maand Mei, ter bekoming van hun patent, aan te melden in een der vertrekken van het Raadhuis, des middags van 12 tot 2 uren, de zon- en feestdagen uitgezonderd; zullende na dien tijd geeDe aanvragen meer worden aangenomen, behalve van de zoodanigen, die hun beroep of bedrijf na dien tijd aanvangen cn alzoo in de bijzondere beschrijvingen worden begrepen, welke gehouden zijn, zich dadelijk 'by dien aanvang van patent te voorzien; dat ook op den 7den Mei aanstaande een aanvang zal worden gemaakt met de beschrijving der belasting op het personeel, voor het dienstjaar 1874/75. Zij die, bij het bezorgen der biljetten, of ook bij het terug halen daarvan, zijn overgeslagen, mogen zich in geen geval beroepen op zoodanig verznira, maar zijii integendeel gehobden om de vereischte en behoorlijk ingevulde verklaringen in te dienen ten kantore des ontvangers, alwaar de biljetten ter invulling steeds verkrijgbaar zijn. Een ieder is gehouden de te doene aangifte met zijne handtee- kening te bekrachtigen. Ingeval iemand verklaart niet te kunnen schrijven, zal de ontvanger of zijn gemachtigde, desgevraagd, de invalÜDg in zijnen naam, en ronder daarvoor eenige betaling te kunnen eischenverrichten, met vermelding der redenen waarom, en zal de aangifte door den ontvanger of zijn gemachtigde, in tegenwoordigheid van een derden persoon en met en benevens deze, worden geteekend, na voorafgaande voorlezing. De belastingschuldigen zullen de door ben in betrekking tot de belasting op het personeel te doene aangiften, in het alge meen, behooren in te leveren in die gemeenten, alwaar de be lasting is verschuldigd. Hon echter, wier belasting-voorwerpen naar de vier eersto grondslagen, alle of gedeeltelijk gelegen zijn of zich bevinden in eene andere gemeente dan die waarin zij hnn verblijf hebben, zal het vrijstaan de aaugifte voor allen, mits alsdan voor elke gemeente afzonderlijk, ter plaatse hunner woning of van hun verblijf te bewerkstelligen. Zoo wanneer paarden der vierde klasse door denzelfden belas tingschuldige in verschillende gemeenten worden gehouden, zal hij in elk van deze, het aldaar gehouden wordende aantal behooren aan te geveD. Eindelyk worden de ingezetenen verwittigd, dat tot tegenschat- ters voor meergenoemde belasting zijn benoemd de navolgende personen, als: HENDRIK FILIPPO, PIETER GEORGE HOUTHUYSEN, JAN VAN L1TH, JOHANNES CORNELIS RIJK, GERARDUS RIETBERGEN, ADRIANUS VERHOOG. En wordt deze door aanplakking en door plaatsing in de Leidsche Courant afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 30 April 1874. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Gezien de adressen van: a. Jan Sckeltema, fabrikant, wonende alhier, daarbij verzoekende om naast zijn paar denstal aan het einde van den tuin achter zijn huis ahn den Ouden Singel n°. 58 een mesthak te mogen doen plaat sen; en b. Hendrik Keereweer, meubelmaker alhier, om vergunning tot het doen plaatsen van eene vuring in zijne werkplaats aan de Langebrug n°. 91 Gelet op art. 4 van het Koninklijk besluit van 31 Januari 1824 Staatsblad n°. 19); Doen te weten, dat tot het hooren der eigenaars en be woners van de naast bijgelegene en belendende panden, ten opzichte der informatiën de commodo et incomtnodo, door Burgemeester en Wethouders zal worden gevaceerd op het Raadhuis dezer gemeente, op Zaterdag den 9den Mei aanstaande, 'svoormiddags te elf uren; zullende de belanghebbenden verplicht zijn hunne bezwaren tegen die verzoeken op dien lijd in te brengen, terwijl, bij ver zuim daarvan, zij gehouden zullen worden zich tegen de inwilliging niet te hebben verzet. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 5 Mei 1874. LEIDEN, 5 Wei. Heden zijn alhier bevorderd tot doctor in de rechten de heerenH. J. Jordens, geboren te Deventer, en J. W. Tydeman Jr., geboren te Am sterdam, beiden met Stellingen. Te Leidschendam heeft zich voor het a. s. Kroningsfeest eene Commissie gevormd. Het feest zal op den 28slen Mei met luister worden ge vierd. De gelden, waarover de Commissie voor de feestviering kan beschikken, bedragen onge veer f 900. Door de commissie voor het lager onderwijs in deze provincie werden gisteren in de gymna stiek geëxamineerd 3 candidaten, die allen werden toegelaten, als. mej. B. E. P. Groosjohan, W. S. Kalf en M. C. Leeuwendal, allen uit Den Haag; in het teekenen 5, waarvan toegelaten de heer W. P. Hillen uit Den Haag; in de handwerken 13, waarvan 1 zich onder het examen terugtrok en 9 werden toegelaten, als mej. B. W. H. P. Van Breemen uit Den Haag, (voor nut), J. B. Van Eek, uit LoosduinenA. E. Pickhardt, uit Den Haag, (voor smaak), C. H. Pontier, M. A. W. Eeule (voor nut), E. Schouten (voor nut), C. J. Thierry (voor nut), G. H. Verwohlt (id.,) M. Van Werkhoven, allep uit Den Haag. Door het Hoofd-comité in Nederland van het Roode Kruis is aan de Comités en correspon denten eene circulaire gericht, houdende wederom eenige mededeelingen uit Indië. Daaraan ontleenen wij het volgende: Op den 13den Maart jl. werden 80 lijders in het hospitaal te Batavia opgenomen. Met het stoomschip Soerabaya werden op 16 Maart jl. naar Atjin gezonden2500 pompelmoe zen, 2700 sinaasappelen, 3000 citroenen, 2 kisten lectuur. De heer G. Von Bultzingslöwen, een dei- gedelegeerden van het Roode Kruis, had een vroeger vermelde verzameling ontvangen, en noemde haar prachtig en hoogst welkom. De voorraad pijpen was geheel uitgegeven, en er waren te Batavia niet meer te verkrijgen. Dit gaf aanlei ding tot een telegram naar het Hoofd-comité om 10,000 houten pijpen te zenden, waaraan binnen kort zal worden voldaan. Het spreekt van zelf, dat ook naar Mrkasser, in de noordelijke streken van Celebes, versnaperingen werden gezonden. Aan de lijders werd in de hospitalen schrijfge reedschap verstrekt, ten einde aan hunne betrek kingen te kunnen schrijven. De verpleegden ont vingen met graagte van eenige boekhandelaren en anderen gelezen jaargangen van Engelsche, Fransche en Duitsche illustratiën, die wegens de platen de meeste afleiding verschaften. Aan zoodanige lectuur was steeds behoefte. Het Hoofd comité kan met genoegen mededeelen, dat gelde lijke bijdragen van de Comités en van vele bijzon dere personen voortdurend inkomen, en met de grootste erkentelijkheid ontvangen worden. Op die wijze voortgaande, zal het Hoofd-comité aan de aanvragen uit Indië steeds geregeld kunnen voldoen. Het kindergeschenk aan Z. M. den Koning- zal te Amsterdam op 13 Mei, te halfelf, op het Paleis aan Z. M. worden aangeboden. Het centraal- comité zal daarbij tegenwoordig zijn, doch de eigenlijke aanbieding zal door kinderen plaats hebben. Twintig kleinen, allen uit Amsterdam, 10 jongens en 10 meisjes zijn daartoe uitgekozen. Een der jongens zal Z. M. den Koning toespreken, een der meisjes het geschenk overhandigen. Ook Prof. Slracké, de ontwerper van het cadeau, zal bij de aanbieding tegenwoordig zijn. In den brief, waarin Z. M. heeft toegestaan dat hem het geschenk op de voorgeschreven wijze worde overhandigd, verklaarde de Vorst diep geroerd te zijn door de hartelijke gevoelens van de Nederlandsche kinderen. Z. M. zou, met de commissie, ook gaarne zijn lieve en trouwe „kleine onderdanen" ontvangen. Omtrent de op 12 Mei jarige kinderen wordt het volgende gemeldDen 25sten April werd het verzoek tot Z. M. gericht, om op den feestdag hem door vier of vijf dezer kleinen een naamlijst te mogen aanbieden van de 733 kinderen, die zich aangemeld hebben, vergezeld van al hun brieven en van eenige portrelten. Z. M. heeft op dit verzoek nog niet beschikt en men ver wacht dat de Koning op andere wijze de hulde der jarige kinderen zal ontvangen, wijl hij op den feestdag zelf geen gelegenheid schijnt te zul-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1874 | | pagina 1