LEIDSCH
DAGBLAD.
N°. 4361
A0. 1874.
Donderdag
30 April.
DE H00GEW0ERDSP00BT.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommcrs0.02.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS PER ADVERTENTIES
Van 16 regelsf 1.08.
Iedere regel meer0.17$.
Groolere letters naar plaatsruimte.
STADS-BE KICK TEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LETDEN bren
gen bij deze ter algeraeene kennis, dat het stedelijk Museum
van Schilderijen en Oudheden in de Lakenhal op den Ouden
Singel met aanvang van Vrijdag den laten Mei e. k. voor het
pnblkk wordt opengesteld. Het Museum kan worden bezichtigd
pp alle werkdagen, van des voormiddags 10 tot des namiddags
4 oren en des Zondags zonder betaling van *9 middags 12 tot
4 oren.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 27 April 1874.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN,
Gezien het adres van Johannes De Haas, Kruidenier,
wonende binnen deze gemeente, houdende verzoek om in
het pakhuis in de Koesteeg N°. 7 een rookhok te mogen
doen plaatsen;
Gelet op art. 4 van het Koninklijk besluit van 31
Januari 1824 (Staatsblad n°. 19);
Doen te weten, dat tot het hooren der eigenaars en be
woners van de naast bijgelegene en belendende panden,
ten opzichte der informa'.iën de commodo et incommodo, door
Burgemeester en Wethouders zal worden gevaceerd op
bet Raadhuis dezer gemeente, op Maandag den 4den
Mei aanstaande, 'svoormiddags te elf uren; zullende
de belanghebbenden verplicht zijn hunne bezwaren tegen
dat verzoek op dien tijd in te brengen, terwijl, bij ver
zuim daarvan, zij gehouden zullen worden zich tegen de
inwilliging niet te hebben verzet.
Burgemeester en Wethouders voorn.,
v. d. BRANDELER, Burgem.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 29 April 1874.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Leiden bren
gen bij deze ter kennis van de ingezetenen dat de bepa
lingen der Algemeene Politieverordening van den 24sten
October 1867, betrekkelijk de vestiging der woonplaats
in en de verhuizing binnen de gemeente, zijn de
volgende:
Art. 50. Zij, die overeenkomstig de bepalingen van het
Koninklijk besluit van den Öden November 1801 (Staats
blad n°. 95) aangifte hebben gedaan van het overbrengen
van hunne werkelijke woonplaats van elders naar deze
gemeente en daarvan eene verklaring hebben gedaan aan
het bestuur dezer gemeente, ontvangen van die verklaring
een bewijs, hetwelk zij binnen 24 uren aan den heer der
gebuurte binnen welke zij zijn komen wonen, vertoonen.
Deze teekent het voor gezient en schrijft het in zijn re
gister in.
Art. 51. Ieder die binnen deze gemeente verhuist, is
verplicht daarvan, binnen eene maand na de verhuizing,
aangifte te doen op het bureel van den burgerlijken
stand, en daarbij al datgene op te geven, wat tot de in
vulling van het bevolkingsregister noodzakelijk is. Hij
ontvangt van die aangifte een bewijs, hetwelk hij binnen
24 uren aan den heer der gebuurte, binnen welke hij is
komen wonen, vertoont; deze teekent het voor gezien en
schrijft het op zijn register in.
Hij is mede verplicht, binnen ééne maand na zijne ver
huizing, daarvan kennis te geven aan den heer der ge
buurte, welke hij verlaten heeft.
ft Art. 52. Ieder, die een gedeelte van een door hem be
woond huis verhuurt of aan anderen in gebruik afstaat,
is verplicht daarvan, binnen veertien dagen nadat die
huur of dat in gebruik geven een aanvang genomen heeft,
op het bureel van den burgelijken stand aangifte te doen.
Bij ontruiming van het gehuurde of van het in gebruik
gegevene, is hij, mede binnen veertien dagen, tot aangifte
daarvan gehouden.
Art. 53. Bestuurders van gestichten van liefdadigheid,
hofjes of andere inrichtingen, in welke men zonder beta
ling van huur als inwoner wordt opgenomen, zenden vóór
of op den vijfden van elke maand aan den heer der
gebuurte, binnen welke het gesticht gelegen is, een staat
der verandering in, welke in de vorige maand in het
personeel der onder hen staande inrichting hebben plaats
gehad.
Art. 54. Overtreding van de in dit hoofdstuk gegeven
'voorschriften, gelijk ook het niet behoorlijk doen der ge
vorderde opgaven, wordt, onverminderd het bepaalde bij
Kop. besluit van den 3den November 1861 (Staatsblad
N*. 95) gestraft met eene geldboete van één tot drie gulden.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 29 April 1874.
Er zijn in den laatsten tijd bij ons te lande
stemmen opgegaan om te wijzen op het gebrek
aan kunstzin b'y ons, Nederlanders, en op de
algeheele verwaarloozing van zoovele kunstschat
ten, die, in musea bijeengebracht, zoo krachtig
zouden kunnen bijdragen tot ontwikkeling van het
vooral bij de volksklasse sluimerende, om niet te
zeggen uilgedoofde schoonheidsgevoel. "Wie met
ons het met leedwezen heeft gadeslagen hoe ver
wij in dat opzicht bij andere natiën achterstaan,
wat vooral op de Weener tentoonstelling duide
lijk aan het licht kwam zal de pogingen toe
juichen, in het werk gesteld om in deze verbe
tering aan te brengen. De zaak is gewichtig genoeg,
ook uit een stoffelijk oogpunt. Waar kunstzin in
het algemeen ontbreekt, zal men dien ook niet
kunnen toepassen bij het vervaardigen van zoo
vele voorwerpen, waarvoor niet alleen soliditeit,
maar ook sierlijkheid en schoone vormen een
aanbeveling, ja een onmisbaar vereischte zijn.
Ter bereiking van dat doel kunnen musea
ongetwijfeld veel bijdragen, maar van die, welke
er bestaan, wordt zeker niet zoo menigvuldig en
door zoovelen gebruik gemaakt als men het recht
mocht hebben te verwachten. En de reden daar
van? Men gevoelt geen behoefte aan kunstgenot,
en dat is niet te verwonderenonze omgeving
wekt er ons niet toe op, ja 't is of schier al het
mogelijke wordt uitgedacht om ons oog eiken dag
slechts op de platste, meest smakelooze, eentonigste
vormen te doen rusten.
In dat opzicht zijn wij in den laatsten tijd zeer
zeker niet vooruitgegaan. Een oppervlakkige ver
gelijking onzer nieuwerwetsche woonhuizen met
gebouwen uit vroeger tijd strekt daarvan ten be
wijze; de eerste zijn plat van vorm, als waren
't zoovele pakkisten met hier en daar een opening,
of waar men al eenige afwisseling heeft trachten
aan te brengen, is dat veelal in onnatuurlijken
zin geschied; vandaar b. v. kleine vensters gelijk
vloers, waarop het bovengedeelle van het huis
met zijne onevenredig groote ramen als een looden
last schijnt te drukken; verder overal dezelfde een
tonige kleur. Hoeveel afwisseling daarentegen in
zoo menig oud gebouw, met trapgevels en boogven
sters, met verhevenheden en verdiepingen in de
verschillend getinte bouwmaterialen; gebouwen,
waarbij men niet naar den ingang behoeft te
zoeken, zooals dat bij onze tegenwoordige huizen
maar al te dikwijls het geval is met de naar een
der hoeken verwezen voordeur.
En niet genoeg dat onze hedendaagsche bouw
kundigen ons met zulke kunstlooze producten op
schepen; ook het weinige schoons dat wij uit de
dagen van weleer nog bezitten, willen zij ons
ontrooven. Door een waar wandalisme, een echte
vernielingszucht bezield, trachten zij de fraaie
monumenten uit een vroeger tijdperk te doen
slechten, als vreesden zij dat die daar stonden als
een bestendig protest tegen hun gemis aan schoon
heidsgevoel.
Ook onze stad bedreigt zulk een verlies;'t geldt
thans onzen lezers is het bekend de schoone
Hoogewoerdspoort, waaromtrent, zooals ook in
onze kolommen vermeld werd, in Mei 1669, ruim
tien jaren na het leggen van den eersten steen,
„van de geregte dezer stede goedgevonden (werd
dat zij) tot meerder cieraad derselver stede verder
(zou) worden opgebout met een toren'ge". Zou
't niet beschamend zijn voor ons, Leidenaars der
19de eeuw, als het bleek, dat wij niet bij machte,
of onwillig waren om te onderhouden wat onze
voorzaten voor ruim 200 jaar tot 6tand brachten?
Ook het belang van onze gemeente brengt het
behoud der Hoogewoerdspoort mede. In de nabu
rige residentie schijnt men te wedijveren in het
zoeken naar middelen om de gegoede, niet aan
een vast verblijf gebonden ingezetenen van daar
te verjagen. Die allen moeten wij tot ons lokken,
en dat doel kunnen wij niet beter bereiken dan
door te toonen dat het ons ernstig streven is de
sleutelstad te verbeteren men denke aan het
rioolstelsel en ook te versieren of liever de
bestaande sieraden niet roekeloos te vernietigen.
In een stad als de onze, wier hoogeschool het
zinnebeeld is van verlichting en beschaving, mag
men verwachten dat ook van gemeentewege iets
zal worden gedaan ter bevordering van kunstzin
en schoonheidsgevoel. Uit dat oogpunt beschouwd,
erlangt de vraag over het behoud of de slooping der
schoone Hoogewoerdspoort een diepe beteekenis.
LEIDEN, 29 April.
De tweede luitenants der infanterie van het
Oost-Indisch leger D. La Feber, J. H. J. Reiche,
J. F. H. Janssen, E. P. C. Sol, F. P. O. Döderlin
de Win, K. W. Steinmetz, A. Picard, A. Ernste,
F. P. H. Roersch, J. A. H. Kirchner, J. Beets,
J. C. R. Schenck, S. Menno, A. Van den Bran-
deler, J. P. Moorrees, F. A. Le Grand en M. E.
J. Van den Bossche zullen den 16den der vol
gende maand hunne bestemming naar Java vol
gen met het via Suez derwaarts bestemde stoom
schip Conrad.
De kapitein H. Van den Bosch van het
3de en de luitenant J. P. A. de Kleijn van het
lste regiment infanterie zijn door den Minister
van Oorlog overgeplaatst bij het 4de regiment
en bestemd voor het 2de bataljon alhier in
garnizoen.
Van de miliciens die den 4den Mei a. s.
alhier zullen worden ingelijfd, worden er een
lOOtal bestemd voor het 2de bataljon 4de regi
ment infanterie die even als vorige jaren, door
gebrek aan localiteit tijdelijk te Gouda bij het
depot zullen worden gekazerneerd. Den lsten
Mei a. s. vertrekken van hier de lste luitenant
adjudant C. Herber en 25 onderofficieren en kor
poraals om aan die miliciens de noodige instruc
tie te geven. Dit personeel en de voor het 2de
bataljon bestemde miliciens keeren medio Juli
alhier terug, doordat er dan weder ruimte is ge
maakt door het vertrek met groot verlof van de
miliciens van de lichting 1873.
De groote schietwedstrijd van „Neerlands
Burgerwacht" ondervindt van alle zijden de meest
gewenschte deelneming. Er zal aan deelgenomen
worden, behalve door de feestvierende vereeniging,
door de 8 regimenten inf., het reg. gren. en
jagers, min. en sapp., het instructie-bat., 4 reg.
huzaren en de rijdende artillerie; de schutteryen
van Amsterdam, Alkmaar, Amersfoort, Breda,
Doesburg, Gouda, 's-Gravenhage, 's Hertogenbosch,
Hoorn, Leiden, Schiedam, Tiel, Utrecht en Vlaar-
dingen; de scherpschuttersvereenigingen Rotter
dam, 's-Gravenhage, van de Veluwe, afd. Apel
doorn en Arnhem, en die van Groningen, de
weerbaarheid van Utrecht en Schiedam, Vereeni
ging tot vrijwillige oefening in den wapenhandel
te Deventer en Wageningen, de Utr. Studenten
vereniging, Frederik Hendrik te Delft, Eendracht
te Vlaardingen, Prins van Oranje te Hoorn, de
Zwijger te Utrecht, Vereeniging Alkmaar. Vereeni-