LEIDSCH
DAGBLAD.
N°. 4305.
A0. 1874.
Zaterdag
21 Februari.
STADS-BERICHTEN.
OOK EEN LOTERIJ.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.
Franco per posl1.40.
Afzónderlijke Nommers..0.02.
Deze Courant wordt dagelijksmet uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven,
TRIJS DER ADVERTENTIES:
Van 16 regels.1.Q5,
Iedere regel meer.n 0.17J.
Groolerc letters naar plaatsruimte.
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Brengt ter kennis van de ingezetenen dat de landmeter
belast met den velddienst in het arrondissement Leiden
het voornemen heeft in het begin der volgende week deze
gemeente te bezoeken tot opmeting van de kadastrale
veranderingen voor het loopende dienstjaar.
Er geschiedt hiervan af kondiging door plaatsing in de
Leidsche Courant.
De Burgemeester voornoemd,
(get.) v. d. BRANDELER.
Leiden, 21 Februari 1874.
Menigmaal hoort men veroordeelende stemmen
opgaan tegen geldloterijen inj't algemeen, en meer
in het bijzonder onze staatsloterij, als onzedelijke
inrichtingen, die de spaarpenningen van den werk
man verslinden, enkele gelukkigen ten ko9te van
tal van teleurgestelden verrijken en de werkader
verstoppen, daar de hoop op een gemakkelijk le
verwerven winst den lust in moeilijk uit te voe
ren arbeid maar al te dikwijls doet verflauwen.
Verre van ons den handschoen te willen opne
men voor de bestreden instelling; echter is dat
afkeurend oordeel zeker niet geheel vrij te plei
ten van overdrijving. De meesten die hun geluk
in de loterij beproeven, zullen er wel hun laatste
penningen niet aan wagen, en hem, die in de
hoop op een gunstige wending van het rad der
fortuin met de handen in den schoot blijft zitten,
zal het, ook zonder dat hij de loterijkans waagt,
wel aan het noodige overleg en verstand ontbre
ken om ooit een welgesteld man te worden. Maar
dezelfde wisselvalligheid en onzekerheid, die bij
het loterijspel heerscht, valt ook bij andere dage
lijks voorkomende zaken op te merkelf, al is het
dan niet in zoo groote mate, en wel bij aanbe
stedingen en verpachtingen.
Die gebruiken mogen op een billijken grond
slag berusten immers zij zijn het uitvloeisel
der in onze dagen allerwegen gehuldigde concur
rentie zij laten in de practijk dikwijls veel te
wenschen over. Tijd, geld en hoedanigheid, ziedaar
de drie hoofdfactoren, die bij een aanbesteding
in aanmerking komen. Wil men een huis laten
bouwen men gunt het, en terecht, aan hem die
aanneemt het voor de kleinste som binnen den
kortsten tijd zoodanig op te leveren, dat ook het
materieel en de wijze van bewerking aan zekere
gestelde eischen voldoen. Die overeenkomst bevat
op zichzelve niets onbillijks, en toch is zij eenigs-
zins met een loterij gelijk te stellen. Een groot
aantal aannemers dingt in den regel bij een aan
besteding rnede; de concurrentie is dus groot, en
het gevolg daarvan is dat de belanghebbenden
hunne voorwaarden binnen de engst mogelijke
grenzen bepalen. Zij kunnen volgens de op hun
inschrijvingsbiljetten voorkomende cijfers een bil
lijke winst maken. Valt nu het werk mee, dan
gaat alles goed, en de aannemer verdient dik
wijls meer dan hem rechtmatig zou toekomen
hij een buiten aanbesteding uitgevoerd werk, met
andere woorden hij trekt een hoogen prijs uit de
aanbestedingsloterij. Gesteld echter alles slaat hem
tegen, er doen zich ongunstige omstandigheden
voor, waarop niet altijd te rekenen valt en
zij kunnen vele zijn, als stijging van den prijs
der materialen of van de werkloonen, slecht te
bewerken terrein enz. dan trekt de aannemer
een niet, maar al te dikwijls op een lot dat hem
heel wat heeft gekost, en niet zelden wordt hij
er geheel bij geruïneerd. Wie zal nu beweren
dat aanbestedingen geen loterijen zijn?
Billijkheidshalve moeten wij er bijvoegen dat
de aanbesteder, vooral wanneer hij een corporatie,
b. v. een gemeentebestuur vertegenwoordigt, veelal,
indien daarvoor gegronde redenen bestaan, bij
ongunstigen uitslag den aannemer een toelage
toekent, maar die schadeloosstelling is dan een
premie verleend aan den dikwijls al te lichtvaar-
digen ten nadeele van. den meer soliden inschrij
ver, die uithoofde van de grootere juistheid zijner
cijfers ook meer aanspraak had op de toewijzing.
Hetzelfde jeldt van .verpachtingen, en juist met
het oog daarop schreven wij deze regelen. Onlangs
toch werd aan den pachter van den tol aan den
Rijnsburger vliet een schadeloosstelling toegekend
van f 1200. Met opzet hebben wij gewacht die
zaak in ons blad te bespreken totdat de beslis
sing in deze was gevallen. Wij kunnen ons zeer
goed begrijpen hoe moeilijk het voor een consciën
tieus lid van den gemeenteraad moet zijn ge
weest over dat voorstel zijn slem uit te brengen.
Het gold hier toch een beschikking over pen
ningen uit de gemeentekas, door de belasting
betalende burgers opgebracht, en dat wel ten
bate van een door het gemeentebestuur aange
steld persoon, boven hetgeen hem rechtmatig
toekwam. Nu is éen van beiden waar: öf de
verpachting heeft plaats gehad volgens een onjuislen
grondslag, en daarvoor zou pleiten de omstandig
heid, dat in dezelfde raadszitting tot een wijziging
van het tarief van den tol aan den Rijnsburger-
vliet werd beslotenóf wel de pachter had door
beter waarneming van zijn bediening er ook meer
voordeel uit kunnen trekken, wat men zou moeten
opmaken uit den loop der discussie en misschien
ook uit het feit dat er een zitting met gesloten
deuren werd gehouden. Wellicht ook heeft men
hier te doen met eene vereeniging van beide
omstandigheden. Zooveel is zeker dat dit feit een
bewijs is voor onze stelling dat ook verpachtingen
een soort van loterij zijn. Bij weigering der scha
deloosstelling zou men het gevaar hebben ge-
loopen een van gemeentewege aangesteld persoon
ondanks zijne bewezen diensten een aanmerkelijke
schade te berokkenen, wat zeker hoogst afkeu
renswaardig zou zijn. Niet minder waar is het
echter dat men thans aan den pachter uit de
gemeentekas een som heeft toegekend, tot wier
betaling men niet wettelijk vei plicht was.
Een dergelijk, ofschoon meer gecompliceerd
geval, doet zich thans voor ten opzichte van den
directeur van het Haagsche operagezelschap, die
zich tot den gemeenteraad aldaar heeft gewend
met het verzoek om subsidie. Ofschoon de zaak
voor Leiden niet van rechtstreeksch belang is, ver
dient zij toch de opmerking, dewijl dat gezel
schap ook hier ter stede nu en dan voorstellingen
geeft.
Aanbestedingen, verpachtingen en wat dies
meer zij, hoe wenschelijk ook als middel ter be
vordering der concurrentie, zijn en blijven een
soort van loterij, wier wisselvalligheid men wel
zal doen, door nauwgezette berekening der voor
waarden van weerszijden zoo gering mogelijk te
maken.
LEIDEN, 20 Februari.
De spreekbeurt in de vergadering van de
„Maatschappij lot Nut van 't Algemeen" werd
gisteravond vervuld door den weleerw. zeergel.
heer Dr. E. Laurillard, van Amsterdam. Een groot
aantal belangstellenden was opgekomen, zoo zelfs
dat de groote zaal van het Nutsgebouw nog te klein
was: wel een bewijs dat onze vroegere stadgenoot hier
ter stede niet alleen nog tal van vrienden telt, maar
ook hoezeer hij als redenaar wordt gewaardeerd.
Spreker had tot onderwerp zijner rede gekozen „de
kunst in de poëzie" en hield in den vorm van
een praatje zijne hoorders en hoorderessen eenige
oogenblikken op onderhoudende wijze bezig
met onze rijke en schoone moedertaal en
toonde aan hoe zoowel vroeger als lal er vele
onzer dichters op de schoonste wijze van haar
rijkdom wisten gebruik te maken, maar wees er
ook door menig, soms komisch voorbeeld op, hoe
aan den anderen kant onze taal op de jammer-
lijkste wijze, o. a. ook door de liefde van sommi
gen om steeds uilheemsche woorden te gebruiken,
verminkt en miskend wordt. Als een bewijs hoe
eigenaardig en kunstig ook onze voorouders van
hunne taal wisten gebruik te rnaken, haalde spr. o. a.
aan de bekende dichtregelen voorkomende boven
de poort van het stadhuis alhier en betrekking-
hebbende op het beleg en ontzet, en waarvan
het middelste vers 129 letters bevat, juist het
getal dagen dat Leiden belegerd is geweest, terwijl
de hoofdletters, daarin voorkomende, het getal
1574 voorstellen, zijnde het jaar der belegering,
enz. Nu had rnen hier wel, gelijk met zoo menig
grafschrift, die getallen veel eenvoudiger kunnen
aangeven, door enkel cijfers te gebruiken; doch
wanneer men alles wat men zeggen wilde, op de
kortst mogelijke wijze uitdrukte, zou er in onze
maatschappij al zeer weinig gesproken worden en
dat zou ongetwijfeld ook zijne kwade zijde hebben.
Men wachte zich evenwel voor overdrijving en
leene tevens, zoomin mogelijk hij vreemden, wat
onze moedertaal zelve zoo ruimschoots aanbiedt.
Na de pauze droeg de begaafde redenaar eenige
zijner dichtregelen voor, getiteld: „een contrast
in het menschelijk leveu," waarin ons aan1 de
eene zijde de diepste armoede en de reinste deugd,
en aan den anderen kant de grootste verkwisting
en de uitgelatensle en losbandigste vreugd op treffende
wijze werden geschilderd. Vervolgens vergastte hij
zijn aanzienlijk gehoor op nog eene andere vrucht van
zijff dichterlijk genie, die bovendien met het voor
gaande zelve een contrast vormde en waarin spr. op
de hem eigene wijze „een kermistocht" van een
boerenechtpaar beschreef.
Talrijk waren de toejuichingen, die de spreker
bij het einde zijner voordracht mocht ontvangen:
een bewijs hoe dankbaar men hem was voor de
nuttige en aangename oogenblikken, door hem
verschaft.
Over de maanden October, November en
December zijn aan het postkantoor alhier bezorgd
de volgende brieven naar het buitenland die
wegens onbekendheid der adressanten niet bezorgd
zijn kunnen worden:
Noord-AmerikaP. Spierenburg te Grand Rapis.
België: E. Mols te Antwerpen; I. Paul en Co.,
I. Coppard, I. C. Krol en A. Van Hilten, allen
te Brussel; Z. M. Dercksen te Leuven. Duilsch-
land: Rünkel te Coin; B. Weeser te Cleve; H.
W. Herman (2 stuks) te Crefeld; Eduard Vogel
le Dresden; E. Furnstein te Elberfeld; C. Rueb
te Straatsburg. Engeland: W. Penfold, Lakue en
Go. beiden te Londen. Frankrijk: Mej. L. Betting,
W. H. L. Steenstra Toussaint, Levy Hilmy en
W. H. I. Vos, allen te Parijs. Italië: F. I. J.
Schmidt te Venetië. Zwitserland: J. B. De Con
stant Rebecque te Montreux; C. Rueb te Vevey;
E. Siegenbeek van Heukelom te Zurich.
A. s. Woensdag zal het gunstig bekende
Florentijner Quartett, dat door zijne uitvoeringen
in andere plaatsen zooveel roem heeft verworven,
zich ook in de Stadszaal alhier doen hooren^