niet nalaten te zeggenHoe jammer, kind, dat gij ze niet op rente hebt gezet, dan had ik nu minstens ƒ700 gehad. Of niets, hernam de vrouw, die wist dat haar man „dik in de Oost Hongaren zat." De man wreef zijn neus. Hij was geslagen. Ter zake van oplichtingen ten na- deele van verschillende personen in de kantons Oss en Grave en elders woonachtig, en voor desertie, is P. S. te A., huzaar bij het depot- escadron van het 2de regiment, bij sententie van het hoog militair gerechtshof, van den militairen stand vervallen verklaard en veroordeeld tot '18 maanden cellulaire gevangenisstraf, welk vonnis gisteren in het openbaar is uitgesproken. In de Nadorstlaan te Rotterdam is gisteren een 3jarig knaapje verbrand door het vlam vatten zijner kleeren. Het kind was door de moeder aan eene buurvrouw ter bewaking gegeven deze, een boodschap moetende doen, had het knaapje met haar eigen dochtertje van gelijken leeftijd op eene kamer opgesloten; de kleinen, alleen gelaten, wisten zich meester te maken van lucifers, en zóo waren de kleeren van het knaapje in brand geraakt. Bij haar terugkomst vond de vrouw het kind, dat haar toevertrouwd was, als een lijk terug, terwijl haar eigen kind ongedeerd was gebleven. Bij vonnis van de Rechtb. te Brielle van 12 September 1873 is zekere photograaf en depothouder veroordeeld ter zake van, zonder als apotheker of geneeskundige tot het afleveren van geneesmiddelen bevoegd te zijn, een doosje Urba- nuspillen en eenige wormkoekjes te hebben ver kocht. De veroordeelde voorzag zich tegen dit veroordeelend vonnis in hooger beroep, en, nadat het door hel Hof van Zuid-Holland bevestigd was, tegen dat bevestigend arrest in cassatie. De Hooge Raad heeft nu bij arrest van 9 Februari jl. dat beroep in cassatie afgewezen, en derhalve den verkoop van nagenoeg alle geheime geneesmidde len door winkeliers enz. strafbaar verklaard. Gisternacht brak te Utrecht in een perceel, dat voor een gedeelte^gebruikt wordt voor magazijn van sigaren en verder tot kantoor dient voor de firma v. Spanje en v. Hagen, een hevige brand uit, zoodat het geheel uitbrandde. Hoewel de spuiten redelijk spoedig water konden geven, was de brand zoo ernstig, dat men van lieverlede de vlammen de overhand zag krijgen. Reeds begon de lijst van het naaststaand huis te branden en werden ook de verdere huizen bedreigd, ofschoon de daken met brandzeilen waren gedekt, toen de breede waterstraal, wel niet zoo spoedig als men had gehoopt, maar toch met te meer afdoend effect, op de brandende massa en de nevensstaande gebouwen werd geleid, zoodat deze, behalve betrek kelijk geringe schade, werden behouden en ook in 't brandende perceel de vlammen werden bedwongen. Algemeen werd de goede uitwerking van de stoombrandspuit erkend en geroemd. De tweede stoombrandspuit bekwam gedurende de werking eenige stoornis, zoodat zij geen dienst doen kon. Te Amsterdam zal, zooals reeds vroe ger korlelijk is meegedeeld, het brandwezen een algeheele hervorming ondergaan. De stad wordt door een buizennet telegraphisch verbonden, in drie kringen, die alle met een hoofdstation en de wachtposten van de brandweer, zoomede met het hoofdbureel der politie in verband staan. Op 150 plaatsen zullen brandschellen geplaatst worden. Deze toestellen, even vernuftig als eenvoudig, heb ben ieder een nummer; ontstaat er brand, dan heeft men zich slechts naar 't naast bijzijnde huis waar een brandschel is geplaatst, te begeven, even wordt er aan de schel getrokken en aan 't hoofd station weet men tegelijkertijd in welken om trek de brand is. Door den electrischen stroom wordt namelijk tevens het nummer aangegeven der schel die 't sein gaf. Terstond wordt bevel gegeven tot gereedmaken, terwijl men aanvraagt of hulp noodig is; wordt die verlangd dan staat alles reeds gereed en twee minuten nadat de schel het eerste teeken heeft gegeven, verlaat de spuit met slangen, personeel enz. in twee goed bespannen wagens het station, zoodat in een minimum van tijd, hulp op het terrein aanwezig is. Het geheele systeem schijnt daarop berekend te z'yn, bij den aanvang van den brand reeds liulp te kunnen verleenen en dan zal het slechts in hoogst zeldzame gevallen tot een brand van eenige afmeting komen. INGEZONDEN. Mijnheer de Redacteur! Eenige dagen van huis geweest zijnde, komt mij eerst heden in handen uw geacht dagblad van 11 dezer, waarin de heer Fabius zich in een ingezonden stuk beklaagt over het Leidsche plebs en de Leidsche politiemacht, bij gelegenheid van den feestdag van Maandag 9 dezer. De aristo cratische toon, waarin dat stuk gesteld is, getuigt van diepe verontwaardiging, die zeker door ieder weldenkend ingezetene zou worden gedeeld, ware hier niet, zooals veeltijds gebeurt, de zaak over dreven, en het kwaad gezocht daar waar het niet bestaat; het is toch zoo gemakkelijk op hoogen toon te berispen en anderen de schuld te geven voor gevolgen waarvan de oorzaak in eigen boezem schuilt. Wat is gebeurd? Een ooggetuige, die alles heeft gadegeslagen, deelt hierover het vol gende mede: Maandag 9 dezer bewogen zich eenige studenten als beesten verkleed op de Breestraat en het Rapenburg, doch ik kan be paald verzekeren,niet te hebben gezien, dat die verkleede studenten door het Leidsche plebs wer den gehinderd, noch de. „grofste beleedigingen" en ergerlijkste baldadigheden hebben moeten onder vinden. De als beesten gekleede studenten waren vroolijk, doch daar vroolijkheid contagieus is, was het Leidsche plebs dat ook, en de jongens liepen joelende en schreeuwende de rijtuigen na; ziedaar alles wat op de Breestraat en op het Rapenburg is geschied. De sierlijk uitgedoste student op een velocipède heeft, voor zoover ik heb gezien, noch van de zijde van het plebs, noch door de wel willende medewerking van het publiek, aan de „grofste beleediging" blootgestaan, en is er al iets gebeurd, dan zal die sierlijk uitgedoste stu dent, hetzij dame of heer, het wel aan zichzelf te wijten hebben gehad. Nimmer gebeurt er toch iets met de studenten, tenzij zij er zelf aanleiding toe geven; en dit zal ook wel het geval zijn ge weest met dien verkleeden student, die zegt, dat de panden van zijn rok zijn gescheurd. Heeft die heer ook soms een van het Leidsche plebs met zijn stok geslagen? (want ondanks alle respect voor hoogere standen, wil het Leidsche plebs dat toch maar in het geheel niet verdragen.) En nu die student, die volgens den heer F. plotseling van zijn hoofddeksel werd beroofd. Heeft die heer dat hoofddeksel (door de een of andere reden) niet langer kunnen ophouden, zoodat het hem ontvallen is? en is dat hoofddeksel niet dooreen van het Leidsche plebs opgeraapt, die het rijtuig naliep om het terug te geven 't Is wonder dat de heer F. niet zegt, dat het de schuld van het plebs is, dat een zoon van de hoogere standen door topzwaarte aan de Mare uit het rijtuig viel. Heeft het plebs hem misschien overvoerd, of kwam dit wellicht door de sneeuwballetjes van den confiseur Sasse? En wat is nu op de Aalmarkt gebeurd? Niets! Letterlijk niets! Ik heb gezien dat mis schien 200 menschen van het Leidsche plebs op de straat stonden voor de woning van den con fiseur Sasse, maar wat deden die menschen? Ze keken naar de prachtige tafel die aangericht stond voor de zonen van de hoogere standen; zij be wonderden die tafel, totdat twee agenten kwamen, die hun verzochten dat elk zijns weegs zou gaan, aan welk verzoek onmiddellijk werd voldaan, zoo dat de agenten konden vertrekken, want er was niets te doenzijn er eenige straatjongens ge weest, die met sneeuwballen hebben gegooid, 't is mogelyk, maar dan is dat ook het gevolg ge- .weest van uitdrukkingen door die hoogere standen gebezigd, zooals „ga uit den weg ploerten, ge meen canaille enz. enz. enz." Maar moet men nu voor dat alles de politie verantwoordelijk stel len? Immers neen! Het gaat toch niet aan ten genoege dier „hoogere standen" het politiepersoneel zoodanig uit te breiden, dat de politie-agenten overal kunnen zijn en alles kunnen overziendan waren er op zoo'n dag als genoemden feestdag wel 200 noodig. De heer F. zegt o. a.dat de laagste klasse toont alle „piëteit voor de hoogere standen" te hebben uitgeschud. Wal bedoelt Z.E". daarmede? Zou Z.E. bij geval ook denken dat de hoogere standen bevoegd zijn de volksklasse allerlei ver nederingen en beleedigingen te kunnen aandoen? Als Z.E. in dat denkbeeld verkeert, dan dwaalt hij, dank zij de revolutie van 1789. Dat er in Leiden veel gemeen bestaat, wie zal het ontken nen? Maar in welke groole gemeente bestaat dat niet? En het valt nog te bewijzen of het plebs hier gemeener is dan elders. En toch is bij de volksklasse alle gevoel van „piëteit voor de hoogere standen" nog volstrekt niet uitgeschud, maar dan moeten die hoogere standen zich hunner waardig gedragen, en toonen door woorden en handeling boven het plebs verheven te zijn, hetgeen vol strekt niet geschiedt, als die zoogenaamde „hoogere standen", als beesten verkleed, allerlei dolle, soms zedekwetsende streken uithalen, hetgeen door den heer F. zeer naïef „geestigheid van opvatting of nelheid van uitvoering" wordt genoemd. Dat de jongelui tusschenbeide pret houden, wie zal het laken? Daarvoor zijn zij jong en deelen in de voorrechten van een onbekommerd en zorgeloos leven, maar laten zij dan de volks klasse ongemoeid laten en niet schelden of slaan, dan kunnen zij verzekerd zijn hunne genoegens onverdeeld te kunnen smaken. Het Leidsche plebs moge gemeen zijn, toch worden door hen geen schandalen aan de huizen der ingezetenen gedaan, doch dit doen wel som mige zoons uit hoogere standen. Hoe dikwijls staan onze huizen 's nachts niet bloot door hen te worden beschadigd, en wat hooren wij niet dikwerf dat hier een bordje uit het deurkozijn is gebroken, en daar scheltrekkers zijn ontvreemd, die als zegeteekenen worden medegenomen naar hunne woning en tot kurketrekkers vervaardigd; hoe groot zou wel de politiemacht moeten zijn om daartegen te kunnen waken? Welke fatsoenlijke vrouw of meisje durft 's middags voorbij de Sociëteit te gaan En hoe dikwijls gebeurt het niet dat fatsoenlijke menschen die 's middags de Sociëteit moeten passeeren, wor den gemolesteerd, als die zonen der hoogere standen, op de straat, tot zelfs op de groote steenen voor de Sociëteit zitten? Doch genoeg hiervan. Honderden voorbeelden zouden van dergelijke feiten kunnen worden bijgebracht. Het doel van dit schrijven is alleen om aan te toonen dat de voorstelling van den heer F. te sterk gekleurd is, en dat, zoo de in zijn oog hoogere standen zich te beklagen hebben over het plebs, zij het voor l6/,6 aan zich zeiven hebben te wijten. Een Leidsch ingezetene. KOLONIËN. BATAVIA, 8 Januari. Uit een by de Regeering ontvangen telegraphisch bericht van den assistent-resident van Benkoelen, blijkt dat zeer waarschijnlijk de muiteling Burniat lam is, en koit geleden met zekeren Saip naar het Palembangsche is gevlucht, alwaar hij vele bloedverwanten heeft. Drie patrouilles zijn uitge zonden om hem te vatten, terwyl de premie, voor zijne gevangenneming uit te betalen, is ver hoogd tot ƒ1000 en voor ieder der andere muite lingen tot ƒ100. Het openbaar Ministerie had tegen S. D., die den 30sten December jl. voor den Raad van Justitie alhier terechtstond, beschuldigd van valsch- heid in onderhandsch geschrift, bij herhaling ge pleegd, vijf jaren tuchthuisstraf geëischt. De Raad van Justitie sprak heden het vonnis uit en ver oordeelde, in aanmerking nemende de aangevoerde verzachtende omstandigheden, den beklaagde tot éen jaar gevangenisstraf en 50 boete. Te Samarang is bericht -ontvangen, dat de kapitein der infanterie T. E^C. Merens, van het tooneel des oorlogs naar Padang vervoerd, in het hospitaal aldaar aan eene hersenziekte be zweken is. Zr. Ms. stoomschip Swnalra is bestemd een tocht te maken langs de West- en Noord kust van Celebes en de Oostkust van Borneo, waarna deze bodem naar Makassar zal terugkeeren om nadere orders. Op de Talaut-eilanden hebben zich een paar Europeanen neergezet, om tabak, koffie, enz. te planten. Ten dien einde hebben ze Javanen en Minahassers geworven en naar hun onder neming overgebracht. Die menschen schijnen op de schandelijkste wyze misleid en mishandeld te zijn. Een twaalftal althans is naar Menado ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1874 | | pagina 2