LEIDSCH
DAGBLAD.
I
N°. 4297.
A0. 1874.
Donderdag
12 Februari.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.02.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTEXTÏEK
Van 1—6 regelsf 1.05.
Iedere regel meerB 0.174.
Grooterc letters naar plaatsruimte.
STADS-BERICHTEN.
Loting voor de Nationale Militie.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN,
Gezien het besluit van den Commissaris des Konings
in deze provincie, van den 19den Januari 1874, A n°.
200 (2de afd.), Provinciaal blad n°. 10, houdende regeling
van de Loting voor de Nationale Militie
Gelet op de bepalingen der Wet van den 19den Augus
tus 1861 Staatsblad n°. 72), alsook op die van Zijner
Majesteits besluit van den 8steu Mei 1862 (Staatsblad n°. 46);
Doen te weten: dat de Loting der in het vorig jaar
binnen deze gemeente voor de Nationale Militie ingeschre
venen, en alzoo voor hen die geboren zijn in het jaar
1854, zal geschieden in een der vertrekken van het Raad
huis, op Dinsdag, Woensdag en Donderdag den 17, 18 en
19den Februari aanstaande, telkens des morgens te hal/tien
dat deze Loting in eene alphabetische volgorde der
namen van de ingeschrevenen zal plaats hebben, en wel:
op Dinsdag den 17 Februari 1874,
voor de ingeschrevenen wier familienaam begint met de
letter A tot en met de letter G,
op Woensdag den 18 Februari 1874,
voor de ingeschrevenen wier familienaam begint met de
letter H tot en met de letter R,
en op Donderdag den 19 Februari 1874,
voor de ingeschrevenen wier familienaam begint met de
letter S tot en met de letter Z.
Voorts, dat bij art. 33 der Wet is bepaald, dat voor den
ingeschrevene, die niet is opgekomen, het nommer kan
gelrokken worden door zijn vader, moeder of voogd, ter
wijl, is ook deze niet opgekomen, alsdan het trekken ge
schiedt door den Burgemeester of het lid van den Raad
der gemeente, waar de loteling is ingeschreven
dat ingevolge art. 34 de opgekomen ingeschrevene,
dadelijk na het trekken van zijn nommer, de redenen
van vrijstelling opgeeft, die hij meent te hebben.
Het opgeven van deze redenen kan door zijn vader,
moeder of voogd geschieden, zoo deze tegenwoordig en de
ingeschrevene niet opgekomen is.
Wijders, dat tot het opmaken der getuigschriften, ver
meld bij art. 53, tot het bekomen van vrijstelling wegens
broederdienst of op grond van te zijn eenige wettige zoon
(welke getuigschriften worden afgegeven op de getuigenis
van twee bij den Burgemeester bekende en te goeder
naam en faam staande ingezetenen, die zich ieder voorde
waarheid van het daarbij verklaarde, door mede-onder-
teekening, verantwoordelijk stellen), de gelegenheid be
staat ter Secretarie dezer gemeente, op Dinsdag den 24
en Vrijdag den 27sten Februari aanstaande, van 's voor-
middags tien tot 's namiddags drie uren.
En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Courant van
den 5den en den 12den Februari 1874 afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 4 Februari 1874.
DE IJK DER GASMETERS.
i.
Wijdden wij vóór ettelijke weken aan het hoofd
van ons blad eenige regels aan een voor velen
onzer lezers belangrijk onderwerp, den ijk der
gasmeters, thans vinden wij in een brochure van
onzen stadgenoot, den hoogleeraar P. L. Ryke,
aanleiding om daarop terug te komen.
In den aanvang van dat geschrift herinnert de
geachte auteur dat hij, door den heer Fock als
Minister van Binnenlandsche Zaken uitgenoodigd
om een algemeenen maatregel van inwendig be
stuur voor de verdere regeling van den yk der
gasmeters te ontwerpen, bij de toezending van
<iat ontwerp, waarin de overneming van de En
gelsche regeling werd voorgesteld, den raad voegde
het stuk aan het oordeel van eenige gasfabrikanten
en vervaardigers van gasmeters te onderwerpen.
De van deze heeren ingekomen antwoorden waren
over het algemeen ongunstig, en geen wonder!
Bij aanneming van het ontwerp toch moesten de
meeste gasmeters worden gewijzigd. Een na het
aftreden van den heer Fock door den heer Thor-
hecke met de enquête belaste commissie beval,
met afkeuring der Engelsche, de Fransche rege
ling aan. Ons komen de door den hoogleeraar
m zijn brochure aange\oerde gronden zoo bondig
voor, dat wij niet aarzelen ze hier kortelijk terug
te geven, overtuigd als wij zijn dal, wordt een
maal tot den ijk der gasmeters overgegaan, 't van
het hoogste belang is dat men daarbij den maat
staf volge, die de meest mogelijke waarborgen
schenkt voor juistheid, inzonderheid voor de gas-
verbruikers zoo gewenscht.
De aanwijzingen van den natten gasmeter zijn
alleen bij een bepaalde hoeveelheid water juist te
achten; meer water in het instrument geeft een
miswijzing ten nadeele van den verbruiker, minder
ten nadeele van den gasfabrikant. Verschil in
temperatuur geeft aanleiding dat het water óf in
hoeveelheid kan toenemen, öf verminderen boven
dien gieten de bedienden der gasfabrieken er ge
woonlijk meer water in dan noodig is voor de
normale hoogte van den waterspiegel.
De vlotter, die, komt het water beneden
zeker peil, begint te dalen, den gastoevoer be
lemmert en eindelijk geheel afsluit, benevens
de siphon of hevel, waarin het hoven zeker
peil gestegen water overloopt, hetgeen het
dansen en ten slotte het uitgaan der lichten
veroorzaakt zijn twee instrumenten in den
gasmeter, welke die miswijzingen kunnen beper
ken, maar van welker behoorlijke werking men
zich alleen kan overtuigen door twee proefne
mingen, éen bij laagsten, éen bij hoogsten water
stand. Dit nu is de Engelsche beproevingswijze,
de eenige volgens schrijvers duidelijk betoog,
waardoor „voorgoed een einde wordt gemaakt aan
de hedriegelijke handelingen, waaraan sommige
fabrikanten zich schuldig maken."
In België en Duitschland daarentegen brengt
men aan den natten gasmeter den zoogenaamden
régulateur aan, een omgebogen buis, die in
gemeenschap staat met een door een schroef ge
sloten opening. Die schroef maakt men los, giet
zooveel water in den meter dat het door den
régulaleur langs de zijopening uitvloeit, sluit als
dan die opening en beproeft in dien toestand
den meter.
Die wijze van onderzoek, de Fransche, wordt
door de commissie aanbevolen. Ongelukkig echter
zullen de aanwijzingen van het in dienst gestelde
werktuig alleen dan juist zijn, wanneer het water
op dezelfde hoogte staat als bij de beproeving.
Te Londen nu let wel op, lezer! bewaart
men een gasmeter, die voor den gasfabrikant
vriendelijk genoeg was 100 pCt. ten nadeele van
den verbruiker te wyzen, doordien de niet onder
zochte siphon eerst begon te werken bij een veel
te hoogen waterstand. Volgens zulk een maatstaf
loopt men dus de kans, voor f 100 verbruikt
gas f 200 te moeten voldoen. Niet onaardig,
vooral voor ons, Leidenaars, die het gaslicht toch
al tamelijk duur moeten betalen.
Wel brengt de commissie hiertegen in, dat
rnen zich tegen verlies ten gevolge van te hoogen
waterstand kan waarborgen door het water te
doen afloopen door het uitnemen der daartoe aan
alle natte meters aangebrachte schroef, maarzij
vergeet dat zij zelve den hoogleeraar gasmeters
ten onderzoek toezond waaraan de zijschroeven
ontbraken en, zijn zij al aanwezig, dan nog is
het altijd de vraag, in hoever de gasverbruikers
met haar doel bekend zijn; sommigen hunner
toch verklaarden den schrijver, dat men hun
altijd had gezegd, „dat in een gasmeter niet te
veel water aanwezig kan zijn." Er zijn zelfs voor
heelden van, dat directeurs van gasfabrieken die
zyschroef verzegelden, ja de bedienden der fabrie
ken krijgen veelal in last, na het sluiten der
zijschroef nog een zekere hoeveelheid water bij
te gieten, bewijs genoeg dat men er op vertrouwt,
dat de gebruiker de schroef niet zal openen.
Wel voert de commissie hiertegen aan dat
door den ijker een gebruiksverklaring zal moeten
worden afgegeven, aan den huurder ter hand te
stellen, maar zoodoende komt men tot de onge
rijmdheid, het gebruik te wettigen van een toestel
waarmee bedrog kan worden gepleegd als men
het voorschrift van het document niet volgt, of
schoon men door een andere methode van onder
zoek alle bedrog kan buitensluiten. Bovendien,
welken waarborg heeft men, dat de gasmeter
nimmer zonder gebruiksverklaring zal worden
afgeleverd?
LEIDEN) 11 Februari.
De 11. Maandag te Amsterdam gehouden
vergadering der letterkundige afdeeling van de
Koninklijke Academie van Wetenschappen werd
geheel ingenomen door de spreekbeurt van den
heer Leemans, die welwillend de plaats vervulde
van den voor deze vergadering bestemden spreker,
die verhinderd was aanwezig le zyn. Vóór daartoe
werd overgegaan, deelde de heer Harting, na de
lezing der notulen, nog mede, dat in de vorige ver
gadering door den heer Knoop ten onrechte aan
mevr. De Staël toegeschreven was het woord:
„Tout comprendre serait tout pardonner"; het was
hem gebleken, dat bij mevr. De Staël in geheel
anderen samenhang als waarin deze spreuk ge
woonlijk gebezigd wordt, gelezen werd; „Tout
comprendre rend trés indulgent." Verder legde de
secretaris de eerste aflevering over van eene
nieuwe uitgaaf van den catalogus, waarin voor
de eerste maal de manuscripten der Academe
waren opgenomen.
Hierop verkreeg de heer Leemans het woord, die
de prachtige afbeelding van den tempel van Boro-
Boedor op Java overlegde, waarvan éen exemplaar
door den Minister van Koloniën aan de boekerij
der Academie was ten geschenke gegeven. De
heer Leemans schetste de bezwaren, die hij dezen
kostbaren, veeljarigen en moeitevollen arbeid hadden
moeten overwonnen worden. Hij heeft daarvan
rekenschap gegeven in de inleiding tot den tekst
der bij de platen behoorende uitlegging. Aan de
verdiensten van den heer Brumund, maar vooral
van den heer Wilsen, werd rechtmatige hulde
gebracht. Enkele hoofdpunten, welke bij de ver
klaring in aanmerking komen, werden vervolgens
door den heer Leemans besproken, naar de ver
gevorderde tijd dwong hem zich bij enkele platen
le bepalen. Nadere bijzonderheden zijn zonder die
platen zeiven niet wel voor mededeèling vatbaar.
De vergadering eindigde met de belangelooze
opoffering van tijd en moeite, welke de heer Leemans
zich in het belang dezer kostbare onderneming
getroost had, levendig te erkennen. De geschiedenis,
hoe dit prachtwerk eindelijk na vele jaren voor-
bereidens tot stand is gekomen, is door hem zeiven
in zijne verklaring uiteengezet. Het werk is thans
geheel compleet, op den Franschen tekst na, welke
bewerkt wordt door Ds. Van Hamel te Botterdam.
Door den inspecteur van het Lager Onderwijs
in Zuid-Holland wordt in zijn korte aanteekeningen
betreffende eenige wenschelijke verbeteringen van
de wet op het Lager Onderwijs voorkomende in
de Nieuwe Bijdragen, voorgesteld het bekende
art. 23 der wet aldus te lezena. Aan de openbare
school wordt geen onderricht in eenige godsdienst
leer gegeven. De onderwijzers ontwikkelen de
verstandelijke vermogens der leerlingen en trachten
hen vatbaar te maken voor die zedelijke begrippen,